ECLI:NL:RBAMS:2021:2565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 mei 2021
Publicatiedatum
20 mei 2021
Zaaknummer
8993627 EA VERZ 21-38
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en toekenning van transitie- en billijke vergoeding aan rijinstructeur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 mei 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een rijinstructeur en de Verkeersschool Amsterdam B.V. De verzoekster, een rijinstructeur, had op 27 januari 2021 een verzoekschrift ingediend waarin zij vroeg om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst, toekenning van een billijke vergoeding en een transitievergoeding, alsook om verval van het concurrentie-, relatie- en studiekostenbeding. De Verkeersschool had op 8 april 2021 een verweerschrift ingediend, maar voerde geen verweer tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Verkeersschool haar verplichtingen niet is nagekomen, waardoor de verzoekster in financiële problemen is geraakt en gezondheidsklachten heeft ontwikkeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, wat aanleiding gaf tot de toekenning van zowel de transitievergoeding van € 4.449,80 als een billijke vergoeding van € 10.000,00. De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst ontbonden met ingang van 17 mei 2021 en de Verkeersschool veroordeeld tot betaling van de vergoedingen, inclusief wettelijke rente, en tot het verstrekken van een bruto-netto specificatie. Tevens is verklaard dat de Verkeersschool geen rechten kan ontlenen aan het concurrentie- en relatiebeding. De proceskosten zijn voor rekening van de Verkeersschool.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8993627 EA VERZ 21-38
beschikking van: 17 mei 2021
func.: 44843

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
nader te noemen: [verzoekster] ,
gemachtigde: mr. S. Halouchi,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Verkeersschool Amsterdam B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
nader te noemen: de Verkeersschool,
gemachtigde: F.S.P. Wagemaker.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

[verzoekster] heeft op 27 januari 2021 een verzoekschrift met producties ingediend dat strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, toekenning van een billijke en transitievergoeding alsmede verval c.q. vernietiging van het concurrentie-, relatie- en studiekostenbeding. De verkeersschool heeft op 8 april 2021 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 21 april 2021. [verzoekster] is in persoon verschenen, vergezeld door haar partner en de gemachtigde. Namens de Verkeersschool is de gemachtigde verschenen. Partijen hebben ter zitting hun standpunten nader toegelicht en om een beschikking gevraagd. Daarna is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
De Verkeersschool exploiteert een rijschool voor (gemotoriseerde) voertuigen.
1.2.
[verzoekster] , geboren op [geboortedag] 1976, is op 1 juli 2015 in dienst getreden bij de Verkeersschool in de functie van rij-instructeur. Haar maandelijkse salaris bedraagt € 1.946,45 exclusief emolumenten.
1.3.
De Verkeersschool heeft bij brief van 30 april 2020 de arbeidsovereenkomst opgezegd en nadien de loonbetaling gestaakt c.q. beëindigd.
1.4.
De gemachtigde van [verzoekster] (hierna: ‘de gemachtigde’) heeft bij brief van 13 mei 2020 de vernietigbaarheid, althans de niet rechtsgeldigheid, van het ontslag ingeroepen. Ook wordt de Verkeersschool schriftelijk verzocht om de loondoorbetaling te continueren. Tevens stelt [verzoekster] zich beschikbaar om haar werkzaamheden voort te zetten.
1.5.
[verzoekster] heeft zich op 19 mei 2020 ziekgemeld.
1.6.
Partijen hebben vervolgens veelvuldig (telefonisch) contact gehad, maar een oplossing kon niet worden gevonden.
1.7.
De gemachtigde heeft bij e-mail van 24 juni 2020 aan de Verkeersschool gevraagd of zij schriftelijk kan bevestigen dat het verleende ontslag wordt ingetrokken.
1.8.
De Verkeersschool heeft op 26 juni 2020 het verleende ontslag ingetrokken, waarmee [verzoekster] instemde.
1.9.
De gemachtigde heeft bij e-mail van 30 juni 2020 aan de Verkeersschool tevergeefs gevraagd om het achterstallige salaris met spoed te voldoen.
1.10.
Vervolgens heeft [verzoekster] zich tot de voorzieningenrechter gewend om te bewerkstelligen dat de Verkeersschool aan haar verplichtingen voldoet, welk kort geding zou plaatsvinden op 2 september 2020 om 11:30 uur. Het kort geding is uiteindelijk door [verzoekster] ingetrokken, omdat de Verkeersschool een aanzienlijk gedeelte van het achterstallige salaris heeft voldaan.
1.11.
Nadien bleef de Verkeersschool weigerachtig om aan [verzoekster] het restant van het achterstallige salaris te voldoen, zodat [verzoekster] zich nogmaals tot de voorzieningenrechter heeft gewend.
1.12.
Bij verstekvonnis van 18 december 2020 is de Verkeersschool onder meer veroordeeld tot betaling van het achterstallige salaris. Ondanks dit vonnis en de inschakeling van een deurwaarder voor de executie van het vonnis, heeft de Verkeersschool het salaris vanaf 1 september 2020 tot op heden niet voldaan.
1.13.
Uit het bij brief van 5 februari 2021 overgelegde verslag van de bedrijfsarts blijkt dat er geen re-integratie in werk gaande is.

Verzoek en verweer

2. [verzoekster] verzoekt de kantonrechter, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om:
A: de arbeidsovereenkomst dadelijk of op korte termijn te ontbinden;
en de Verkeersschool te veroordelen tot:
B: betaling van een billijke vergoeding;
C: betaling van een transitievergoeding;
D: betaling van de wettelijke rente over de onder B en C genoemde bedragen vanaf de datum van opeisbaarheid tot aan de dag van volledige betaling;
E: het verstrekken van een bruto-netto specificatie met betrekking tot de onder B tot en met D genoemde betalingen;
alsmede voor recht te verklaren dat er geen:
F: concurrentie- en relatiebeding van toepassing is;
G: studiekostenbeding van toepassing is;
en de Verkeersschool te veroordelen tot vergoeding van:
H: de buitengerechtelijke incassokosten;
I: de proceskosten; en
J: de nakosten.
3. [verzoekster] legt – in essentie weergegeven – aan dit verzoek ten grondslag dat de Verkeersschool ondanks herhaalde verzoeken het volledige loon niet heeft voldaan, waardoor zij in financiële problemen is gekomen. [verzoekster] heeft gezondheidsklachten door de ontstane situatie. Gelet op deze omstandigheden is continuering van de arbeidsovereenkomst niet langer mogelijk. [verzoekster] maakt aanspraak op een billijke- en transitievergoeding vanwege het ernstig verwijtbaar handelen van de Verkeersschool. Nu de Verkeersschool ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en op grond daarvan het dienstverband dient te worden ontbonden, zal daarmee tevens de werking/geldigheid van het concurrentie, relatie- en studiekostenbeding komen te vervallen.
4. De Verkeersschool voert geen verweer tegen de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, maar wel tegen de verzochte billijke- en transitievergoeding. De Verkeersschool stelt dat zij het salaris van [verzoekster] niet kon c.q. kan betalen vanwege de coronapandemie. Ook heeft de verzekeraar van de Verkeersschool – na de ziekmelding van [verzoekster] – geweigerd om een bedrag uit te keren, omdat de Verkeersschool een verkeerde offerte heeft ingestuurd dan wel geaccordeerd. Volgens de Verkeersschool is dan ook geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen, hetgeen ook met zich meebrengt dat het concurrentie-, relatie- en studiekostenbeding in stand dient te blijven.

Beoordeling

Ontbinding arbeidsovereenkomst
5. De kantonrechter kan op grond van artikel 7:671c lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen.
6. In dit geval acht de kantonrechter voor het verzoek van [verzoekster] een redelijke grond aanwezig, omdat de Verkeersschool – ondanks herhaalde verzoeken en een kort-geding-procedure – het loon nog niet (volledig) heeft voldaan. Verder heeft de Verkeersschool niet of nauwelijks re-integratie-activiteiten verricht. Het laten voortduren van het dienstverband, met het risico op oplopende schulden en verdere verslechtering van haar gezondheid, kan niet van [verzoekster] worden gevergd. De kantonrechter ontbindt de arbeidsovereenkomst dan ook met ingang van 17 mei 2021.

Transitievergoeding

7. Bij een verzoek van de werknemer tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst geldt als voorwaarde voor verschuldigdheid van de transitievergoeding op grond van artikel 7:673 lid 1 sub b onder 2 BW dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
8. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat (zie:
Kamerstukken II,2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34). De kantonrechter overweegt dat de belangrijkste verplichting van een werkgever is om het reguliere maandloon volledig en tijdig te voldoen. [verzoekster] heeft maandenlang niet haar (volledige) loon tijdens ziekte uitbetaald gekregen, dit ondanks diverse verzoeken hiertoe en een kort-geding-procedure. [verzoekster] heeft beargumenteerd dat zij hierdoor in financiële problemen is gekomen en dat dit haar gezondheid heeft geschaad door langdurige stress- en spanningsklachten. De Verkeersschool heeft niet of nauwelijks re-integratie-inspanningen verricht. [verzoekster] heeft onweersproken aangevoerd dat de Verkeersschool een NOW-vergoeding voor haar heeft aangevraagd. Bovendien is de Verkeersschool verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid van haar werknemers. Het enkele feit dat – zoals de Verkeersschool stelt – de verzekeraar pas tot uitkering zal overgaan als de factuur voor de interventie is voldaan, is een omstandigheid die volledig voor rekening en risico van de Verkeersschool komt. Deze omstandigheden maken dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen aan de kant van de Verkeersschool en daarom wordt een transitievergoeding toegekend.
9. Bij het bepalen van de hoogte van de transitievergoeding wordt uitgegaan van datum in dienst 1 juli 2015, datum uit dienst 17 mei 2021 en een bruto maandinkomen van € 2.102,17 zodat een bedrag van € 4.449,80 bruto toewijsbaar is.

Billijke vergoeding

10. Een billijke vergoeding kan, op grond van artikel 7:671c lid 2 sub b BW, worden toegekend indien de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Nu hiervoor is overwogen dat dit het geval is, zal om deze reden ook de billijke vergoeding worden toegewezen.
10. Over de hoogte van de billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. De billijke vergoeding moet - naar haar aard - in relatie staan tot het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Bij het bepalen van de omvang van de billijke vergoeding komt het verder aan op een beoordeling van alle omstandigheden van het geval (zie: HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187, New Hairstyle). Ook met de gevolgen van het ontslag kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. Bij het vaststellen van de billijke vergoeding gaat het er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever, maar de billijke vergoeding heeft geen specifiek punitief karakter. Bij de vaststelling van de billijke vergoeding dient de kantonrechter de waarde van de arbeidsovereenkomst te motiveren, de lengte van het dienstverband is hierbij van belang (zie: HR 29 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:955).
10. De kantonrechter acht in dit verband de volgende omstandigheden relevant. Het dienstverband heeft ruim vijf jaar geduurd. Door omstandigheden die De Verkeersschool vallen te verwijten is [verzoekster] ziek geworden en kan zij nu al een jaar niet werken. Zij heeft lange tijd zonder inkomsten gezeten en ook nu heeft De Verkeersschool nog niet al het loon betaald. Dat heeft een behoorlijke wissel getrokken op het gezinsleven van [verzoekster] , zo heeft ook haar partner ter zitting toegelicht. [verzoekster] is op dit moment nog steeds arbeidsongeschikt, maar naar verwachting zal dit veranderen nadat aan de arbeidsovereenkomst een einde is gekomen, nu aannemelijk is dat de arbeidsongeschiktheid in belangrijke mate is veroorzaakt en in stand wordt gehouden door het conflict over de betaling van het loon. De arbeidsmarkt voor rij-instructeurs is volgens [verzoekster] heel goed, er is veel werk. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gemachtigde van [verzoekster] uiteengezet dat voor de begroting van de billijke vergoeding dient te worden uitgegaan van het verlies aan inkomsten, omdat [verzoekster] zal zijn aangewezen op een uitkering die lager is dan het loon dat zij verdiende. De kantonrechter houdt rekening met (gedeeltelijk) verlies aan inkomsten gedurende een periode van een jaar. Ook wordt acht geslagen op de transitievergoeding die aan [verzoekster] wordt toegekend. De Verkeersschool heeft naar voren gebracht dat vanwege de corona uitbraak en de door de overheid opgelegde maatregelen sprake is van slechte financiële omstandigheden. Hoewel aannemelijk is dat er als gevolg van de maatregelen enige tijd minder rijlessen zijn gegeven en dat dit invloed zal hebben gehad op de omzet, heeft de Verkeersschool dit op geen enkele wijze met cijfers onderbouwd. Daar zal daarom geen rekening mee worden gehouden. De kantonrechter acht, gelet op voormelde factoren, een bedrag van € 10.000,00 bruto passend als billijke vergoeding.

Wettelijke rente en specificatie

13. De Verkeersschool heeft geen verweer gevoerd tegen de verzochte wettelijke rente over de transitie- en billijke vergoeding, zodat dit wordt toegewezen als hierna te melden. Hetzelfde geldt voor de verzochte bruto-netto specificatie met betrekking tot de vergoedingen.

De toepasbaarheid van het concurrentie-, relatie- en studiekostenbeding

14. Hiervoor is overwogen dat sprake is van ernstig handelen en/of nalaten van de Verkeersschool ten gevolge waarvan het dienstverband zal worden ontbonden. Op grond van artikel 7:653 lid 4 BW komt de werking/geldigheid van het concurrentie- en relatiebeding daarom te vervallen. De verzochte verklaring voor recht die daarop ziet zal worden toegewezen. Genoemde bepaling is niet van toepassing op het studiekostenbeding. De vraag of [verzoekster] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan het studiekostenbeding kan worden gehouden, komt pas aan de orde indien de Verkeersschool in rechte naleving daarvan vordert.

Overig

15. [verzoekster] heeft om een veroordeling tot betaling van een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten verzocht, welke bedrag zal worden afgewezen. De vergoedingen waarvan [verzoekster] betaling heeft verzocht zijn immers pas verschuldigd op het moment dat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
15. De Verkeersschool wordt als de in het ongelijk gestelde partij belast met de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
I. ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 17 mei 2021;
II. veroordeelt de Verkeersschool tot betaling van een transitievergoeding ter hoogte van € 4.449,80 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet tijdige betaling vanaf 8 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
III. veroordeelt de Verkeersschool tot betaling van een billijke vergoeding ter hoogte van € 10.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente bij niet tijdige betaling vanaf 8 dagen na betekening van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
IV. veroordeelt de Verkeersschool tot het gelijktijdig verstrekken van een correcte bruto-netto specificatie met betrekking tot de onder II. en III. genoemde betalingen;
V. verklaart voor recht dat de Verkeersschool geen rechten kan ontlenen aan het overeengekomen concurrentie- en relatiebeding;
VII. veroordeelt de Verkeersschool in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoekster] begroot op:
griffierecht € 85,00
salaris gemachtigde € 498,00
--------------
+
totaal € 583,00 voor zover van toepassing, inclusief btw;
VII. veroordeelt de Verkeersschool in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op € 62,- aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,- en de explootkosten van betekening van de beschikking, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat de Verkeersschool niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan deze beschikking heeft voldaan en betekening van de beschikking pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
VIII. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
IX. wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.H.J. Konings, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 mei 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.