Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
in drugsbezighoudt – heeft de uitvaardigende autoriteit er voor gekozen om hiervoor niet het – volgens de uitvaardigende autoriteit algemenere – lijstfeit “deelneming aan een criminele organisatie” aan te kruisen. Uit dit laatste kan dus niet de conclusie worden getrokken dat de overlevering niet wordt verzocht voor feit 2. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat de omschrijving van de feiten genoegzaam is en voldoet aan voornoemde vereisten van artikel 2 OLW. Het verweer wordt verworpen.
4.Strafbaarheid
5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW
Tribunal judiciaire d’Amiensheeft bij e-mail van 21 januari 2021 de volgende garantie gegeven:
6.Artikel 9 van de OLW
ne bis in idem-beginsel, aangevoerd dat één dag dient te worden uitgesloten van de pleegperiode die staat genoemd in het EAB. De opgeëiste persoon is namelijk op 16 september 2020 door de politierechter in de rechtbank Rotterdam veroordeeld voor (onder meer) handel en smokkel van heroïne op 8 juli 2020. De Nederlandse veroordeling ziet aldus mogelijk op hetzelfde feit als waarop het EAB betrekking heeft. Daarnaast valt de pleegdatum van het Nederlandse feit binnen de pleegperiode waarop het EAB betrekking heeft.
7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, aanhef en onder a, OLW
- het onderzoek is in Frankrijk aangevangen;
- bewijsmiddelen bevinden zich in Frankrijk;
- de verdovende middelen hadden Frankrijk als eindbestemming;
- medeverdachten zijn aangehouden in Frankrijk;
- verdovende middelen zijn in Frankrijk in beslag genomen;
- het openbaar ministerie is niet voornemens om zelf de vervolging van de feiten uit het EAB ter hand te nemen.
- De opgeëiste persoon is een Nederlander en is in Nederland geboren en getogen; hij is hier ingeschreven en wilde als ZZP’er in de steigerbouw werken.
- Voor zijn aanhouding droeg de opgeëiste persoon de zorg voor zijn zieke vader en moeder. Zijn vader is niet in staat om te lopen en heeft onder andere een katheter. Nu ligt dit allemaal op de schouders van de broer van de opgeëiste persoon die het in zijn eentje niet redt. De gezondheid van de vader is sinds de detentie van de opgeëiste persoon heel erg achteruit gegaan.
- De opgeëiste persoon ontving voor zijn aanhouding een Wajong-uitkering.
- Overlevering naar Frankrijk zal overduidelijk een negatief effect hebben, op de opgeëiste persoon en op zijn ouders. Het zal ook betekenen dat hij geen toegang zal hebben tot zijn familie: zij kunnen niet geregeld naar Frankrijk afreizen.
- De opgeëiste persoon heeft een hartritmestoornis.
8.Detentieomstandigheden, artikel 11 OLW
9.Slotsom
10.Toepasselijke wetsartikelen
11.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan de officier van justitie bij de Rechtbank van Amiens, Frankrijk.