In deze zaak heeft eiseres, een inburgeringsplichtige, verzocht om verlenging van haar inburgeringstermijn vanwege ziekte. De rechtbank Amsterdam heeft op 30 maart 2021 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij eiseres in beroep ging tegen de afwijzing van haar verzoek door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De minister had eerder, op 19 december 2019, het verzoek om verlenging afgewezen en dit besluit werd in een later bestreden besluit op 22 oktober 2019 gehandhaafd. Eiseres stelde dat zij door haar medische klachten niet in staat was om onderwijs te volgen, wat een voorwaarde is voor het behalen van de inburgeringseisen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische adviezen van Argonaut, die door de minister zijn ingeroepen, zorgvuldig en inzichtelijk waren. De rechtbank oordeelde dat er geen concrete aanknopingspunten waren voor twijfel aan de inhoud van deze adviezen. Eiseres had medische stukken ingediend, maar de rechtbank vond dat deze niet voldoende onderbouwden dat zij gedurende de inburgeringstermijn niet in staat was om onderwijs te volgen. De rechtbank concludeerde dat de minister terecht had geoordeeld dat er geen medische redenen waren voor de verlenging van de inburgeringstermijn. Eiseres heeft ook een beroep gedaan op het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, maar de rechtbank oordeelde dat de beleidsregel voor verlenging van de inburgeringstermijn voldoende ruimte biedt voor maatwerk. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees zij de verzoeken van eiseres af.