2.5.Ter zitting heeft [eiser] nog aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel aangezien er voor een Nederlands ingezetene een sociaal minimum is gegarandeerd, terwijl dat niet is geregeld voor een AOW-gerechtigde die in het buitenland woont en evenwel dezelfde premie heeft betaald.
3. De Svb meent dat [eiser] het juiste AOW-pensioen ontvangt. Hij ontvangt het maximale bedrag voor een gehuwde AOW-gerechtigde. Als [eiser] woonachtig zou zijn in Nederland, zou hij hetzelfde bedrag ontvangen. Het feit dat zijn echtgenote onvoldoende inkomsten heeft, maakt dat niet anders.
Het oordeel van de rechtbank
4. In geschil is de vraag of de Svb op goede gronden [eiser] een AOW-uitkering naar de norm van gehuwde heeft toegekend. Niet in geschil is dat [eiser] sinds 7 juli 2007 is getrouwd met [echtgenote] en dat zij samen in Duitsland wonen. Het gaat in deze procedure alleen om de hoogte van het AOW-pensioen van [eiser] en niet om een andere uitkering die daarop een aanvulling zou kunnen vormen tot het sociaal minimum. [eiser] heeft geen AIO aangevraagd.
5. Ingevolge artikel 9, eerste lid, aanhef en onderdeel b, in samenhang met lid 5, onderdeel b, van de AOW is het netto-ouderdomspensioen per maand van een pensioengerechtigde die gehuwd is gelijk aan 50% van het netto minimumloon per maand.
6. Naar het oordeel van de rechtbank betoogt [eiser] ten onrechte dat er materieel rekening moet worden gehouden met de situatie van zijn partner door hem een AOW-pensioen naar de norm van een alleenstaande toe te kennen. De bepalingen van de AOW bieden geen ruimte om een gehuwde aan te merken als een alleenstaande als het inkomen van de echtgenoot minder bedraagt dan 50% van het netto minimumloon per maand.
7. De rechtbank volgt [eiser] niet in zijn stelling dat hij vanwege zijn migratie naar Duitsland slechter af is en sprake is van strijd met Europese regelgeving. Als [eiser] in Nederland was blijven wonen, zou hij als gehuwde een AOW-pensioen naar dezelfde norm hebben ontvangen. Dat het gezamenlijke inkomen van [eiser] en [echtgenote] beneden het Nederlandse sociale minimum blijft, is niet het gevolg van de migratie van [eiser] naar Duitsland maar van het feit dat [echtgenote] in Duitsland geen of onvoldoende pensioen heeft opgebouwd. De uitspraak van het Hof van Justitie van de EU, waarnaar [eiser] heeft verwezen, onderbouwt zijn stelling niet, omdat vaststaat dat van onverzekerde tijdvakken in het geval van [eiser] geen sprake is.
8. Voor zover [eiser] wijst op een vergelijking met wat het gezinsinkomen in Nederland zou zijn geweest, overweegt de rechtbank als volgt. In de door [eiser] gemaakte vergelijking ontvangt hij evenveel AOW in Nederland als in Duitsland. Het verschil in deze vergelijking komt doordat [echtgenote] , als zij in Nederland zou hebben gewoond, verzekerd zou zijn geweest voor de AOW en bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd ook AOW-pensioen zou zijn gaan ontvangen. Een eventueel recht op AOW van [echtgenote] is niet in geschil. [echtgenote] heeft ook geen aanvraag gedaan voor een AOW-uitkering. In geschil is of [eiser] op goede gronden een AOW-uitkering naar de norm van een gehuwde heeft ontvangen.
9. De rechtbank acht het bestreden besluit ook niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel. Zoals hiervoor is overwogen, zou [eiser] in Nederland als gehuwde met evenveel verzekerde jaren hetzelfde AOW-pensioen ontvangen. Een aanvulling tot het Nederlandse sociaal minimum bij het ontbreken van (voldoende) inkomsten van [echtgenote] zou niet op grond van de AOW zijn verkregen.
10. De Svb heeft [eiser] terecht per 16 oktober 2020 een AOW-uitkering toegekend naar de norm van een gehuwde.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht ziet de rechtbank geen aanleiding.