ECLI:NL:RBAMS:2021:2143

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
30 april 2021
Zaaknummer
17/7252
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Herroeping
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag nabestaandenuitkering op grond van de Anw wegens gebrek aan verzekering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in het geschil tussen eiseres, woonachtig in Marokko, en de Raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) na het overlijden van haar echtgenoot op 20 december 2011. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoot van eiseres op het moment van zijn overlijden niet verzekerd was voor de volksverzekeringen in Nederland, noch in Marokko. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres geen nabestaande is in de zin van de Anw, waardoor haar aanvraag voor de uitkering ongegrond werd verklaard.

Het proces begon met een primaire afwijzing van de aanvraag op 30 mei 2017, gevolgd door een niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar op 10 november 2017. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelde dat het bezwaar ongegrond was. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat eiseres geen recht heeft op een vrijwillige Anw-verzekering, omdat haar echtgenoot destijds geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard, maar heeft verweerder wel opgedragen het door eiseres betaalde griffierecht te vergoeden.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de echtgenoot van eiseres, die sinds 2000 niet meer in Nederland woonde of werkte, op het moment van overlijden niet verzekerd was voor de Anw. Dit werd bevestigd door gegevens van het Caisse Nationale Securité Sociale (CNSS) in Marokko. De rechtbank heeft de zaak gesloten zonder zitting, omdat geen van de partijen gebruik heeft gemaakt van het recht om gehoord te worden. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 17/7252

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] (Marokko), eiseres,

en

de Raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Procesverloop

Bij het besluit van 30 mei 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (Anw) afgewezen.
Bij het besluit van 10 november 2017 (het bestreden besluit I) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Met het besluit van 1 februari 2018 (het bestreden besluit II) heeft verweerder het bestreden besluit 1 herzien en het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Op 20 augustus 2020 heeft de rechtbank aan eiseres respectievelijk verweerder gevraagd of zij willen dat de rechtbank de zaak op een zitting behandelt. Omdat geen van de partijen, nadat zij zijn gewezen op hun recht ter zitting te worden gehoord, heeft verklaard dat zij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat het onderzoek ter zitting verder op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres woont in Marokko. De echtgenoot van eiseres heeft vanaf het jaar 2000 niet meer in Nederland gewoond of gewerkt. De echtgenoot van eiseres woonde ten tijde van zijn overlijden op 20 december 2011 in Marokko. Eiseres heeft op 13 maart 2017 een aanvraag voor een nabestaandenuitkering bij het Caisse Nationale Securité Sociale (CNSS) ingediend. Deze aanvraag is op diezelfde datum via het Bureau Sociale Zaken te Marokko aan verweerder doorgestuurd.
2. Bij het primaire besluit is de aanvraag voor een Anw-uitkering afgewezen.
3. Bij het bestreden besluit I heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
4. Omdat verweerder bij het bestreden besluit geen antwoord heeft gekregen op de vraag wanneer het bestreden besluit I door eiseres is ontvangen, heeft hij het bestreden besluit I met het bestreden besluit II herzien en het bezwaar van eiseres (kennelijk) ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat de echtgenoot van eiseres op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de volksverzekeringen in Nederland en ook niet in Marokko. Eiseres is daarom geen nabestaande in de zin van de Anw en zij krijgt daarom geen nabestaandenuitkering.
Het standpunt van eiseres
5. Eiseres verzoekt om toestemming voor het betalen van de premies voor de vrijwillige Anw-verzekering van haar overleden echtgenoot. Zij is weduwe en haar financiële situatie is slecht.
Wettelijk kader
6. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage en maakt deel uit van deze uitspraak.
7. De rechtbank dient antwoord te geven op de vraag of verweerder terecht heeft beslist dat eiseres geen recht heeft op een nabestaandenuitkering omdat haar echtgenoot niet verzekerd was voor de Anw toen hij overleed.
Beoordeling door de rechtbank
Het beroep tegen het bestreden besluit I
8. Verweerder heeft hangende het beroep het bestreden besluit II genomen. Bij dit besluit is verweerder niet tegemoetgekomen aan het beroep van eiseres. Gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb heeft het beroep van eiseres mede betrekking op het bestreden besluit II. Nu verweerder bij het bestreden besluit II het bestreden besluit I heeft herzien, heeft eiseres geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit I. De rechtbank zal daarom het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren.
Het beroep tegen het bestreden besluit II
9. Omdat de echtgenoot van eiseres toen hij overleed in Marokko woonde en niet meer in Nederland werkte, was hij toen op grond van artikel 13 niet verzekerd voor de Anw.
10. Op grond van gegevens van het CNSS stelt de rechtbank vast dat de echtgenoot van eiseres toen hij overleed niet verzekerd was op grond van de Marokkaanse wetgeving, zodat ook op grond van artikel 13a, aanhef en onder a, van de Anw in combinatie met artikel 22, eerste lid, van het Algemeen Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko geen aanspraak op een nabestaandenuitkering bestaat.
11. Het aan de echtgenoot van eiseres toegekende AOW-pensioen leidt niet tot verplichte verzekering voor de Anw. Een Anw-uitkering wordt toegekend op het moment dat de verzekerde echtgenoot van de aanvrager komt te overlijden. Niet is betwist dat de echtgenoot van eiseres destijds geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om zich vrijwillig te verzekeren voor de Anw. Verweerder heeft daarom terecht geconcludeerd dat eiseres geen recht heeft op een Anw-uitkering. Dat eiseres zich nu vrijwillig wil verzekeren maakt, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet dat zij alsnog recht krijgt op een Anw-uitkering, zodat het beroep niet slaagt.
Conclusie
12. Het beroep tegen het bestreden besluit II is ongegrond. Omdat verweerder na het instellen van het beroep het bestreden besluit II heeft genomen, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit I niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het bestreden besluit II ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr. L.N. Linzey, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.