In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring voor woningtoewijzing, omdat zij mantelzorg verleent aan haar moeder die lijdt aan de ziekte van Alzheimer. De aanvraag werd door verweerder afgewezen, omdat niet aan de voorwaarden voor een urgentieverklaring zou zijn voldaan, met name dat niet alle voorliggende voorzieningen zijn benut. De eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 februari 2021 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank overweegt dat de eiseres zorg verleent op basis van een persoonsgebonden budget (pgb) en dat dit niet automatisch betekent dat zij als mantelzorger kan worden aangemerkt. De rechtbank stelt vast dat de eiseres voor de zorg waarvoor zij een pgb ontvangt, niet als mantelzorger kan worden beschouwd, omdat deze zorg niet onbetaald en vrijwillig is. Echter, voor de extra zorg die zij verleent zonder vergoeding, is onvoldoende gemotiveerd waarom dit niet als mantelzorg kan worden aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat de eiseres niet voldoet aan de eis dat alle voorliggende voorzieningen zijn benut, omdat zij niet betwist dat er voorliggende voorzieningen zijn, maar aangeeft dat haar moeder geen hulp van buitenaf wenst. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag voor de urgentieverklaring door verweerder in redelijkheid kan worden gehandhaafd. Het beroep van de eiseres wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.