Op 22 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Britse autoriteiten. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een EAB dat dateert van 17 april 2018. De opgeëiste persoon, geboren in 1987, is in Nederland ingeschreven en heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de zaak behandeld in meerdere zittingen, waarbij de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk een belangrijk punt van discussie waren.
Tijdens de zitting op 26 oktober 2018 werd de vordering behandeld, maar de rechtbank besloot de behandeling aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen in een andere zaak. Op 7 oktober 2020 werd de behandeling voortgezet, maar opnieuw onderbroken om de termijn voor uitspraak te verlengen. Een tussenuitspraak op 4 november 2020 leidde tot een heropening van het onderzoek, waarbij de rechtbank de officier van justitie de gelegenheid gaf om documenten over de detentieomstandigheden te verstrekken.
Op 8 januari 2021 vond een verdere zitting plaats, waarbij de opgeëiste persoon opnieuw werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de detentieomstandigheden geen beletsel vormden voor de overlevering, ondanks de zorgen die door de raadsman waren geuit. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de wettelijke eisen en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.