ECLI:NL:RBAMS:2021:2050

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2021
Publicatiedatum
26 april 2021
Zaaknummer
C/13/697737 / KG ZA 21-146
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van identificerende gegevens van inbreukmakers op het Wish-platform

In deze zaak heeft de Stichting Namaakbestrijding React (hierna: Stichting React) een kort geding aangespannen tegen [gedaagde sub 1.] B.V. en ContextLogic Inc. De Stichting React vordert identificerende gegevens van handelaren die op het Wish-platform inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten van haar leden. De zaak is behandeld op 26 april 2021, waarbij de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Stichting React voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van merkinbreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat Stichting React een rechtmatig belang heeft bij het verkrijgen van de gevraagde informatie, aangezien deze nodig is om verdere inbreuken tegen te gaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde sub 1.] B.V. niet over de gevraagde gegevens beschikt, maar dat ContextLogic Inc. deze wel moet verstrekken. De vordering is toegewezen, met een dwangsom voor het geval ContextLogic Inc. niet aan de veroordeling voldoet. De proceskosten zijn voor rekening van ContextLogic Inc.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/697737 / KG ZA 21-146 CdK/MB
Vonnis in kort geding van 26 april 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING NAMAAKBESTRIJDING REACT,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 3 maart 2021,
advocaat mrs. T. Brohm en A.R.T. Odle te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1.] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. vennootschap naar buitenlands recht
CONTEXTLOGIC INC,
gevestigd te San Francisco, Verenigde Staten van Amerika,
gedaagden, vrijwillig verschenen,
advocaat mrs. P. Brouwer en J.C.M. Duijm te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Ter zitting van 25 maart 2021 is, naar aanleiding van een (aanvankelijk) bezwaar van eiseres tegen het toelaten van de door gedaagden ingediende conclusie van antwoord, de (inhoudelijke) mondelinge behandeling aangehouden tot 9 april 2021. Eiseres kon zo de conclusie van antwoord nader bestuderen, daarop reageren en nadere stukken indienen, waarop gedaagden op hun beurt nog konden reageren.
Deze beslissing is vastgelegd in een proces-verbaal van de zitting. Partijen hebben vervolgens hun respectievelijke reacties met toelichting en nadere stukken ingediend op 5 en 7 april 2021, en daarna ieder nog een stuk (proceskosten opstelling op 8 april 2021, waarna eiseres, hierna Stichting React, na aanvulling van eis, haar vorderingen op de zitting van 9 april 2021 nader heeft toegelicht. Gedaagden, hierna gezamenlijk [gedaagde sub 1.] en afzonderlijk [gedaagde sub 1.] BV en ContextLogic Inc. hebben aan de hand van de conclusie van antwoord verweer gevoerd.
Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Tijdens beide zittingen waren aanwezig:
- aan de kant van Stichting React: mr. [naam 1] , [functie 1] (hierna [naam 1] ),
mr. T. Brohm, advocaat, en zijn kantoorgenoot mr. Odle;
- aan de kant van [gedaagde sub 1.] : mevrouw [naam 2] , [functie 2] van [gedaagde sub 1.] B.V, mr. Brouwer en zijn kantoorgenoot mr. Duijm, en via een videoverbinding: [naam 3] (Associated General Counsel van ContextLogic Inc.) en mr. B. van Doorn, kantoorgenote van mrs. Brouwer en Duijm, ook optredend als vertaalster ten behoeve van [naam 3] .
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Stichting React is opgericht in 2019 en is gelieerd aan de Coöperatie SNB-React u.a. (hierna: de Coöperatie), die sinds 1991 de belangen van haar leden behartigt bij het handhaven van IE (merk)rechten, waaronder valt het bestrijden van de verhandeling van namaakproducten. Naast de coöperatie bestond een eerdere stichting met dezelfde naam, waarbij SNB staat voor Stichting Namaakbestrijding. [naam 1] is [functie 2] van Stichting React en ook van de Coöperatie.
2.2.
In de statuten van de Stichting React staat het volgende:

ARTIKEL 2
1. Doelstelling van de Stichting is het bestrijden van het onrechtmatig gebruik
van merken, handelsnamen en andere intellectuele eigendomsrechten in de ruimste zin van het woord en het te dien einde behartigen van belangen van ondernemingen, met name zijnde leden van coöperatieve vereniging SNB­REACT (…) of anderzijds gelieerd aan de Stichting, en de vertegenwoordiging van de gezamenlijke belangen met betrekking tot het bestrijden van namaak en piraterij van genoemde rechten en producten en bovendien al hetgeen daar direct en indirect mee verband houdt.
2. Deze doelstelling tracht de Stichting te bereiken door:
- het voorzien van informatie aangaande juridische bescherming inhoudende tevens informatievoorziening aan ondernemingen zoals bedoeld onder 1.
- de organisatie, het faciliteren en de ondersteuning van seminars, conferenties en ieder andere wijze van technische assistentie aan ondernemingen (…) handhavingsautoriteiten, judiciële autoriteiten en andere belanghebbenden in de strijd tegen gen namaak en piraterij.
- het voeren en doen voeren van rechtsgedingen ter bescherming van de rechten en belangen van rechthebbenden, met name zijnde de leden van coöperatieve vereniging SNB-REACT (…) en ter bescherming van de consument in algemene zin tegen namaak. Dit houdt onder meer in, maar is niet beperkt tot, het instellen van verbodsacties, het verzoeken om informatie inzake toeleveranciers, het verzoeken tot schadecompensaties, dezen ten gevolge van het onrechtmatige gebruik van intellectuele eigendomsrechten, waarbij de Stichting, zowel ter verwezenlijking en bescherming van haar doel als ter bescherming van de rechten van de leden van coöperatieve vereniging SNB-REACT (…) op eigen naam in rechte kan optreden.
2.3.
De leden van de Coöperatie zijn houders van intellectuele eigendomsrechten - waaronder veel (EU) merkhouders - voornamelijk (grote) internationale bedrijven uit allerlei sectoren zoals de kleding-, auto-, elektronica-, verzorgingsmiddelen- en farmaceutische industrie. Leden van de Coöperatie zijn, onder vele anderen: Bang & Olufsen (B&O) a/s, Harman, GN Audio (Jabra), Lacoste S.A., PRL International Inc. (Polo, Ralph Lauren), Puma AG, Sennheiser Electronic Gmbh, Nintendo of America Inc. (Nintendo, Pokemon), Sony Computer Entertainment Europe (Playstation) en Sportswear Company Spa (Stone Island).
2.4.
[gedaagde sub 1.] B.V. is een dochteronderneming van ContextLogic Inc.. [gedaagde sub 1.] beheert het e-commerceplatform Wish.com. Op dit platform kunnen consumenten online een scala aan producten kopen van onafhankelijke verkopers, waarbij het Wish-platform de transacties tussen koper en verkoper faciliteert. Consumenten kunnen betalen via een zogenoemde Payment Service Provider (PSP). De verkopers krijgen betaald via een Merchant PSP.
2.5.
De domeinnaam www.wish.com staat op naam van ContextLogic Inc. Zij is de contractspartij van handelaren en daarmee hun gegevensbeheerder. Daarnaast is zij contractspartij voor consumenten die niet wonen in Canada, de EER, het Verenigd Koninkrijk of India. Voor consumenten die daar wel wonen is [gedaagde sub 1.] B.V. de contractspartij.
2.6.
Als productie 8 en productie 19 heeft Stichting React schermafdrukken in het geding gebracht, waarop op het Wish-platform wordt geadverteerd voor artikelen (onder meer kleding en elektronica) met bekende merknamen, waaronder B&O, Jabra, Puma, Stone Island, en afbeeldingen van (bijvoorbeeld) een door Lacoste als merk gedeponeerd krokodilletje. Een van de bijschriften bij de advertentie luidt: “
Because we use cheap materials to make clothes, so the quality can’t be the same as the original, but the price is very cheap.”
2.7.
Op het Wish-platform staan
gebruikersvoorwaarden. Daarin staat onder meer:
“5.6 Bij het benaderen of gebruiken van de Diensten gaat u ermee akkoord dat het unietis toegestaan:
a. De intellectuele-eigendomsrechten of andere rechten van anderen (inclusief [gedaagde sub 1.] ) te schenden;
(…)
Privacybeleid
(…)
5.7
Wettelijke vereisten, bescherming van Wish en anderen
We behouden ons het recht voor om toegang te verkrijgen tot gegevens, deze te lezen, te bewaren en vrij te geven wanneer we te goeder trouw geloven dat dit nodig is om te voldoen aan de wet of een gerechtelijk bevel; onze Gebruiksvoorwaarden en andere overeenkomsten af te dwingen of toe te passen; of de rechten, eigendommen of veiligheid van [gedaagde sub 1.] , onze werknemers, onze gebruikers of anderen te beschermen.”
2.8.
In een e-mail van 17 juli 2020 heeft [naam 1] (via het e-mailadres [e-mailadres] ) aan [gedaagde sub 1.] gevraagd om de benodigde identificerende gegevens van enkele adverteerders (hierna ook: de inbreukmakers) van de onder 2.6 genoemde advertenties te verstrekken. [gedaagde sub 1.] heeft op 25 juli 2020 gegevens aan Stichting React verstrekt van 2 adverteerders (‘merchants’), maar daarbij vermeld dat dit slechts een eenmalige uitzondering was op de regel dat [gedaagde sub 1.] dit soort informatie niet verstrekt zonder ‘subpoena’ of ‘court order’. Ook is in deze mail vermeld dat [gedaagde sub 1.] een ‘zero tolerance’ beleid hanteert ten opzichte van adverteerders die inbreuk maken op intellectuele eigendomsrechten.
2.9.
In een e-mail van 25 november 2020 heeft [naam 1] aan [gedaagde sub 1.] (nogmaals) verzocht om informatie over de inbreukmakers, aangezien juridische stappen worden overwogen om de verspreiding van nep merkproducten via het Wish-platform tegen te gaan. Bijgevoegd is een conceptdagvaarding (‘subpoena’) om de benodigde gegevens van [gedaagde sub 1.] te verkrijgen en [naam 1] heeft een voorstel gedaan voor overleg. In deze e-mail is vermeld dat het met name gaat om inbreuken op de merken van de onder 2.3 genoemde leden.
2.10.
Op 3 december 2020 heeft overleg plaatsgevonden, waarbij [naam 1] aanwezig was, en de Manager van de afdeling Brand Protection van het Wish-platform.
2.11.
Na vervolgoverleg tussen partijen op 14 januari 2021 heeft [gedaagde sub 1.] in een e-mail van 2 februari 2021 namen, IP-, e-mail en vestigings/woonadressen doorgegeven van 13 adverteerders/inbreukmakers, van wie 12 in China en 1 in Griekenland. Als (woon/vestigings-)adres is bijvoorbeeld vermeld: [adres] , Room [nummer] (of een ander kamernummer), No. [nummer] , of alleen een plaatsnaam, al dan niet in het Chinees (bijvoorbeeld [nummer] , of [nummer] ). [gedaagde sub 1.] heeft in een begeleidende e-mail meegedeeld ervan uit te gaan dat daarmee voldoende informatie was verstrekt, waarmee een procedure van de baan zou zijn en Stichting React (en/of de Coöperatie) verzocht het te melden als dat niet het geval zou zijn. Hierop heeft Stichting React niet gereageerd.
2.12.
Stichting React heeft als productie 7 een lijst in het geding gebracht met de inmiddels bij hen bekende gegevens van deze 13 adverteerders en de links van de advertenties die zij hebben geplaatst. Deze advertenties zijn inmiddels verwijderd.
2.13.
Op het Wish-platform staat een mededeling voor ‘merchants’, het ‘Real Name authentication system’, waarin onder meer staat:

You need to provide your identity information, contact info, address and binding bank card information. (…) we will verify and check the information provided by you (…).”
2.14.
Als productie 16 heeft Stichting React de resultaten in het geding gebracht van haar zoekactie naar de inbreukmakers, op basis van de op 2 februari 2021 door [gedaagde sub 1.] verstrekte gegevens. Deze hebben niet tot identificeerbare personen geleid.

3.Het geschil

3.1.
Stichting React vordert, samengevat, na aanvulling van eis, gedaagden te bevelen om Stichting React binnen twee (2) weken te voorzien van een overzicht met daarop opgenomen de volgende informatie:
a. a) identificerende Betaalgegevens van de lnbreukmakers, waaronder begrepen de rekeninghouderinformatie van creditcard(s), Paypal, E-Wallet, UMPAY, PayEco, Allpay, Payoneer, PingPong, Lianlian Pay en/of andere elektronische betalingsmiddelen, en de bankrekeningnummers met naam van de bank en tenaamstelling van de bankrekening, die zijn gebruikt in het kader van via het Platform aangeboden inbreukmakende producten en aanvullende diensten van het platform,
b) ID-kaartgegevens, dan wel identiteitsgegevens die [gedaagde sub 1.] verzamelt van haar gebruikers c.q. de inbreukmakers met de Chinese nationaliteit volgens haar eigen "Real name authentication system", namelijk de daargenoemde "identity information".
Dit alles op straffe van een hoofdelijk te verbeuren dwangsom en, voor zover [gedaagde sub 1.] inhoudelijk verweer voert, met veroordeling van [gedaagde sub 1.] in de volledige proceskosten van dit geding in de zin van artikel 1019h Rv, inclusief nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover, als [gedaagde sub 1.] deze kosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis heeft voldaan.
3.2.
[gedaagde sub 1.] voert verweer, kort samengevat inhoudend:
Primair; de vordering moet worden afgewezen, want:
- Stichting React voldoet niet aan haar stelplicht, de dagvaarding is daarom nietig;
- de Nederlandse rechter is niet bevoegd;
- Stichting React is niet-ontvankelijk ex artikel 3:303 en 3:305a BW, omdat niet aan de daaraan gestelde eisen is voldaan, geen sprake is van de uitzondering ex art. 3:305a lid 6 en Stichting React geen zelfstandige vordering heeft;
- er wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 843a Rv.
subsidiair, voor het geval de vordering (deels) wordt toegewezen:
- de inzage moet worden beperkt, de dwangsommen moeten worden afgewezen dan wel gematigd en voor een volledige kostenveroordeling ex artikel 1019h Rv. is geen grond.

4.De beoordeling

Waar gaat het om?

4.1.
Stichting React vordert dat [gedaagde sub 1.] identificerende gegevens verstrekt, van (vrijwel allemaal in China gevestigde) handelaren, die hebben geadverteerd op het Wish-platform, dat in beheer is bij [gedaagde sub 1.] . Stichting React heeft door overlegging van de producties 2, 7 en 19 voldoende aannemelijk gemaakt dat het ging om een substantieel aantal advertenties, waarbij producten zijn aangeboden, onder de merknaam, en/of met afbeeldingen van merken van bij de Coöperatie aangesloten (bekende) merkhouders, terwijl die artikelen niet van die merkhouders afkomstig waren. Voldoende aannemelijk is dan ook dat sprake is geweest van merkinbreuk, in de zin van artikel 2:20 lid 1 sub a van het Benelux-Verdrag inzake de Intellectuele Eigendom (merken en tekeningen of modellen) en artikel 9 lid 2 sub a van de Uniemerkenverordening. Dat vormt daarom in dit kort geding het uitgangspunt.
4.2.
[gedaagde sub 1.] heeft in juli 2020 en februari 2021 identificerende gegevens aan Stichting React verstrekt, omdat zij stelt evenals Stichting React tegen het adverteren voor en aanbieden van ‘namaakproducten’ te zijn en haar platform daarvoor niet wenst te lenen. Zij heeft daarbij wel het voorbehoud gemaakt dergelijke gegevens in het algemeen alleen te willen verstrekken op basis van een dagvaarding en/of rechterlijk bevel. Inmiddels is [gedaagde sub 1.] niet (meer) tot het verstrekken van (aanvullende) gegevens bereid, omdat de nu ingediende vordering te verstrekkende gegevens betreft. Daarnaast heeft zij een aantal formele verweren gevoerd.
4.3.
Op de vorderingen van Stichting React en de verweren van [gedaagde sub 1.] zal in het navolgende nader worden ingegaan.
Dagvaarding nietig?
4.4.
Stichting React heeft in de dagvaarding (met producties) haar vorderingen en de grondslagen waarop zij die baseert voldoende duidelijk uiteengezet. Dat geldt ook voor haar stellingen op grond waarvan zij meent dat voldaan is aan de ontvankelijkheidsvereisten als bedoeld in artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek (BW). Anders dan [gedaagde sub 1.] aanvoert heeft Stichting React daarmee voldaan aan haar stelplicht en is van een nietige dagvaarding geen sprake.
Bevoegdheid
4.5.
De voorzieningenrechter acht zich bevoegd om kennis te nemen van dit geschil. Het verweer van [gedaagde sub 1.] dat zij geen rechtsmacht heeft, wordt dus verworpen. Daartoe is het volgende redengevend.
4.6.
De grondslag van de vordering in dit kort geding is artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.). Op grond van dit artikel kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn, van degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. De rechtsbetrekking als bedoeld in dit artikel kan ook zijn een rechtsbetrekking op grond van onrechtmatige daad en wordt ruim uitgelegd. Het hoeft niet te gaan om een rechtsbetrekking waarover al een procedure is of zal worden gevoerd, noch om een procedure, indien deze aanhangig zou worden gemaakt, die in Nederland zal worden gevoerd. In artikel 1019a Rv. is bepaald dat een verbintenis uit onrechtmatige daad wegens inbreuk op een recht van intellectuele eigendom geldt als een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv.
4.7.
Voor de beoordeling van de bevoegdheid ter zake van een dergelijke vordering zijn de gewone bevoegdheidsregels geregeld in de artikelen 1 tot en met 10 Rv. van toepassing.
4.8.
[gedaagde sub 1.] heeft aangevoerd dat alleen ContextLogic Inc. en niet [gedaagde sub 1.] B.V. beschikt over de gegevens die Stichting React hier vordert, aangezien het hier gaat om gegevens van handelaren, die (mogelijk met uitzondering van de ene adverteerder die in Griekenland gevestigd zou zijn) opereren vanuit landen buiten Europa. Dat [gedaagde sub 1.] BV niet over de gegevens beschikt, is voorafgaand aan dit kort geding ook al aan Stichting React meegedeeld en zij heeft dat niet (langer), althans onvoldoende betwist. De vordering richt zich dus met name op ContextLogic Inc. Aangezien deze is gevestigd in de Verenigde Staten van Amerika, zou op grond van de vestigingsplaats van deze gedaagde de rechter daar bevoegd zijn in een hoofdgeding. Ten aanzien van [gedaagde sub 1.] B.V. is de Nederlandse rechter wel bevoegd, maar als die niet beschikt over de gevorderde bescheiden lijkt Stichting React tegen die rechtspersoon geen reële vordering te hebben. Stichting React heeft tegen die achtergrond onvoldoende onderbouwd dat sprake is van samenhangende vorderingen op grond waarvan de bevoegdheid jegens ContextLogic Inc. gestoeld zou kunnen worden op artikel 7 Rv. De bevoegdheid kan echter ook worden gebaseerd op artikel 6 Rv.
4.9.
Op grond van artikel 6 onder e Rv. heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht, als het gaat om verbintenissen uit onrechtmatige daad, indien het schadetoebrengende feit zich in Nederland heeft voorgedaan of voordoet. Wat betreft de ‘onderliggende rechtsbetrekking’ – de rechtsbetrekking waarop Stichting React zich beroept, namelijk de rechtsbetrekking tussen Stichting React en de vermeende inbreukmakers – is dat het geval. Tussen partijen is niet in geschil dat Nederlandse consumenten via het Wish-platform artikelen kunnen bestellen en die in Nederland geleverd krijgen. Voor zover sprake is van inbreukmakende producten brengt het handelen van de adverteerders dus (mede) schade toe in Nederland. Nu terzake van de rechtsbetrekking op grond waarvan de inzage wordt gevorderd
aannemelijk is dat de Nederlandse rechter bevoegd is, geldt die bevoegdheid ook ten aanzien van degene die de bescheiden onder zich heeft. Immers zou de Nederlandse rechter dan ook bevoegd zijn indien de bodemzaak in Nederland aanhangig zou zijn en een 843a Rv-incident (gelijktijdig) aanhangig zou worden gemaakt.
Daar komt bij dat Stichting React heeft gesteld dat [gedaagde sub 1.] onrechtmatig, namelijk in strijd met haar zorgvuldigheidsverplichting, handelt, als zij niet voldoet aan de exhibitieplicht op grond van artikel 843a Rv. Ook voor dat onrechtmatig handelen geldt dat het schadetoebrengende feit zich voordoet, of kan voordoen in Nederland. Stichting React kan dan immers worden belemmerd in haar mogelijkheden op tegen de inbreukmakers op te treden. De conclusie luidt dat deze rechtbank rechtsmacht heeft, op grond van het bepaalde in artikel 6 Rv.
Nederlands procesrecht van toepassing
4.10.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Nederlandse bevoegde rechter het Nederlands procesrecht toepast. Daaronder valt artikel 843a Rv.
Ontvankelijkheid Stichting/spoedeisend belang
4.11.
Het volgende verweer van [gedaagde sub 1.] is dat Stichting React niet ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet zou voldoen aan de vereisten ex artikel 3:303 – waarin staat dat men voor het instellen van een rechtsvordering een (eigen) belang moet hebben – en 3:305a BW.
4.12.
Anders dan [gedaagde sub 1.] heeft aangevoerd, heeft Stichting React bij de vorderingen een voldoende zelfstandig belang. Zoals blijkt uit de statuten houdt Stichting React zich niet alleen bezig met het juridisch ondersteunen van de leden van de Coöperatie, om haar merken te beschermen, maar ook met het bestrijden van de handel in namaakproducten, het tegengaan van piraterij in het algemeen. Tegen die achtergrond heeft [gedaagde sub 1.] belang bij de ingediende vordering. Dit belang is een spoedeisend belang, aangezien voortvarend dient te worden opgetreden tegen inbreukmakers en een tijdsverloop ertoe kan leiden dat de gevraagde gegevens niet meer te achterhalen zijn. Ook als de advertenties waarop namaakproducten te zien waren inmiddels zijn verwijderd, is sprake van een spoedeisend belang. Nu het gaat om een substantieel aantal handelaren en advertenties en naar de niet voldoende betwiste stellingen van Stichting React dat het om behoorlijke aantallen producten gaat, is het risico reëel dat dergelijke aanprijzingen van namaakproducten in de nabije toekomst opnieuw opduiken. Daarnaast heeft Stichting React belang bij het voeren van een kort geding, omdat daarvoor het bepaalde in artikel 1018c lid 3 Rv – op grond waarvan de (bodem)rechter een procedure als deze drie maanden na registratie in het register voor collectieve acties moet aanhouden – niet geldt. Stichting React heeft terecht gesteld dat gegevens mogelijk niet meer actueel zijn als deze pas drie maanden na het instellen van de vordering voor het eerst worden verstrekt.
4.13.
Artikel 3:305a BW (collectieve actie) luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
1. Een stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid kan een vordering instellen die strekt tot bescherming van gelijksoortige belangen van andere personen, voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt en deze belangen voldoende zijn gewaarborgd.
2. De belangen van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn voldoende gewaarborgd, wanneer de rechtspersoon als bedoeld in lid 1, voldoende representatief is, gelet op de achterban en de omvang van de vertegenwoordigde vorderingen en beschikt over:
a. een toezichthoudend orgaan (…)
b. passende en doeltreffende mechanismen voor de deelname aan of vertegenwoordiging bij de besluitvorming van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt;
c. voldoende middelen om de kosten voor het instellen van een rechtsvordering te dragen, waarbij de zeggenschap over de rechtsvordering in voldoende mate bij de rechtspersoon ligt;
d. een algemeen toegankelijke internetpagina waarop de volgende informatie beschikbaar is: (…)
1° de statuten van de rechtspersoon;
2° de bestuursstructuur van de rechtspersoon;
3° de laatst vastgestelde jaarlijkse verantwoording op hoofdlijnen van het toezichthoudend orgaan over het door haar uitgevoerde toezicht;
4° het laatst vastgestelde bestuursverslag;
5° de bezoldiging van bestuurders en de leden van het toezichthoudend orgaan;
6° de doelstellingen en werkwijzen van de rechtspersoon;
7° een overzicht van de stand van zaken in lopende procedures;
8° indien een bijdrage wordt gevraagd van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt: inzicht in de berekening van deze bijdrage;
9° een overzicht van de wijze waarop personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt zich kunnen aansluiten bij de rechtspersoon en de wijze waarop zij deze aansluiting kunnen beëindigen;
e. voldoende ervaring en deskundigheid ten aanzien van het instellen en voeren van de rechtsvordering.
3. Een rechtspersoon als bedoeld in lid 1 is slechts ontvankelijk indien:
a. de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, geen rechtstreeks of middellijk winst oogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt
gerealiseerd;
b. de rechtsvordering een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer heeft. Van een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer is sprake, wanneer:
1° de rechtspersoon genoegzaam aannemelijk maakt dat het merendeel
van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft; of
2° degene tegen wie de rechtsvordering zich richt, woonplaats in Nederland heeft en bijkomende omstandigheden wijzen op voldoende verbondenheid met de Nederlandse rechtssfeer; of
3° de gebeurtenis of de gebeurtenissen waarop de rechtsvordering betrekking heeft, in Nederland heeft of hebben plaatsgevonden;
c. de rechtspersoon in de gegeven omstandigheden voldoende heeft getracht het gevorderde door het voeren van overleg met de verweerder te bereiken. Een termijn van twee weken na de ontvangst door de verweerder van een verzoek tot overleg onder vermelding van het gevorderde, is daarvoor in elk geval voldoende.
(…)
6. De rechter kan een rechtspersoon als bedoeld in lid 1, ontvankelijk verklaren, zonder dat aan de vereisten van lid 2, subonderdelen a tot en met e, en lid 5 behoeft te zijn voldaan, wanneer de rechtsvordering wordt ingesteld met een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang of wanneer de aard van de vordering van de rechtspersoon als bedoeld in lid 1 of van de personen tot bescherming van wier belangen de rechtsvordering strekt, daartoe aanleiding geeft. Bij toepassing van dit lid kan de rechtsvordering niet strekken tot schadevergoeding.
4.14.
Stichting React beroept zich erop dat lid 6 van dit artikel aan de orde is, zodat niet hoeft te worden voldaan aan de vereisten van lid 2, subonderdelen a tot en met e. Stichting React wordt daarin niet gevolgd. [gedaagde sub 1.] heeft terecht aangevoerd dat Stichting React niet kan worden aangemerkt als een stichting met ‘een ideëel doel en een zeer beperkt financieel belang’. Weliswaar heeft Stichting React ook als doelstelling op te treden tegen piraterij zodat dit stopt, in het belang van de consument, maar een van haar doelstellingen is ook het namens de leden van de Coöperatie in rechte optreden en eventueel schade vorderen van handelaren die inbreuk maken op de merkrechten van die leden. Aangezien de leden van de Coöperatie voornamelijk grote internationale bedrijven en houders van bekende merken zijn, is aannemelijk dat daarmee substantiële financiële belangen zijn gemoeid. Artikel 3:305a lid 6 ziet daarop niet. Stichting React dient dan ook te voldoen aan de overige in dat artikel genoemde voorwaarden.
4.15.
Artikel 3:305a lid 1 BW bepaalt dat (onder meer) een stichting een rechtsvordering kan instellen die strekt tot bescherming van
gelijksoortigebelangen van andere personen – dat kunnen ook rechtspersonen zijn – voor zover zij deze belangen ingevolge haar statuten behartigt. Dit gelijksoortigheidsvereiste houdt in dat de belangen ter bescherming waarvan de rechtsvordering strekt, zich lenen voor bundeling, zodat een efficiënte en effectieve rechtsbescherming ten behoeve van de belanghebbende kan worden bevorderd. Aldus kan immers in één procedure worden geoordeeld over de door de rechtsvordering aan de orde gestelde geschilpunten en vorderingen, zonder dat daarbij de bijzondere omstandigheden aan de zijde van de individuele belanghebbenden betrokken hoeven te worden.
4.16.
Anders dan [gedaagde sub 1.] heeft bepleit, wordt de vordering waar het hier om gaat geschikt bevonden voor een collectieve actie, ten behoeve van de leden van de Coöperatie, wier belangen gebundeld worden. Zij hebben immers te maken met hetzelfde, vergelijkbare probleem, dat op het Wish-platform meerdere en gelijksoortige inbreuken op hun merkrechten wordt gemaakt, door buiten Europa gevestigde handelaren, van wie de identiteit moeilijk te achterhalen valt. Bij toewijzing van de vordering zou aan dit onderdeel van het probleem tegemoet kunnen worden gekomen, op een effectievere en efficiëntere manier dan wanneer iedere merkhouder dat op individuele basis zou moeten doen. De omstandigheid dat de leden bestaan uit professionele, vermoedelijk kapitaalkrachtige bedrijven, doet daar niet aan af. Dat een organisatie als Stichting React ook volgens de wetgever geschikt is voor het behartigen van gebundelde belangen van merkhouders, en daarnaast een zelfstandig belang heeft, wordt ondersteund door citaten uit de kamerstukken uit 2005/2006 (30 392 nr. 3) en 2017/2018 (34 608 nr. 6), betreffende de Implementatie van de Handhavingsrichtlijn en de behandeling van de wijziging van artikel 3:305a BW, aangehaald in de pleitnota, waarin de Stichting Namaakbestrijding React met name is genoemd, ook al ging dat om de voorgangster van de huidige Stichting React.
4.17.
Daarnaast heeft Stichting React voldoende gesteld om aan te nemen dat de belangen van degenen die zij stelt te behartigen voldoende zijn gewaarborgd, en dat zij voldoet aan de vereisten genoemd in artikel 3:305a lid 2 BW. De Stichting React en de aan haar gelieerde Coöperatie maken deel uit van een groep rechtspersonen die zich al jarenlang bezighoudt met het bestrijden van namaakhandel, aanvankelijk vooral fysieke, maar inmiddels ook online-handel. Aangenomen kan worden dat zij daarin inmiddels de nodige deskundigheid heeft verworven. Zij beschikt over een toezichthoudend orgaan, namelijk React B.V., dat een Supervisory Counsel heeft, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden. Het bestuur van React B.V. wordt benoemd door aandeelhouders, die tevens de leden zijn. De Coöperatie houdt jaarlijks een ledenvergadering en informeert de leden over relevante ontwikkelingen. Stichting React beschikt over een openbaar toegankelijke internetpagina, waarop alle informatie bedoeld in artikel 3:305a lid 2 sub d BW te vinden is. Ook is voldoende aannemelijk dat Stichting React over voldoende financiële middelen beschikt om de kosten van de procedure te dragen, afkomstig uit contributie van de leden van de Coöperatie.
4.18.
Ook aan de voorwaarden van artikel 3:305a lid 3 wordt voldaan. Niet is gesteld of gebleken dat de bestuurders betrokken bij de oprichting van de rechtspersoon, en hun opvolgers, een rechtstreeks of middellijk winst oogmerk hebben, dat via de rechtspersoon wordt gerealiseerd. Daarnaast hebben de rechtsvorderingen een voldoende nauwe band met de Nederlandse rechtssfeer, omdat Stichting React is gevestigd en kantoor houdt in Nederland en de producten waar het hier om gaat toegankelijk zijn voor het Nederlandse publiek en bezorging in Nederland plaatsvindt. Verder kan niet worden gesteld dat Stichting React voorafgaand aan dit kort geding niet heeft getracht om haar doel via het voeren van overleg met de [gedaagde sub 1.] te bereiken. [naam 1] is immers voortdurend met [gedaagde sub 1.] in gesprek geweest en heeft al in november 2020, op naam van Stichting React, de conceptdagvaarding aan [gedaagde sub 1.] toegezonden. Dat niet de Stichting React, maar (alleen) de Coöperatie met [gedaagde sub 1.] de gesprekspartner van [gedaagde sub 1.] is geweest, zoals [gedaagde sub 1.] stelt, is dan ook niet aannemelijk. Wel had Stichting React er goed aan gedaan om na de brief van 2 februari 2021, waarin [gedaagde sub 1.] gegevens met betrekking tot de 13 bij deze zaak betrokken handelaren heeft verstrekt, uitdrukkelijk mee te delen dat deze gegevens onvoldoende waren, nu [gedaagde sub 1.] expliciet om een reactie had verzocht, als dat aan de orde zou zijn. Aangezien onvoldoende aannemelijk is dat dat had geleid tot het verstrekken van meer informatie, worden aan het nalaten daarvan door Stichting React echter geen gevolgen verbonden.
Wordt voldaan aan de voorwaarden ex artikel 843a Rv?
4.19.
Zoals overwogen onder 4.1 is voldoende aannemelijk dat de 13 adverteerders die [gedaagde sub 1.] tegenover Stichting React heeft geidentificeerd als degenen die de volgens Stichting React inbreukmakende advertenties hebben geplaatst, daadwerkelijk inbreuk hebben gemaakt op de merkrechten van door Stichting React met name genoemde leden van de Coöperatie. Aannemelijk is dan ook dat deze speficieke handelaren onrechtmatig jegens de leden, en in het verlengde daarvan jegens Stichting React, hebben gehandeld.
Stichting React heeft een rechtmatig belang bij het kunnen beschikken over nadere gegevens van deze handelaren, bijvoorbeeld om een verbodsactie te kunnen instellen, om verdere inbreuken tegen te gaan. Artikel 843a Rv geeft zoals gezegd de mogelijkheid deze gegevens op te vragen bij een derde.
4.20.
Op basis van in de jurisprudentie ontwikkelde criteria (Lycos Pessers HR 25 november 2005 ECLI:NL:HR:2005:AU4019) kan daarop voortbouwend worden aangenomen dat ook [gedaagde sub 1.] als tussenpersoon onrechtmatig handelt jegens Stichting React door deze gegevens niet te te verstrekken.
Immers:
- voldoende aannemelijk is dat Stichting React partij is bij een rechtsbetrekking als bedoeld in artikel 843a Rv;
- Stichting React heeft een reëel belang bij de verkrijging van de identificerende gegevens;
- aannemelijk is dat er in het concrete geval geen minder ingrijpende mogelijkheid bestaat om de identificerende gegevens te achterhalen.
Wat dit laatste betreft heeft Stichting React informatie in het geding gebracht, waaruit voldoende kan worden afgeleid dat zij in samenwerking met medewerkers in China heeft getracht de inbreukmakers op basis van de door [gedaagde sub 1.] in een eerder stadium overlegde gegevens te benaderen, maar dat dit niets heeft opgeleverd, omdat vrijwel steeds sprake is van valse namen en/of niet bestaande adressen, althans van adressen die bijvoorbeeld verwijzen naar een geheel appartementencomplex, of naar een niet nader gespecificeerd kamernummer. Andere mogelijkheden om de identiteit van de inbreukmakers te achterhalen, buiten het platform om, lijken vooralsnog non existent. Aangenomen moet worden dat de handelaren die de waarschuwing bij hun advertenties zetten (zie 2.6.) weten dat zij niet de producten van de merkhouders verhandelen en zich onvindbaar willen houden.
Afweging van de betrokken belangen brengt mee dat het belang van Stichting React behoort te prevaleren. Hier geldt dat [gedaagde sub 1.] weliswaar gehouden is de privacybelangen van haar gebruikers in acht te nemen, maar die zijn in dit verband beperkt, aangezien het hier gaat om commerciële handelaren, die op grond van het gebruikersbeleid van [gedaagde sub 1.] ermee bekend zijn, of behoren te zijn, dat [gedaagde sub 1.] maatregelen kan treffen om inbreuk op intellectuele eigendomsrechten tegen te gaan. Voldoende aannemelijk is, dat dat ook geldt voor buiten Europa gevestigde gebruikers van het Wish-platform. Daar komt bij dat de betrokkenen zich uiteraard zullen kunnen verweren als zij daadwerkelijk (individueel) op gepleegde inbreuken zullen worden aangesproken. Het belang van [gedaagde sub 1.] om de gegevens niet te verstrekken legt tegenover het belang van Stichting React onvoldoende gewicht in de schaal, temeer nu [gedaagde sub 1.] zelf ook heeft gesteld piraterij zoveel mogelijk te willen tegengaan.
4.21.
Op basis van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat Stichting React een rechtmatig belang heeft om de beschikking te krijgen over de gevraagde informatie, aangaande een rechtsbetrekking waarbij zij partij is.
4.22.
Anders dan [gedaagde sub 1.] heeft aangevoerd, kan de informatie waarvan Stichting React afschriften van [gedaagde sub 1.] wenst, worden aangemerkt als ‘bepaalde bescheiden’ in dit zin van artikel 843a. Het gaat immers om de betaalgegevens en ID-kaartgegevens behorend bij de specifieke 13 ‘merchants’ waarover het in dit kort geding gaat, waarvan kan worden aangenomen dat dit, aangezien ze zijn gekoppeld aan bankrekeningen en dergelijke, hun authentieke namen en adressen betreft, anders dan in de op 2 februari 2021 verstrekte informatie. Dit zijn dus concrete gegevens waar ContextLogic Inc. over moet beschikken, aangezien zij anders de transcaties met de Merchant PSP’s niet kan (laten) verrichten en/of afronden. Onvoldoende aannemelijk is dat zij die gegevens niet zou hebben en/of dat het grote moeite zou kosten om die boven tafel te krijgen, aangezien zij, zoals blijkt uit het door haar als productie 18 in het geding gebrachte stappenplan, zelf ook verplicht is dit soort informatie aan de Merchant PSP’s – in het geval van de handelaren in China zijn dat in elk geval PingPong Flow, LianLian en Payoneer Flow – te verstrekken. Daarnaast hanteert [gedaagde sub 1.] het zogenoemde ‘Real name authentication system’ op grond waarvan verkopers die zich op het Wish-platform willen laten registreren hun gegevens moeten opgeven.
4.23.
Kortom, ook aan de voorwaarden van artikel 843a, inclusief de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, is in dit geval voldaan. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de stelling van [gedaagde sub 1.] dat aan de belangen van Stichting React voldoende tegemoet wordt gekomen doordat [gedaagde sub 1.] een ‘notice and takedown’ beleid hanteert, waarvan Stichting React ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt, niet opgaat. Weliswaar kunnen meldingen op grond van dit beleid ertoe leiden dat inbreukmakende advertenties van het Wish-platform worden verwijderd, maar zonder identificerende gegevens, voor de verstrekking waarvan dit beleid geen basis biedt, kan de Stichting React geen verbodsactie beginnen, noch kan op termijn schadevergoeding worden gevorderd.
De vorderingen
4.24.
Op grond van het voorgaande zijn de vorderingen van Stichting React toewijsbaar. Daarbij geldt dat Stichting React uitsluitend een rechtens te respecteren belang heeft bij afgifte van afschriften van betaalgegevens die ertoe strekken de inbreukmakers te identificeren, maar dat zij geen toegang dient te krijgen tot de gegevens zelf. Voor zover de documenten dergelijke gegevens wel bevatten, moeten die worden zwartgemaakt, zoals Stichting React zelf heeft voorgesteld. De vorderingen zullen met inachtneming daarvan jegens ContextLogic Inc. worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing vermeld. Voor een verdergaande toewijzing bestaat onvoldoende grond. De vorderingen jegens [gedaagde sub 1.] B.V. worden afgewezen, aangezien onvoldoende aannemelijk is dat zij over de gevraagde gegevens beschikt en dus niet aan een veroordeling zal kunnen voldoen.
Anders dan [gedaagde sub 1.] heeft bepleit wordt wel aanleiding gezien tot het opleggen van een dwangsom, als prikkel tot nakoming van de veroordeling, waarbij deze zal worden gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
Proceskosten
4.25.
ContextLogic Inc. zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. Stichting React heeft een proceskostenveroordeling op de voet van artikel 1019h Rv gevorderd. Met Stichting React is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat artikel 1019h Rv van toepassing is, aangezien Stichting React op grond van artikel 843a Rv afgifte vordert van bescheiden die zij wil gebruiken om een eind te maken aan merkinbreuken. Dit kan worden aangemerkt als een vordering gericht op handhaving van een intellectuele eigendomsrechten. Daarbij maakt het naar voorlopig oordeel geen verschil of deze vordering wordt ingesteld jegens de vermeend inbreukmaker dan wel jegens een derde. In hetgeen Stichting React heeft gesteld wordt onvoldoende aanleiding gezien om niet aan te knopen bij de toepasselijke indicatietarieven, waarbij deze zaak, evenals Stichting React stelt, wordt aangemerkt als een complex kort geding. De stelling van [gedaagde sub 1.] dat het hier om een eenvoudig kort geding zou gaan valt moeilijk te rijmen met de omstandigheid dat zij in deze zaak op voorhand een conclusie van antwoord van 69 pagina’s, voorzien van ordner met producties heeft ingediend, en zelf een proceskostenveroordeling van bijna € 84.000,- heeft gevorderd.
4.26.
[gedaagde sub 1.] B.V. wordt geacht geen (extra) proceskosten te hebben gemaakt, zodat geen aanleiding bestaat om ten behoeve van haar een kostenveroordeling uit te spreken, ook al wordt de vordering jegens haar afgewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt ContextLogic Inc. om binnen twee weken na de betekening van dit vonnis afschrift te verstrekken aan Stichting React van:
a. a) identificerende betaalgegevens van de 13 adverteerders/verkopers vermeld in productie 7 van Stichting React, namelijk de volgende gegevens:
de rekeninghouderinformatie van creditcard(s), Paypal, E-Wallet, UMPAY, PayEco, Allpay, Payoneer, PingPong, Lianlian Pay en/of andere elektronische betalingsmiddelen, en de bankrekeningnummers met naam van de bank en tenaamstelling van de bankrekening, die zijn gebruikt in het kader van via het Platform aangeboden inbreukmakende producten en aanvullende diensten van het platform,
b) ID-kaartgegevens, dan wel identiteitsgegevens die [gedaagde sub 1.] verzamelt van de adverteerders met de Chinese nationaliteit volgens haar eigen "Real name authentication system", namelijk de daargenoemde "identity information".
Dit alles voor zover van toepassing op de desbetreffende gebruiker en uitsluitend voor zover deze gegevens ertoe strekken de gebruikers te identificeren;
5.2.
bepaalt dat ContextLogic Inc. een dwangsom verbeurt van € 5.000,- voor iedere dag dat zij nalaat om aan de veroordeling onder 5.1 te voldoen, met een maximum van € 100.000,-;
5.3.
veroordeelt ContextLogic Inc. in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van Stichting React begroot op:
– € 667,- aan griffierecht en
– € 25.000,- aan salaris advocaat.
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien ContextLogic Inc. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
5.4.
veroordeelt ContextLogic Inc. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,- voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,- en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MB