In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van een AOW-pensioen. [eiser] had een AOW-pensioen aangevraagd dat hem was toegekend op basis van de gehuwdennorm, terwijl hij van mening was dat hij recht had op een AOW-pensioen voor alleenstaanden, omdat hij duurzaam gescheiden leefde van zijn echtgenote die in het buitenland woonde. De Svb had eerder op 29 april 2020 een AOW-pensioen aan [eiser] toegekend, maar verklaarde het bezwaar van [eiser] ongegrond in een besluit van 10 september 2020. Tijdens de zitting op 20 april 2021, die via een videoverbinding plaatsvond, heeft [eiser] zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij en zijn echtgenote wel degelijk duurzaam gescheiden leven. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor duurzaam gescheiden leven, aangezien [eiser] en zijn echtgenote nog steeds contact met elkaar hadden en zich naar buiten toe als echtpaar presenteerden. De rechtbank heeft de argumenten van [eiser] over schending van mensenrechten en het vertrouwensbeginsel verworpen, en geconcludeerd dat de Svb terecht het AOW-pensioen naar de gehuwdennorm had toegekend. Het beroep van [eiser] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.