In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 mei 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met drie medeverdachten werd aangetroffen in een loods met een sterke chemische lucht. Tijdens een doorzoeking op 12 november 2020 werden 18 blokken cocaïne en diverse goederen en chemicaliën aangetroffen die gebruikt worden voor de productie van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachten wetenschap en beschikkingsmacht hadden over de aangetroffen cocaïne, maar sprak hen vrij van de voorbereidingshandelingen met betrekking tot de cocaïne. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de feiten en omstandigheden die in het dossier waren vervat, waaronder de sterke chemische lucht in de loods en de aanwezigheid van een in werking zijnde cocaïnewasserij. De rechtbank achtte het ongeloofwaardig dat de verdachte en zijn medeverdachten niets met de cocaïnewasserij te maken hadden en dat zij niet op de hoogte waren van de aanwezige cocaïne. De rechtbank concludeerde dat de verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met anderen had gehandeld en dat hij opzettelijk aanwezig had gehad 18 blokken cocaïne, wat een overtreding van de Opiumwet opleverde.