Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
uitspraak van de voorzieningenrechter van 10 juni 2021 in de zaken tussen
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker(gemachtigde: mr. J. Monster),
(gemachtigden: mr. J.H.A. van der Grinten en mr. J Wijmans).
Rechtbank Amsterdam
Op 10 juni 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, eigenaar van een bedrijfsschip, een voorlopige voorziening heeft gevraagd om zijn schip aan de [dam] te mogen laten liggen. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, had eerder de aanvragen van verzoeker voor ligplaatsvergunningen aan zowel de [kade] als de [dam] afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van verzoeker om zijn schip te kunnen blijven gebruiken zwaarder weegt dan het belang van verweerder om het waterperceel voor andere doeleinden te gebruiken. De voorzieningenrechter heeft de bestreden besluiten geschorst, waardoor verzoeker met zijn schip aan de [dam] mag blijven liggen totdat de rechtbank uitspraak doet in de beroepszaken. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat de afwijzingsgronden van verweerder onvoldoende zijn onderbouwd, met name de eis van havengebondenheid en het ontbreken van een huurovereenkomst. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van belangen in bestuursrechtelijke procedures.