ECLI:NL:RBAMS:2021:1972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
13-032672-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling van levensgezel en bedreiging van zus met de dood

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel en bedreiging van zijn zus. De feiten vonden plaats op 5 februari 2020 in Amsterdam. De verdachte heeft zijn levensgezel met kracht bij de keel vastgegrepen, waardoor zij geen lucht meer kreeg, en heeft haar bedreigd met de dood. Tevens heeft hij zijn zus, die 33 weken zwanger was, bedreigd met de woorden: 'ik maak je af, ik heb schijt aan je dikke buik'. De rechtbank heeft op basis van de verklaringen van de slachtoffers en de aanwezige bewijsstukken geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van tachtig uur. De rechtbank heeft daarbij bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en deelname aan een ambulante behandeling. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor huiselijk geweld. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich moet laten begeleiden om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-032672-20
Datum uitspraak: 22 april 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag 1] 1987, ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het [adres ] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 april 2021.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.F.R. Ketwaru, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [levensgezel] (zijn, verdachtes, levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [levensgezel] (met kracht) bij de keel/hals heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of de keel van voornoemde [levensgezel] heeft dichtgeknepen (waardoor die [levensgezel] geen lucht kreeg), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, zijn levensgezel, [levensgezel] , heeft mishandeld door voornoemde [levensgezel] (met kracht) bij de keel/hals vast te pakken/vast te grijpen en/of de keel van voornoemde [levensgezel] dicht te knijpen (waardoor die [levensgezel] geen lucht kreeg);
2. hij op of omstreeks 5 februari 2020 te Amsterdam, althans in Nederland, [zus verdachte] (zijn, verdachtes, 33 weken zwangere zus) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [zus verdachte] dreigend de woorden toe te voegen: “ik maak je af, ik heb schijt aan je dikke buik, ik maak jullie allemaal af” en/of “ik sla je kapot als het moet”, althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde.
3.2.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde en zich wat het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De raadsman heeft aangevoerd dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet kan worden bewezen omdat, kort gezegd, gelet op de aard en de ernst van het letsel, en er geen noodzaak tot medisch ingrijpen was en [levensgezel] volledig is hersteld, geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen. Zij gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat geen sprake is van zwaar lichamelijk omdat niet is ten laste gelegd dat verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan [levensgezel] maar dat hij dit heeft gepoogd te doen.
3.4.
Ten aanzien van de poging tot zware mishandeling overweegt de rechtbank dat het met kracht dichtknijpen van iemands keel, of dat nu met één hand of met twee handen gebeurt, in het algemeen een aanmerkelijke kans meebrengt dat ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht. Dat geldt ook indien dit slechts enkele seconden gebeurt, met name als met veel kracht wordt geknepen. Op die plaats bevinden zich immers kwetsbare en vitale weke delen van de hals. Verdachte heeft door met kracht de keel van [levensgezel] dicht te knijpen, en wel zo hard dat er een blauwe plek ontstond, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat de vitale delen in haar beschadigd zouden worden waardoor zwaar lichamelijk letsel het gevolg had kunnen zijn. [1] Het onder 1 primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
3.5.
De onder 2 ten laste gelegde bedreiging van de zus van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank op grond van haar aangifte en de verklaring van de vriendin van verdachte ook worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde en wel dat:
1. hij op 5 februari 2020 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [levensgezel] , zijn, verdachtes, levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [levensgezel] met kracht bij de keel heeft vastgegrepen en de keel van voornoemde [levensgezel] heeft dichtgeknepen waardoor die [levensgezel] geen lucht kreeg, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 5 februari 2020 in Nederland, [zus verdachte] zijn, verdachtes, 33 weken zwangere zus, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [zus verdachte] dreigend de woorden toe te voegen: “Ik maak je af, ik heb schijt aan je dikke buik, ik maak jullie allemaal af” en “Ik sla je kapot als het moet”.

5.Het bewijs

De rechtbank doet haar beslissing dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, steunen op de redengevende feiten en omstandigheden die in de hieronder genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2020026317-1 van 5 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 1] (met bijlagen, pagina 001 tot en met 005).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [levensgezel] , zakelijk weergegeven:
Op 5 februari 2020 zag ik dat mijn partner genaamd [verdachte] een aangeschoten indruk maakte. Er ontstond een discussie. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Houd je grote mond tegen mij dicht, je weet niet wie je voor je hebt, ik ben gek.” Ik zag dat mijn partner op mij afliep. Ik hoorde dat hij tegen mij zei: “Ik maak je af.” Ik zag en voelde dat hij met een van zijn handen mijn keel met kracht dicht kneep. Ik zag en voelde dat hij met zijn hele gewicht over mijn hoofd heen hing. Ik voelde pijn toen hij mij stevig bij mijn keel greep. Dit duurde ongeveer zes seconden. Ik hoorde dat hij opnieuw tegen mij zei: “Ik maak je af!” Ik kreeg geen lucht meer. Ik duwde hem met mijn beide handen van mij af. Ik kreeg weer lucht en ik moest heel erg hoesten.
Op 5 februari 2020 omstreeks 09.00 uur bracht ik mijn zoontje van vijf maanden naar mijn schoonmoeder in Diemen. Mijn schoonmoeder is woonachtig op de [adres] te Diemen. Mijn partnerging met mij mee naar zijn moeder. Ik hoorde dat mijn schoonzusje tegen hem zei: “Doe rustig je bent bij mama thuis, toon respect.” Mijn schoonzusje is hoogzwanger. Ik hoorde van mijn schoonzusje dat haar broer haar vroeger ook had bedreigd en dat zij zijn gedrag niet langer accepteerde.
Ik voel bij het slikken een branderige pijn. De wonden die zijn aangebracht op mijn hals zijn gevoelig als ik deze aanraak. De foto van de wonden aan mijn hals kunt u bij het proces-verbaal voegen.
Het proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2020026314-6 van 5 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 2] en [naam 3] (pagina 10 tot en met 11).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 5 februari 2020 omstreeks 10:45 uur waren wij ter plaatse op de [adres] te Diemen. Wij gingen de woning binnen. Wij spraken met de meldster genaamd [zus verdachte] . Zij vertelde ons het volgende: “Ik heb jullie gebeld. Ik kan jullie vertellen wat er is gebeurd. Mijn broer kwam hier aan met zijn vrouw en kinderwagen/kind. Mijn moeder deed de deur open (…). Mijn moeder gaf aan dat hij niet binnen mocht komen, omdat hij onder invloed was. Mijn broer werd boos en begon te schreeuwen. Eenmaal binnen zei ik dat hij weg moest gaan. Hij werd nog bozer en zei dat hij mij wel zou neersteken.” Wij zagen dat [zus verdachte] zwanger was. Wij hoorden haar zeggen dat zij al 33 weken zwanger was. Wij spraken vervolgens met de vriendin van de verdachte. Zij gaf op te heten [levensgezel] . Wij zagen dat [levensgezel] een verse blauwe plek bij haar hals had zitten. Wij hoorden haar vertellen: “Ik ben de vriendin van [verdachte] . Wij hebben net een kind samen. Hij heeft mij gewurgd met zijn hand. Ik heb hier een hele plek van overgehouden in mijn nek.”
Het proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2020026314-1 van 5 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 5] (pagina 007 tot en met 009).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van [zus verdachte] , zakelijk weergegeven:
Op 5 februari 2020 om 10.30 uur kwam mijn broer [verdachte] langs bij onze moeder, [naam moeder] , wonende [adres] te Diemen. [verdachte] staat ingeschreven bij zijn vriendin. Zijn vriendin is mijn schoonzus. Mijn schoonzus is genaamd [levensgezel] . Ik ben op dit moment 33 weken zwanger. Ik was bij mijn moeder op visite op [adres] te Diemen. Ik hoorde dat mijn moeder vertelde dat [verdachte] , [levensgezel] en hun zoontje genaamd: [naam zoontje] , geboren: [geboortedag 2] 2019, langs zouden komen om [naam zoontje] te brengen. [verdachte] kwam binnen met een blikje Heineken in zijn hand. Ik ben recht tegenover hem gaan staan. Ik vroeg toen aan [verdachte] waarom hij niet naar buiten ging met zijn drank toen mijn (onze) moeder dat aan hem vroeg. Ik zag dat [verdachte] mij verwilderd aan keek toen ik dat tegen hem zei. Met verwilderd bedoel ik, dat hij hele grote ogen opzette en met een blik in zijn ogen van ‘wat moet jij dan’. Ik herhaalde de vraag waarom hij niet naar buiten ging als zijn moeder daarom vroeg. Ik zag dat [verdachte] toen opstond. Ik zag dat [verdachte] zijn stoel naar achter schoof. Op dat moment stonden wij neus tegen neus. Ik hoorde toen dat [verdachte] mij begon te bedreigen. Ik hoorde dat [verdachte] de volgende bedreigingen uitte: “Ik maak je af, ik heb schijt aan je dikke buik, ik maak jullie allemaal af. Ik sla je kapot als het moet. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij zwaar agressief was.
Het proces-verbaal van verhoor aangeefster met nummer PL1300-2020026314-12 van 6 februari 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] , pagina 6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als de op 6 februari 2020 afgelegde verklaring van [levensgezel] , zakelijk weergegeven:
Ik heb begrepen dat mijn schoonzus, [zus verdachte] , aangifte heeft gedaan ter zake bedreiging. Ik was erbij toen [verdachte] mijn schoonzus bedreigde. Ik hoorde dat [verdachte] en [zus verdachte] ruzie hadden. Ik hoorde dat [verdachte] tegen [zus verdachte] zei: “Ik maak je af”. Ik hoorde dit duidelijk.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf van tachtig uur.
8.2.
Het pleidooi van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte begeleiding nodig heeft en dat een voorwaardelijke straf begrijpelijk is maar dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden buitenproportioneel is. De raadsman heeft verzocht een voorwaardelijke taakstraf op te leggen of eventueel een maand gevangenisstraf voorwaardelijk.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.2.
Verdachte heeft tijdens een ruzie met zijn vriendin, de moeder van zijn kind, met wie hij samenwoont, de keel van zijn vriendin dichtgeknepen en zich zo schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van zijn levensgezel. Verdachte heeft zijn vriendin pijn gedaan en haar angst ingeboezemd. Diezelfde dag heeft hij bij zijn moeder thuis zijn hoogzwangere zus met de dood bedreigd. Het betreft ernstige misdrijven en die kunnen niet onbestraft blijven.
8.3.3.
De rechtbank heeft gekeken naar het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 8 maart 2021 (het strafblad) van verdachte. Uit het strafblad blijkt dat verdachte eerder meermalen (onherroepelijk) is veroordeeld wegens huiselijk geweld. Zo is verdachte op [datum] door de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2014:7921) veroordeeld wegens poging tot zware mishandeling van zijn broer en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van zijn moeder en stiefvader en in 2015 wegens een poging doodslag op zijn stiefvader. De rechtbank zal dit in het nadeel van verdachte laten meewegen.
8.3.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 21 juli 2020, opgemaakt door N. Tuijn, reclasseringswerker. Het rapport houdt samengevat het volgende in. Bij verdachte is sprake van een patroon in huiselijk geweldsdelicten. De meeste delicten zijn onder invloed van alcohol gepleegd. Verdachte ziet in dat zijn drankgebruik een negatieve rol heeft gespeeld en dat ‘gecontroleerd’ gebruik voor hem niet haalbaar is. Hij is gestopt met drinken. De relatie met zijn partner en tevens de moeder van zijn kind is voortgezet en zij hebben begeleiding gekregen via jeugdbescherming. Het lopende toezicht helpt hen verder. De reclassering adviseert bij een veroordeling een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij reclassering en een ambulante behandeling.
8.3.5.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een e-mail van 30 maart 2021 van L. Beukers, reclasseringswerker, waarin zij laat weten dat in de periode dat verdachte bij haar in toezicht loopt, hij zich altijd keurig aan de afspraken heeft gehouden. Hij stelt zich begeleidbaar op en geeft opening van zaken. Hij heeft een behandeling bij de Waag succesvol afgerond. Hij slikt vrijwillige medicatie om zijn alcoholprobleem onder controle te houden. Het is echter wel zo dat het soms voorkomt dat hij niet zijn medicatie gebruikt en hierdoor vervolgens in de problemen komt. Verdachte is zich hiervan bewust en dit is dan ook zeker nog een punt van aandacht.
8.3.6.
De rechtbank herkent het beeld dat de reclassering van verdachte heeft geschetst. Verdachte ziet in dat hij zich absoluut ontoelaatbaar heeft gedragen tegen de mensen die van hem houden en dat het zo niet verder kan. De rechtbank legt verdachte, als stok achter de deur, een voorwaardelijke gevangenisstraf op en verbindt daar de door de reclassering genoemde voorwaarden aan. De rechtbank legt een voorwaardelijke gevangenisstraf op omdat het menens is. Mocht verdachte weer de fout ingaan dan zijn de consequenties groot. De rechtbank is van oordeel dat alleen een voorwaardelijke straf niet genoeg is. Verdachte moet ook ‘voelen’ dat hij straf krijgt. Hij moet een taakstraf verrichten van tachtig uur 80 uur taakstraf verrichten en als hij dat niet naar behoren doet, moet hij veertig dagen hechtenis ondergaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De straffen die worden opgelegd, zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 57, 285, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. Poging tot zware mishandeling terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel.
2. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt de volgende bijzondere voorwaarden:

1. Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde moet zich melden bij Reclassering Nederland, locatie Amsterdam en zich steeds melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2. Ambulante behandeling

Veroordeelde moet, als de reclassering dat nodig vindt, zich laten behandelen door De Waag, centrum voor ambulante forensische psychiatrie, Jellinek en/of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde moet zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.

3. Meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde moet, als de reclassering dat nodig vindt, meewerken aan urinecontrole. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Aan de hiervoor gestelde bijzondere voorwaarden zijn ingevolge artikel 14c, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht de volgende voorwaarden verbonden:

3. Medewerking ten behoeve van vaststellen identiteit

Veroordeelde moet ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden.

4. Medewerking reclasseringstoezicht

Veroordeelde moet medewerking verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte voorts tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 (veertig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en D. Abels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 april 2021.

Voetnoten

1.Vgl. HR 14 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3216