In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk en het ter beschikking stellen daarvan aan een ander. De rechtbank heeft de zaken, die onder verschillende parketnummers waren ingediend, gevoegd behandeld. Tijdens de zitting op 15 april 2021 was de verdachte aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.M. Rombouts. De officier van justitie, mr. H.H.M. Beune, heeft de vordering gedaan en de rechtbank heeft kennisgenomen van de verklaringen van de verdachte en zijn raadsman.
De tenlastelegging omvatte onder andere het voorhanden hebben van 160 vlinderbommen op 3 december 2020 en het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een medeverdachte op 28 november 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk, maar heeft de verdachte vrijgesproken van het ter beschikking stellen, omdat er onvoldoende bewijs was dat dit feit had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van vuurwerk, wat in strijd is met de wetgeving omtrent vuurwerk.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er verschillende voorwerpen, waaronder een telefoon en vuurwerk, verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf van twee maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan in het belang van de bescherming van de samenleving tegen de risico's die het bezit van professioneel vuurwerk met zich meebrengt.