ECLI:NL:RBAMS:2021:311

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2021
Publicatiedatum
2 februari 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 29
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening tegen last onder bestuursdwang voor gebruik caravan als slaapplaats in Amsterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, bestaande uit meerdere personen, hebben bezwaar gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, waarbij hen een last onder bestuursdwang is opgelegd. Deze last houdt in dat zij niet binnen de gemeente Amsterdam op of aan de weg de caravan als slaapplaats mogen gebruiken of in de caravan mogen overnachten. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen reden was om aan de rechtmatigheid van de bestreden besluiten te twijfelen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het beroep op het vertrouwens- en gelijkheidsbeginsel niet slaagde en dat het niet onevenredig was dat de last op heel Amsterdam van toepassing was.

De feiten van de zaak zijn als volgt: verzoekers verbleven tot 27 februari 2017 met hun caravans op een locatie in Amsterdam, waar zij een huurovereenkomst hadden. Na ontruiming van deze locatie door de gemeente, zijn verzoekers zelf verantwoordelijk voor een legale verblijfplaats. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekers sinds de ontruiming op de hoogte waren van de illegale status van hun verblijf en dat handhaving van de last onder bestuursdwang gerechtvaardigd was. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de huidige coronacrisis en de medische situatie van een van de verzoekers geen bijzondere omstandigheden vormden die aanleiding gaven om van handhaving af te zien. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de last onder bestuursdwang niet verder gaat dan herstel van de overtreding en dat de handhaving niet onevenredig is.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/29

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker 1]

[verzoeker 2]
[verzoeker 3]
[verzoeker 4], te Amsterdam, verzoekers
(gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. [naam en naam] ).

Procesverloop

Bij drie afzonderlijke besluiten van 16 december 2020 (de bestreden besluiten) heeft verweerder aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd om niet binnen de gemeente Amsterdam op of aan de weg de caravan als slaapplaats te gebruiken of in de caravan te overnachten.
Verzoekers hebben tegen de bestreden besluiten bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen in de zin dat het bestreden besluit wordt geschorst in afwachting van het besluit op bezwaar.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 januari 2021. [verzoeker 1] en [verzoeker 2] waren aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

Feiten en besluitvorming
1. Verzoekers verbleven tot 27 februari 2017 met andere familieleden met hun caravans aan de [adres] te Amsterdam. Zij hadden daar een huurovereenkomst van tien jaar met de gemeente Amsterdam. Op 27 februari 2017 is die standplaats door de gemeente ontruimd vanwege achterstallige betalingen. Na deze ontruiming heeft [burgemeester] aangegeven dat voor meerderjarige familieleden zonder minderjarige kinderen geen interventie meer zal plaatsvinden vanuit de gemeente Amsterdam voor een woon- of verblijfslocatie. Deze familieleden zullen op eigen gelegenheid in een legale woon- of verblijfslocatie moeten voorzien.
2. Verweerder heeft met drie afzonderlijk besluiten van 4 september 2018 aan verzoekers een last onder dwangsom opgelegd om niet binnen de gemeente Amsterdam op of aan de weg de caravan als slaapplaats te gebruiken dan wel in de caravan te overnachten. Als op 10 september 2018 niet aan de last werd voldaan, werd een dwangsom verbeurd van € 2.500,- per constatering met een maximum van € 15.000,-. Met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juli 2020 [1] staan deze dwangsombesluiten in rechte vast.
3. Op 26 november 2020 om 22:00 uur zijn een verbalisant van de politie Eenheid Amsterdam en een handhaver van verweerder naar de locatie aan de [straat] kruising [weg] gegaan en hebben zij geconstateerd dat verzoekers met hun caravans op die plek aanwezig waren. De bevindingen zijn neergelegd in het ondertekende proces-verbaal van 30 november 2020.
4. Op 3 november 2020 heeft verweerder een voornemen tot bestuursdwangbesluiten aan verzoekers kenbaar gemaakt.
5. Met de bestreden besluiten is aan verzoekers een last onder bestuursdwang opgelegd om niet binnen de gemeente Amsterdam op of aan de weg de caravan als slaapplaats te gebruiken dan wel in de caravan te overnachten. Indien verzoekers niet vóór 15 januari 2021 aan de last voldoen, dan zal de gemeente de caravans van verzoekers verwijderen. De kosten van de bestuursdwang zijn voor rekening van verzoekers. De lasten onder dwangsom van 4 september 2018 worden met de bestreden besluiten ingetrokken. Inmiddels zijn vijf van de zes te verbeuren dwangsommen verbeurd. Dit heeft tot de conclusie geleid dat met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het dwangsombesluit niet zal zorgen voor beëindiging van de overtreding.
6. In aanloop naar de zitting heeft verweerder toegezegd de bestreden besluiten op te schorten tot de uitspraak van de voorzieningenrechter.
Standpunten partijen
7. Verzoekers voeren tegen de bestreden besluiten aan dat de last een te grote reikwijdte heeft door deze op heel Amsterdam van toepassing te laten zijn. Verzoekers hebben hun wortels en familie in Amsterdam en zoon [naam] wordt in een Amsterdams ziekenhuis behandeld voor MS. Omdat verweerder verzoekers een tijd op deze plek heeft laten staan, mochten zij er op vertrouwen dat het legaal was. Verzoekers menen dat verweerder ten onrechte niet wil legaliseren of wil meewerken aan een andere legale plek voor verzoekers. Het is volgens verzoekers onevenredig om met een last onder bestuursdwang op te treden zonder dat een alternatief geboden wordt. Daarbij kunnen verzoekers met de huidige coronacrisis en lockdown nergens heen. Verzoekers hebben ten slotte een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel, omdat aan bepaalde familieleden en de stadsnomaden wel een (alternatieve) legale plek is geboden.
8. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoekers sinds de ontruiming aan de [adres] zelf verantwoordelijk zijn voor een legale verblijfplaats binnen of buiten Amsterdam. Door de dwangsombesluiten van 4 september 2018 wisten verzoekers dat hun huidige verblijfplaats niet legaal is of zou worden.

Oordeel voorzieningenrechter

9. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gaat de voorzieningenrechter na of onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist. De voorzieningenrechter geeft slechts een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. Als de voorzieningenrechter over de rechtmatigheid van de bestreden besluiten geen twijfel heeft, wordt het verzoek afgewezen. De Afdeling heeft met de uitspraak van 15 juli 2020 de dwangsombesluiten van 4 september 2018 rechtmatig geacht. In onderhavige zaak is sprake van nagenoeg dezelfde feiten en omstandigheden als in de procedure met betrekking tot de dwangsombesluiten. Ook worden nagenoeg dezelfde gronden aangevoerd. De voorzieningenrechter ziet daarom geen reden om in deze voorlopige voorzieningenprocedure niet aan te sluiten bij het rechtmatigheidsoordeel van de Afdeling in de zaken over de dwangsombesluiten.
Moest verweerder van handhaving afzien?
10.1
Tussen partijen is niet in geschil dat verzoekers het verbod zoals neergelegd in artikel 2.20 van de APV 2008 [2] overtreden door de kruising van de [straat] met de [weg] te gebruiken als slaapplaats dan wel daar te overnachten. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van een bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Verder kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
10.2
Verweerder heeft zich nadrukkelijk op het standpunt gesteld dat voor legalisering in dit geval geen ruimte is. Daarmee resteert de vraag of handhavend optreden van verweerder in dit geval onevenredig zou zijn. In de navolgende overwegingen beantwoordt de voorzieningenrechter deze vraag.
11. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de Afdeling heeft geoordeeld [3] dat niet is gebleken dat verweerder in het algemeen onvoldoende inspanningen verricht om te zorgen voor woonwagenstandplaatsen. De Meerjarenaanpak voorziet in de ontwikkeling van nieuwe locaties. Naast de algemene standplaatsen zijn er plekken voor speciale doelgroepen zoals Roma en Sinti. Als deze doelgroepen zich niet aan de afspraken houden met de gemeente, vallen die zij terug op de algemene woonwagenstandplaatsen. Daarbij moet men zich inschrijven op een wachtlijst om daarvoor in aanmerking te komen.
12. Verzoekers mochten er verder niet op vertrouwen dat verweerder hun verblijfplaats zou legaliseren. Met de dwangsombesluiten van 4 september 2018 en de daarop volgende invorderingsbesluiten was zeer duidelijk dat verweerder daartoe niet bereid is. Van de zijde van verweerder zijn ook geen toezeggingen of andere uitlatingen gedaan of gedragingen verricht waaruit verzoekers konden afleiden dat de situatie gelegaliseerd zou worden.
13. Aangezien verzoekers al lange tijd weten dat hun verblijfplaats niet legaal is en dat zij een legale verblijfsplaats moeten vinden, is een beroep op de huidige coronacrisis en lockdown onvoldoende bijzonder om nu van handhaving af te zien. Ook de medische toestand van [naam] en de behandelingen en onderzoeken in het VUMC zijn, zoals ook de Afdeling in de eerdergenoemde uitspraak van 15 juli 2020 al had overwogen, niet dusdanig bijzonder dat van handhaving moet worden afgezien. De medische behandeling wordt niet onmogelijk gemaakt door de last onder bestuursdwang. Verzoekers kunnen ook vanaf een legale verblijfsplaats binnen of buiten Amsterdam naar het ziekenhuis reizen voor behandelingen en onderzoek.
14. Ook met het beroep op het gelijkheidsbeginsel herhalen verzoekers een al bij de Afdeling naar voren gebrachte en verworpen grond. Met de Afdeling oordeelt de voorzieningenrechter dat dit beroep geen aanleiding vormt om van handhaving af te zien. De familieleden die een alternatieve locatie aangeboden hebben gekregen, betreffen gezinnen met minderjarige kinderen. Dat is niet het geval bij verzoekers. Aan de stadsnomaden wordt een speciale legale/gedoogde plek geboden zolang zij zich aan de afspraken met verweerder houden. Verzoekers zijn in het verleden afspraken met verweerder niet nagekomen en zijn voor een woonwagenstandplaats daarom aangewezen op de algemene plaatsen.
15. De voorzieningenrechter is van oordeel dat handhaving in dit geval niet zodanig onevenredig is dat daarvan moet worden afgezien.
Is de last onder bestuursdwang te ruim?
16. Een last mag niet verder gaan dan herstel van een overtreding. [4] In de bestreden besluiten worden echter geen verplichtingen gecreëerd die niet al bestonden. Ook is de last slechts gericht op herstel van overtreding van artikel 2.20 van de APV 2008. De voorzieningenrechter acht het niet onevenredig dat de last voor de gehele gemeente Amsterdam geldt, nu verzoekers afgelopen jaren op verschillende illegale plekken in de gemeente Amsterdam hebben gestaan.
Conclusie
17. De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de rechtmatigheid van de bestreden besluiten. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af.
18. Voor een veroordeling in de proceskosten of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van der Zweep, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Te vinden op uitspraken.rechtspraak.nl onder ECLI:NL:RVS:2020:1618.
2.Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Amsterdam gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid 2008.
3.Zie rechtsoverweging 7.2 van de uitspraak van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1618.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 februari 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AS7245 en de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 23 juli 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3701.