ECLI:NL:RBAMS:2021:189

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 januari 2021
Publicatiedatum
27 januari 2021
Zaaknummer
AWB 20-6373 en 20-6374
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag aanwijzing als teler voor experiment gesloten coffeeshopketen na termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 januari 2021 uitspraak gedaan over de afwijzing van een aanvraag voor aanwijzing als teler voor het experiment gesloten coffeeshopketen. De aanvraag was ingediend door de verzoeker op de laatste dag van de indieningstermijn, maar werd na sluiting van het aanvraagtijdvak ontvangen. De verzoeker stelde dat hij problemen had ondervonden met het uploaden van zijn aanvraag, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat deze problemen niet voor rekening van de verzoeker kwamen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag te laat was ingediend en dat er geen verschoonbaarheid was voor deze termijnoverschrijding. De voorzieningenrechter overwoog dat de verzoeker zelf verantwoordelijk was voor het indienen van de aanvraag op de laatste dag en dat hij niet tijdig melding had gemaakt van de problemen die hij had ervaren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 20/6373 (voorlopige voorziening) en AMS 20/6374 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 21 januari 2021 op het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening in de zaken tussen
[verzoeker], te [plaatsnaam] , verzoeker
(gemachtigde: [naam] ),
en

de minister voor Medische Zorg en Sport

en

de minister van Justitie en Veiligheid, ministers, verweerders

(gemachtigden: [naam] en mevrouw en mr. [naam] ).

Procesverloop

Bij besluit van 1 september 2020 (het primaire besluit) hebben verweerders de aanvraag van verzoeker voor een aanwijzing als [naam] voor het experiment gesloten [soort bedrijf] afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2020 (het bestreden besluit) hebben verweerders het bezwaar van verzoeker kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit op 3 december 2020 beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2021. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaken. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht niet alleen uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
Wat ging er vooraf?
2. In het regeerakkoord van 2017 is afgesproken dat er een experiment komt met de teelt en verkoop van hennep en/of hasjiesj (hierna: hennep) voor recreatief gebruik. Het doel van het experiment is om te bekijken of en hoe een gesloten [soort bedrijf] mogelijk is. Tijdens het experiment wordt het in de deelnemende gemeenten [1] mogelijk om in de coffeeshops gereguleerd geproduceerde hennep te verkopen. Maximaal tien telers mogen hennep produceren en verkopen. Deze telers worden door de ministers aangewezen. Om in aanmerking te kunnen komen voor een aanwijzing dienen aspirant telers een aanvraag in te dienen.
2.1.
De wet- en regelgeving voor het experiment gesloten [soort bedrijf] is op 1 juli 2020 in werking getreden. Dit betekent dat op 1 juli de eerste fase van het experiment is gestart (de voorbereidingsfase). Op 1 juli startte ook de termijn van vier weken waarbinnen aspirant teeltbedrijven een aanvraag konden indienen om als teler te worden aangewezen. Zoals ook is vermeld in de toelichting op het besluit experiment gesloten [soort bedrijf] , kunnen telers die een vergunning willen aanvragen om mee te doen aan het experiment, van 1 tot uiterlijk 28 juli 2020 om 23:59 uur een aanvraag indienen. Aanvragen die te vroeg of te laat worden ingediend, worden afgewezen. [2]
2.2.
Verweerders hebben de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat deze na sluiting van het aanvraagtijdvak is ingediend, en die afwijzing na bezwaar gehandhaafd.
Standpunt verzoeker
3. Verzoeker voert – samengevat – aan dat niet is komen vast te staan dat zijn aanvraag te laat is ingediend. Verweerders hebben daarbij niet voldaan aan hun verplichting om potentiële deelnemers tijdig te wijzen op de IT-problemen die zich hebben voorgedaan bij het uploaden van documenten naar het aanvraagsysteem. Verzoeker had al voor 24:00 uur het aanvraagformulier en bijbehorende documenten geüpload. De technische haperingen in het aanvraagsysteem komen niet voor rekening van verzoeker.
Er is ook geen redelijk belang gediend met de afwijzing. Bovendien is verzoeker ten onrechte in bezwaar niet gehoord over het voorgaande, aldus verzoeker.
Standpunt verweerders
5. Verweerders wijzen erop dat inmiddels de loting heeft plaatsgevonden, en dat de gevolgen daarvan onomkeerbaar zijn. Het voorstel van verzoeker om een tweede loting te laten plaatsvinden zal onevenredige gevolgen hebben voor de aanvragers die reeds aan de loting hebben deelgenomen. Verweerders zijn verder van mening dat de aanvraag niet tijdig is ingediend. Niet is gebleken dat de verwerkingscapaciteit van het gebruikte aanvraagsysteem niet voldoende was. Verweerders verwijzen naar de overgelegde producties [nummer] tot en met [nummer] . Verweerder stelt dat het bezwaar kennelijk ongegrond is en dat verweerder daarom heeft kunnen afzien van het horen van verzoeker.
Aanvraag tijdig ingediend?
6. Niet is in geschil dat de aanvraag uiterlijk op 28 juli 2020 om 23:59 uur moest worden ingediend. De voorzieningenrechter overweegt verder dat met de door verweerders ingebrachte stukken (producties [nummer] tot en met [nummer] ) voldoende is komen vast te staan dat verzoekers aanvraag op 29 juli 2020 om 0:06 uur is ontvangen door verweerder.
7. Verzoeker stelt wel dat hij de aanvraag op tijd heeft geüpload, maar dat er problemen waren.
Verweerders hebben onderzoek gedaan naar die gestelde problemen. Die bleken er ook te zijn geweest, maar dat was om 11 uur ’s-ochtends op de 28e juli verholpen. Later op de dag hebben verweerders geen meldingen gehad van storingen of problemen anderszins. Daarvan zijn ook stukken overgelegd.
Verweerders hebben het aanvraagsysteem ook gecontroleerd op de gestelde onvoldoende verwerkingscapaciteit, en geconstateerd dat op 28 juli 2020 vanaf 12:00 uur elk uur een aantal aanvragen is ontvangen. Ook in het laatste uur voor de deadline zijn tientallen aanvragen ontvangen. Verweerders wijzen er ook nog op dat verzoeker niet zelf heeft gemeld dat hij problemen ervoer met het uploaden, terwijl er een helpdesk (een e-mailadres) daarvoor beschikbaar was.
Tegenover al deze gegevens van verweerder heeft verzoeker geen enkele onderbouwing gegeven van zijn stelling; ook niet een schermprint met verzendgegevens.
Onder die omstandigheden kunnen de door verzoeker aangehaalde problemen met de ICT bij de rijksoverheid hem in dit geval niet baten.
8. Verweerders hebben verder terecht aan verzoeker tegengeworpen dat hij er zelf voor heeft gekozen om de aanvraag pas op de laatste dag in te dienen. Het komt voor eigen rekening en risico van verzoeker dat hij de deadline niet heeft gehaald door de aanvraag op de laatste dag in te dienen; en dat geldt des te sterker inden verzoeker de verwachting had van mogelijke ICT-problemen bij de overheid. [3]
9. De conclusie is dan ook dat de aanvraag te laat is ingediend en dat er geen sprake is van verschoonbaarheid.
Horen in bezwaar
10. De voorzieningenrechter is, gelet op de door verzoeker aangegeven redenen voor de te late indiening van zijn aanvraag en gelet op vorenstaande overwegingen, van oordeel dat er geen twijfel was over dat het bezwaar van verzoeker ongegrond was. Dat betekent dat het bezwaar kennelijk ongegrond was en verweerder mocht daarom van het horen afzien.
Conclusie
11. Gelet op het voorgaande hebben verweerders de aanvraag van verzoeker voor een aanwijzing als teler voor het experiment gesloten [soort bedrijf] terecht en op rechtmatige wijze afgewezen. Het beroep is ongegrond.
12. Omdat de voorzieningenrechter op het beroep beslist, is er geen aanleiding om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Of sprake is van voldoende spoedeisendheid kan daarmee in het midden blijven.
13. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van de betaalde griffierechten bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. L. Super, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 januari 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen de uitspraak op het beroep kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.[plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] , [plaatsnaam] en [plaatsnaam] .
2.Rijksoverheid.nl, artikel 19, onder a, van het besluit experiment gesloten [soort bedrijf] en Stcrt. 2020, nr. 33137.
3.Zie ook de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 23 juni 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:417).