ECLI:NL:RBAMS:2021:2982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2021
Publicatiedatum
10 juni 2021
Zaaknummer
13.061570.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van een aanzienlijk geldbedrag en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 11 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen van een bedrag van 850.980 euro en het voorhanden hebben van een vuurwapen, een patroonhouder en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 4 maart 2021, na een politieoperatie, in een voertuig met een Belgisch kenteken een aanzienlijk geldbedrag heeft vervoerd. Dit geld was aangetroffen in plastic tassen en een rugzak op de achterbank van de auto. De verdachte verklaarde dat hij dacht dat hij softdrugs vervoerde en dat hij hiervoor een vergoeding zou ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de kans dat hij iets illegaals vervoerde, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van voorwaardelijk opzet. De rechtbank achtte het bewezen dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien de omstandigheden waaronder het was aangetroffen en het gebrek aan een legale verklaring voor de herkomst ervan. De verdachte werd vrijgesproken van medeplegen, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Daarnaast werd vastgesteld dat de verdachte in het bezit was van een geladen vuurwapen en munitie, wat ook bewezen werd verklaard. De rechtbank benadrukte de ernst van het witwassen van criminele gelden en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.061570.21
Datum uitspraak: 11 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1991,
wonende op het adres [adres] ,
gedetineerd in het [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 mei 2021. Verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam, waren daarbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.R. van Kregten en van wat verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van:
Het medeplegen van witwassen van 850.980,- euro op 4 maart 2021, te Amsterdam en/of Duivendrecht;
Het voorhanden hebben van een Crvena Zastava pistool, een Ceská Zbrojovka patroonmagazijn en zeven volmantelpatronen in de periode van 1 maart 2021 tot en met 4 maart 2021, te Almere en/of Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in bijlage I bij dit vonnis.

3.Inleiding

Op 4 maart 2021 ontving de politie informatie van het Team Criminele Inlichtingen (TCI) uit een ander opsporingsonderzoek. In het afschermproces-verbaal van het TCI staat vermeld dat de bestuurder van het voertuig met een Belgisch kenteken [kenteken] een groot geldbedrag heeft opgehaald vanaf een adres gelegen op de Oostelijke eilanden te Amsterdam. Een observatieteam van de politie heeft deze auto op de snelweg A10 opgemerkt, gevolgd en uiteindelijk tot stoppen gedwongen toen de auto het terrein van het Total tankstation te Duivendrecht op reed. In de auto zaten twee personen: [verdachte] en [medeverdachte]. [verdachte] was de bestuurder. [medeverdachte] is de kentekenhouder van de auto. Op de achterbank van de auto zijn een rugtas en twee plastic Jumbo tassen aangetroffen met daarin een contant geldbedrag van in totaal 850.980,- euro. Tijdens de doorzoeking in de woning van [verdachte] zijn een vuurwapen, een patroonmagazijn en patronen aangetroffen.

4.De beoordeling

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van witwassen (feit 1). Naar analogie van de jurisprudentie over het vervoeren van drugs kan geen voorwaardelijk opzet van verdachte worden bewezen. Verdachte wist helemaal niet wat er in de tassen zat. Hij veronderstelde dat hij softdrugs moest vervoeren, misschien vanuit een wiethok naar een stashplek. Er zijn in deze zaak geen suspecte omstandigheden die wijzen op het aanvaarden van een aanmerkelijke kans op de aanwezigheid van geld door verdachte. De inhoud van de tassen behoorde verdachte niet toe. Aan hem is enkel gevraagd de tassen te transporteren. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Veroordeling voor witwassen van 850.980,- euro (feit 1).
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen. [1]
In de auto waarin [verdachte] en [medeverdachte] zich op 4 maart 2021 bevonden is 850.980,- euro aangetroffen. [2] [verdachte] heeft op de zitting bekend dat hij de bestuurder was van deze auto en dat hij de tassen die op de achterbank zijn aangetroffen heeft vervoerd. [3] Hij heeft verder verklaard dat hij een afspraak had gemaakt met een voor hem onbekend persoon, dat hij in de auto van [medeverdachte] naar de Oostelijke eilanden is gereden en daar de tassen door die hem onbekende persoon op de achterbank heeft laten leggen. Hij dacht dat hij wiet zou vervoeren en daar € 200,- voor zou krijgen. Hij heeft niet gecontroleerd wat er in de tassen zat en wist niet dat het om een groot geldbedrag ging. Hij heeft voorts verklaard dat [medeverdachte] van dit alles niet op de hoogte was. Een kennis uit de coffeeshop heeft [verdachte] deze klus aangeboden. Het zou om ongeveer vijftien kilo wiet gaan. [verdachte] is hiermee akkoord gegaan, omdat hij wat geld wilde bijverdienen..
Voorwaardelijk opzet
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet.
Voor het – als pleger – voorhanden hebben van een voorwerp in de zin van artikel 420bis lid 1 Sr is vereist dat de verdachte het voorwerp opzettelijk aanwezig had. Dat houdt in dat de verdachte zich bewust was van de (waarschijnlijke) aanwezigheid van het voorwerp, zonder dat die bewustheid zich hoeft uit te strekken tot de precieze eigenschappen en kenmerken van dat voorwerp (waaronder begrepen de precieze omvang van een geldbedrag) of tot de exacte locatie daarvan. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad (zie onder meer ECLI:NL:HR:2020:570).
Vast staat dat verdachte het geld naar schatting vijftien minuten voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft gezegd dat hij dacht dat hij softdrugs zou vervoeren, en was zich er dus van bewust dat hij iets illegaals zou vervoeren. Hij zou voor het vervoeren ervan over een korte afstand € 200,00 ontvangen. Hij heeft op straat een ontmoeting gehad met een voor hem onbekende persoon en hij heeft de tassen in de auto laten zetten door die onbekende. Die onbekende persoon had geen enkele waarborg dat verdachte zich aan de afspraak zou houden en de tassen in Duivendrecht zou overdragen aan een ander. Omgekeerd had verdachte geen enkele garantie dat er wiet in de tassen zou zitten. Algemeen bekend is voorts dat in de wereld van (soft)drugs ook harddrugs, grote hoeveelheden crimineel geld en wapens rondgaan. Onder deze omstandigheden valt niet in te zien waarom verdachte niet heeft gecontroleerd of er daadwerkelijk wiet in de tassen zat. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij op het moment dat de tassen in de auto werden gezet niet wilde weten wat in de tassen zat. Hij wilde zo snel mogelijk de tassen afleveren om ervan af te zijn. Ook heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij in eerste instantie niet vermoedde dat het om zoiets extreems als 8,5 ton aan cash geld zou gaan, maar dat hij toen hij eenmaal aan het rijden was hij wel zijn bedenkingen kreeg. Verdachte heeft – ook op dat moment nog – voldoende tijd en gelegenheid gehad om te controleren wat in de tassen zat, maar heeft dat niet gedaan. Daarmee heeft verdachte de reële kans op de koop toegenomen dat er geen wiet, maar iets anders - in dit geval geld - in de tassen zou zitten. Verdachte heeft dit risico bewust genomen. Hij heeft zich immers ingelaten met onbekende personen en een dubieuze klus geaccepteerd uit een milieu waarvan algemeen bekend is dat daarin veel illegaal verkregen geld omgaat. Verdachte heeft het geld opzettelijk aanwezig gehad.
Beoordelingskader bestanddeel ‘uit misdrijf afkomstig’
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of het geld uit misdrijf afkomstig is. Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf de voorwerpen (in dit geval: het geldbedrag) afkomstig zijn, kan witwassen bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen (of: het geldbedrag) van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van de voorwerpen. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van die voorwerpen/dat geldbedrag worden bewezen.
Het gaat in deze zaak om een zeer grote hoeveelheid contant geld die door een onbekend gebleven persoon in de auto van verdachte is achtergelaten. Er is geen verklaring over de herkomst van het geld. Het geld bestond hoofdzakelijk uit coupures van 20,- en 50,- euro. [4] Opvallend is dat de biljetten waren gebundeld op een kenmerkende wijze die vaker wordt gezien binnen strafrechtelijke onderzoeken en die door reguliere banken worden verboden. Daarnaast is sprake van een ongebruikelijke wijze van transport, namelijk in plastic boodschappentassen van de Jumbo en een rugzak op de achterbank van een personenauto. Deze wijze van verpakken en transport is hoogst ongebruikelijk voor geld dat op legale wijze is verkregen. Gelet op de hoogte van het bedrag, de wijze van verpakking en transport en de daarmee gepaard gaande veiligheidsrisico’s is aannemelijk dat de 850.980,- euro niet uit het reguliere economische verkeer afkomstig is, maar uit criminaliteit. Als de verklaring van verdachte juist is, heeft hij het geld verkregen via mensen die zich bezig houden met drugshandel. Er is dus een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Verdachte heeft geen verklaring gegeven om dit bewijsvermoeden te weerleggen. Het kan onder gegeven omstandigheden niet anders dan dat het onder verdachte aangetroffen geld afkomstig is van enig misdrijf.
Vrijspraak van medeplegen
Verdachte heeft sinds zijn verhoor bij de politie verklaard dat [medeverdachte] niets met de tassen te maken heeft. Op de zitting heeft hij dat herhaald. [medeverdachte] heeft zelf ook verklaard dat hij niets heeft meegekregen van het ophalen van de tassen omdat hij sliep. Het dossier bevat onvoldoende aanwijzingen dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte] en [medeverdachte], of tussen [verdachte] en een derde. Daarmee kan het tenlastegelegde medeplegen niet worden bewezen. Verdachte zal worden vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
4.3.2.
Veroordeling voor het voorhanden hebben van een wapen, patroonhouder en munitie (feit 2).
De rechtbank acht feit 2 ook bewezen. De tenlastegelegde voorwerpen zijn door de politie aangetroffen in de woning van verdachte en zijn volgens het technisch onderzoek verboden voorwerpen in de zin van de Wet Wapens en Munitie. Verdachte heeft dit feit tijdens zijn politieverhoor op 4 maart 2021 en op de zitting van 28 mei 2021 bekend. Omdat ten aanzien van dit feit sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, wordt in bijlage II volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
feit 1:
op 4 maart 2021 te Amsterdam en te Duivendrecht een voorwerp, te weten een contant geldbedrag van 850.980,- euro, voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerp – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf;
feit 2:
in de periode van 1 maart tot en met 4 maart 2021 te Almere en te Amsterdam
- een wapen van categorie III, onder 1, van de Wet wapens en munitie, te weten een geladen pistool, van het merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7.65mm Browning, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en
- een voorwerp (namelijk een onderdeel van en hulpstuk voor een wapen) in de zin van categorie II, onder 2, van de Wet wapens en munitie, te weten een patroonmagazijn van het merk Ceská Zbrojovka, model Vz-61, kaliber 7.65mm Browning en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere (in totaal 7) volmantelpatronen van het kaliber 7.65mm Browning,
voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.De motivering van de straffen

8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest. Tevens wordt een geldboete geëist ter hoogte van 2025,- euro.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf van zes maanden met aftrek van voorarrest moet worden opgelegd. In Den Haag wordt volgens bestendige jurisprudentie voor witwassen 120 uur taakstraf opgelegd, waarvan in sommige gevallen zelfs een deel voorwaardelijk. Ten aanzien van feit 2 moet worden gekeken naar het uitgangspunt van de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en niet naar de oriëntatiepunten van de rechtbank Amsterdam. Verdachte is door financiële nood veroorzaakt door de coronapandemie in de verleiding gekomen om een extra zakcentje te verdienen. Hij dacht dat het om wiet ging, dat wordt gedoogd in Nederland, die bij een coffeeshop zou belanden. Andere mensen hebben misbruik van hem gemaakt.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een zeer groot contant geldbedrag en aan het bezit van verboden wapens en munitie. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert bovendien het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. De rechtbank vindt dit dan ook een ernstig feit.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor fraudedelicten die de rechtbanken onderling hebben afgesproken. Deze schrijven bij een benadelingsbedrag tussen de 500.000,- en 1.000.000,- euro een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden voor. De Amsterdamse oriëntatiepunten voor vuurwapendelicten schrijven voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden voor en een verhoging met 3 tot 6 maanden indien sprake is van strafverhogende omstandigheden. Het vuurwapen was geladen, niet doorgeladen, en voor onmiddellijk gebruik gereed en er zijn aanwijzingen in het dossier dat verdachte zich heeft ingelaten met beroepscriminaliteit en Opiumwet zaken. Dat zijn voorbeelden van de strafverhogende omstandigheden die in de Amsterdamse oriëntatiepunten staan genoemd. Aangezien Amsterdam al langere tijd gebukt gaat onder geweldsmisdrijven waarbij een vuurwapen wordt gebruikt, is er een noodzaak om daartegen strenger op te treden dan in de LOVS als oriëntatiepunt wordt voorgesteld.
De rechtbank heeft echter ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hij is niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte lijkt een vrij probleemloos en stabiel leven te lijden. Dit wordt bevestigd door het reclasseringsrapport van 29 april 2021. Verdachte is mantelzorger, ZZP’er, heeft geen emotionele problemen of problemen met alcohol of verdovende middelen, en hoewel aan het witwassen een financieel motief ten grondslag ligt, heeft hij ook geen financiële problemen. Hij is nog jong en heeft een toekomst voor zich met vele mogelijkheden. In het voorgaande en de omstandigheid dat verdachte van medeplegen zal worden vrijgesproken ziet de rechtbank redenen om af te wijken van de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een gevangenisstraf volstaat en dat het daarnaast opleggen van een geldboete geen strafrechtelijk doel meer dient, waardoor de rechtbank afziet van het opleggen van de gevraagde geldboete en de teruggave zal gelasten van het in verdachtes woning aangetroffen geldbedrag.

9.Het beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. 161000 EUR
2. 530000 EUR
3. 159980 EUR
4. 1000 EUR
5. 400 EUR
6. 50 EUR
7. 575 EUR
8. 1 STK Pistool
9. 1 DV Patroon
10. 1 STK Patroonhouder
Nu met betrekking tot de voorwerpen 1 tot en met 3 het onder feit 1 bewezen geachte is begaan worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
De voorwerpen 4 tot en met 7 moeten worden teruggegeven aan verdachte.
De voorwerpen 8 tot en met 10 moeten worden onttrokken aan het verkeer, nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.

10.De voorlopige hechtenis

De verdediging heeft primair verzocht tot opheffing van de voorlopige hechtenis, subsidiair tot schorsing daarvan. Deze verzoeken worden afgewezen, omdat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en een gevangenisstraf oplegt van langere duur dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Het strafvorderlijk belang weegt zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te mogen wachten.

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

12.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1:
witwassen
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
vierentwintig (24) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
zes (6) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee (2) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1. EUR (Omschrijving: G-6033424)
2. 530000 EUR (Omschrijving: G-6033421)
3. 159980 EUR (Omschrijving: G-6033422)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
8. 1 STK Pistool (Omschrijving: g6033320, Crvenea Zastav 70)
9. 1 DV Patroon (Omschrijving: 6033322)
10. 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: g6033323)
Beveelt de teruggave aan verdachte van:
4. 1000 EUR (Omschrijving: G-6035044)
5. 400 EUR (Omschrijving: G-6035045)
6. 50 EUR (Omschrijving: G-6035046)
7. 575 EUR (Omschrijving: G-6035048)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. J.M. Jongkind en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier. Tenzij anders vermeld gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.PV van bevindingen met documentcode 14421024, pag. 39 e.v.
3.PV ter terechtzitting van 28 mei 2021, inhoudende de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 28 mei 2021.
4.PV bevindingen met nummer 14421107, pag. 62 e.v.