ECLI:NL:RBAMS:2021:2206

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5257
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van AIO-aanvulling en de beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan over de toekenning van een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) aan eisers, die een beroep deden op deze voorziening met terugwerkende kracht. Eisers, die op gevorderde leeftijd zijn en geen computer hebben, stelden dat zij niet in staat waren om hun administratieve belangen te behartigen en dat zij hulp hadden ingeschakeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers op 1 juli 2020 een aanvraagformulier voor de AIO-aanvulling hebben opgevraagd, maar dat de toekenning door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) pas per 1 juli 2020 is gedaan, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning rechtvaardigden. De rechtbank oordeelde dat de onbekendheid van eisers met de regelgeving geen bijzondere omstandigheid opleverde en dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig aanvragen van de AIO-aanvulling bij hen lag. De rechtbank concludeerde dat de SVB op goede gronden de AIO-aanvulling met ingang van 1 juli 2020 heeft toegekend en dat het beroep van eisers ongegrond was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/5257

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eisers] , te Amsterdam, eisers

(gemachtigde: mr. P. Goettsch),
en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: mr. M.F. Sturmans).

Procesverloop

Bij besluit van 3 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder [eisers] (eiser) een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO-aanvulling) toegekend per 22 juli 2020.
Bij besluit van 28 augustus 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de AIO-aanvulling toegekend per 1 juli 2020.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 7 april 2021. Eisers en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser ontvangt vanaf 3 juni 2020 een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW). Op 1 juli 2020 heeft eiser bij verweerder een aanvraagformulier opgevraagd om in aanmerking te komen voor een AIO-aanvulling. Op 22 juli 2020 heeft eiser het aanvraagformulier ingediend.
2. Verweerder heeft in het primaire besluit aan eiser een AIO-aanvulling toegekend vanaf 22 juli 2020, omdat het aanvraagformulier op die datum is ontvangen. Met het bestreden besluit heeft verweerder de AIO-aanvulling toegekend per 1 juli 2020, omdat eiser op die datum het aanvraagformulier voor de AIO-aanvulling heeft opgevraagd. Volgens verweerder zijn er geen bijzondere omstandigheden die een AIO-aanvulling eerder dan
1 juli 2020 rechtvaardigen.
Standpunt van eiser
3. Eiser ontving een WAO-uitkering. Na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd is de WAO-uitkering geëindigd en kreeg eiser een AOW-uitkering. Hierover heeft het UWV eiser per brief geïnformeerd. Van het bestaan van de AIO-aanvulling wisten eisers echter niet af. Daarbij verliep de AOW-aanvraag traag en ontbrak informatie over (de hoogte van) de AOW-uitkering als gevolg waarvan eisers niet (tijdig) zijn gewaarschuwd dat hun uitkering onder het sociaal minimum zou uitkomen. Eisers voeren aan dat zij zelf niet in staat zijn om hun administratieve belangen te behartigen, omdat zij op gevorderde leeftijd zijn en geen computer hebben. Eisers hebben hulp nodig en die hulp hebben zij ook ingeschakeld. Zo hebben een maatschappelijk werker en de zoon van eisers geholpen, maar vanwege de slechte gezondheid van eisers en de coronacrisis kon de hulp niet adequaat worden geboden. Tot slot voeren eisers aan dat het duidelijk was dat hun inkomen ver onder het sociaal minimum uitkwam en dat zij daardoor niet in staat waren om aan hun betaalverplichtingen te voldoen. Hierdoor hebben zij een lening moeten afsluiten van € 1.200,- bij de buurvrouw. Gelet op het voorgaande is volgens eisers sprake van bijzondere omstandigheden waardoor de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht moet worden verleend vanaf 3 juni 2020.
Juridisch kader
4. Het recht op algemene bijstand in de vorm van een AIO-aanvulling ontstaat op het moment dat de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. [1] De bijstand wordt toegekend vanaf het moment dat de aanvrager zich heeft gemeld om een AIO-aanvulling aan te vragen. [2]
5. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [3] bestaat geen recht op bijstand over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen.
6. Verweerder heeft beleidsregels vastgesteld die zijn gebaseerd op de jurisprudentie van de Raad. Uit de beleidsregels blijkt dat van bijzondere omstandigheden sprake kan zijn als de aanvrager door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of de te late aanvraag een aantoonbaar gevolg is van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door een publiekrechtelijk orgaan en de aanvrager redelijkerwijs niet aan die voorlichting had hoeven twijfelen. [4]
7. Verder blijkt uit de beleidsregels van de SVB dat als sprake is van bijzondere omstandigheden, de SVB toetst of er geen beletselen zijn om de AIO-aanvulling met terugwerkende kracht te verlenen. Hiervoor is slechts ruimte als de aanvrager in de periode voorafgaand aan de melding bij de SVB over onvoldoende middelen beschikte om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien. De aanvrager moet aannemelijk maken dat hiervan sprake is. Ook moet de aanvrager aannemelijk maken dat derden feitelijk in de noodzakelijke kosten van bestaan hebben voorzien en dat de aanvrager om die reden een reële schuld met een daadwerkelijke concrete terugbetalingsverplichting is aangegaan. De mate van terugwerkende kracht hangt af van de omvang van die kosten dan wel de terugbetalingsverplichting die bestaat op het moment van aanvraag. [5]
Oordeel van de rechtbank
8. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat van bijzondere omstandigheden die een langere terugwerkende kracht van de AIO-aanvulling vanaf 3 juni 2020 rechtvaardigen, geen sprake is. De door eisers gestelde onbekendheid met de regelgeving levert geen bijzondere omstandigheid op, omdat het de verantwoordelijkheid van eisers is om zich hierover te (laten) informeren. Er bestaat geen actieve informatieplicht voor verweerder. [6] Dat eisers pas eind juni 2020 op de hoogte raakten van de mogelijkheid om een AIO-aanvulling aan te vragen, komt voor hun rekening en risico. Omdat eisers moeite hebben met dit soort zaken, was het goed dat zij hierbij hulp inschakelden, maar dat deze hulp niet optimaal functioneerde, komt ook voor rekening en risico van eisers. Daarbij kan de rechtbank het standpunt van eisers dat zij niet in staat waren om vóór 1 juli 2020 hulp in te schakelen niet volgen. Eisers zijn immers wel in staat gebleken om op 1 mei 2020 digitaal, met ondersteuning, een AOW-aanvraag in te dienen. De rechtbank ziet niet in waarom dit niet ook kon voor de AIO-aanvulling. Te meer omdat de ingeschakelde hulppersonen de aanvraag op afstand konden indienen met DigiD.
9. Daarbij merkt de rechtbank ten overvloede op dat, als de rechtbank wel tot de conclusie was gekomen dat sprake is van bijzondere omstandigheden, eisers ook geen recht hadden op een AIO-aanvulling met terugwerkende kracht vanaf 3 juni 2020. Eisers hebben namelijk niet aannemelijk gemaakt dat zij voorafgaand aan hun melding op 1 juli 2020 niet in hun noodzakelijke kosten van bestaan konden voorzien en daardoor een schuld moesten aangaan. Daarbij is de schuld van € 1.200,- aan de buurvrouw niet aannemelijk gemaakt dan wel onderbouwd.
Conclusie
10. Verweerder heeft de AIO-aanvulling op goede gronden met ingang van 1 juli 2020 aan eisers toegekend.
11. Het beroep is ongegrond. Eisers krijgen dus geen gelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met dit besluit?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 47a, tweede lid van de PW.
2.Dit volgt uit artikel 44, eerste lid van de PW.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:5043.
4.Zie Beleidsregels SVB juni 2020, SB 1307.
5.Zie Beleidsregels SVB juni 2020, SB 1307.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3009.