ECLI:NL:RBAMS:2021:3118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5503
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning AOW-pensioen aan gehuwde met duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-pensioen. [eiser] had een AOW-pensioen aangevraagd dat hem was toegekend op basis van de gehuwdennorm, terwijl hij van mening was dat hij recht had op een AOW-pensioen voor alleenstaanden, omdat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote die in het buitenland woonde. De Svb had eerder op 29 april 2020 een AOW-pensioen aan [eiser] toegekend, maar verklaarde het bezwaar van [eiser] ongegrond in een besluit van 10 september 2020. Tijdens de zitting op 20 april 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft [eiser] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij en zijn echtgenote wel degelijk duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor duurzaam gescheiden leven, aangezien [eiser] en zijn echtgenote nog steeds contact met elkaar hadden en zich naar buiten toe als echtpaar presenteerden. De rechtbank heeft de argumenten van [eiser] over schending van mensenrechten en het vertrouwensbeginsel verworpen, en geconcludeerd dat de Svb terecht het AOW-pensioen naar de gehuwdennorm had toegekend. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5503

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. T.A. Vetter),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

( [gemachtigde] ).
Partijen worden hierna [eiser] en de Svb genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 29 april 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) aan [eiser] toegekend.
Met het besluit van 10 september 2020 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via een videoverbinding (Skype) op
20 april 2021. [eiser] heeft deelgenomen aan de Skype-zitting, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiser] is op 30 april 2008 gehuwd met [naam echtgenote] (hierna: de echtgenote). [eiser] heeft vanaf 9 augustus 2008 tot 17 juni 2010 met zijn echtgenote op de Filipijnen samengewoond. Sinds 17 juni 2010 wonen [eiser] en zijn echtgenote niet langer samen. [eiser] woont in Nederland en zijn echtgenote woont nog op de Filipijnen.
2. Met het primaire besluit is aan [eiser] een AOW-pensioen toegekend per 17 augustus 2020 naar de norm voor gehuwden. [eiser] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De Svb heeft het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard. Volgens de Svb heeft [eiser] recht op een AOW-pensioen voor gehuwden omdat hij gehuwd is. Er is volgens de Svb geen sprake van duurzaam gescheiden leven. [eiser] heeft namelijk nog contact met zijn echtgenote. Zij presenteren zich naar anderen als echtpaar. [eiser] en zijn echtgenote hebben een gezamenlijke bankrekening en [eiser] betaalt maandelijks een bedrag in de kosten van het levensonderhoud van zijn echtgenote. Bovendien wil de echtgenote naar Nederland komen en indien dit niet lukt is [eiser] van plan om naar de Filipijnen te gaan.
3. [eiser] stelt dat er wel sprake is van duurzaam gescheiden leven en dat hij daarom recht heeft op een AOW-pensioen voor een alleenstaande. Volgens [eiser] is met de toekenning van een AOW-pensioen voor een gehuwde zijn eigendom ontnomen. Dit is in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag inzake de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens [eiser] is er ook gehandeld in strijd met het discriminatieverbod op grond van artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR) omdat [eiser] een AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden krijgt en niet naar de norm voor een alleenstaande. [eiser] voert aan dat er ook is gehandeld in strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat [eiser] erop mocht vertrouwen dat hij een AOW-pensioen voor een alleenstaande zou krijgen op basis van de informatiefolders. [eiser] voert verder aan dat het niet duidelijk is waarom bij de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO) wel wordt uitgegaan van de feitelijke woon- en leefsituatie en dit niet zo is bij de AOW.
Wettelijk kader
4. Artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, bepaalt dat als ongehuwd mede wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
5. Artikel 9, eerste lid, van de AOW bepaalt onder andere dat de AOW een bruto-ouderdomspensioen kent voor zowel de ongehuwde als de gehuwde pensioengerechtigde.
Het oordeel van de rechtbank
6. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] is van duurzaam gescheiden leven sprake als de toestand is ontstaan dat, na verbreking van de echtelijke samenleving, ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste één van hen als bestendig is bedoeld. In het algemeen kan worden aangenomen dat na het sluiten van een huwelijk de betrokkenen de intentie hebben een echtelijke samenleving aan te gaan.
7. De toets die de CRvB aanhoudt is streng. Duurzaam gescheiden leven moet ondubbelzinnig blijken uit de feiten en omstandigheden. Het is aan [eiser] om deze aannemelijk te maken.
8. Ten aanzien van het duurzaam gescheiden leven acht de rechtbank het volgende van belang. Op de zitting heeft [eiser] verklaard dat hij en zijn echtgenote dagelijks contact met elkaar hebben via Skype. Op het formulier ‘onderzoek woonsituatie’ heeft [eiser] ingevuld dat zij zichzelf naar buiten toe als echtpaar presenteren. [eiser] en zijn echtgenote hebben een gezamenlijke bankrekening en [eiser] betaalt maandelijks een bedrag aan zijn echtgenote voor de kosten van haar levensonderhoud. [eiser] en zijn echtgenote hebben ook de intentie om weer samen te gaan wonen in Nederland. Als het niet lukt om samen te gaan wonen in Nederland wil [eiser] naar de Filipijnen om daar samen te gaan wonen. Uit deze feiten tezamen blijkt naar het oordeel van de rechtbank niet ondubbelzinnig dat [eiser] en zijn echtgenote duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft dus terecht een AOW-pensioen naar de norm voor gehuwden aan [eiser] toegekend.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM niet geschonden. Er kan alleen sprake zijn van ‘ontneming’ als er eerst sprake is geweest van eigendom. Aan de vraag of er sprake is van ontneming gaat de vraag vooraf of [eiser] recht heeft op een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande. Zoals hiervoor overwogen heeft [eiser] naar het oordeel van de rechtbank geen recht op een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. Dit eigendom kan hem dan dus ook niet worden ontnomen.
10. [eiser] stelt dat er sprake is van schending van artikel 14 van het EVRM en artikel 26 van het IVBPR. Uit vaste rechtspraak van de CRvB [2] volgt echter dat het onderscheid tussen gehuwden en ongehuwden gerechtvaardigd is. Daarbij kan de gehuwdennorm ook gelden voor ongehuwd samenwonenden en de ongehuwdennorm ook voor gehuwden die duurzaam gescheiden leven. [eiser] heeft geen argumenten aangevoerd waarom in zijn geval anders zou moeten worden geoordeeld dan in de vaste rechtspraak van de CRvB. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep op het discriminatieverbod dus niet.
11. [eiser] heeft aangevoerd dat de Svb in strijd met het vertrouwensbeginsel heeft gehandeld, omdat uit de informatiefolders volgt dat hij recht heeft op een pensioen naar de norm voor een alleenstaande. De rechtbank volgt [eiser] hierin niet. In de informatiefolders staat niet dat [eiser] , in zijn situatie, recht heeft op een AOW-pensioen naar de norm voor een alleenstaande. Bovendien geldt uiteindelijk wat de wet hierover heeft bepaald.
12. [eiser] heeft ook nog aangevoerd dat hij niet begrijpt waarom bij de AIO wordt gekeken naar de feitelijke woon- en leefsituatie, terwijl dit niet het geval is bij de AOW. De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de AIO een ander wettelijk kader geldt en dat in deze procedure alleen de bepalingen uit de AOW van toepassing zijn. Om die reden slaagt deze beroepsgrond al niet.
Conclusie
13. De Svb heeft terecht een AOW-pensioen aan [eiser] toegekend naar de norm voor gehuwden. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiser] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3083.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:330.