Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Rzeszów(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
final judgement of the Regional Court in Rzeszów(Polen) van 21 juni 2012, zaaksnummer X K 377/12.
4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
5.Artikel 47 Handvest
Salduzheeft het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) geoordeeld dat artikel 6 EVRM was geschonden omdat de minderjarige verdachte voorafgaand aan en tijdens het verhoor geen toegang kreeg tot een raadsman. Weliswaar kan een verdachte uit vrije wil afstand doen van de garanties op een eerlijk strafproces, maar van een zodanige afstand moet ondubbelzinnig blijken. De raadsman heeft in dit verband tevens gewezen op het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK). Uit artikel 40, tweede lid onder b blijkt dat elke minderjarige in beginsel dient te worden bijgestaan door een advocaat. In de zaak
Blokhinheeft het EHRM benadrukt dat het recht van een jeugdige verdachte om effectief deel te nemen aan zijn strafproces vereist dat de autoriteiten hem behandelen met inachtneming van zijn kwetsbaarheid en capaciteiten vanaf de eerste fase van zijn betrokkenheid bij een strafrechtelijk onderzoek, in het bijzonder tijdens elk verhoor door de politie. De raadsman heeft erop gewezen dat de Poolse rechter in de zaak van de opgeëiste persoon uitspraak deed na o.a. het
Salduz-arrest. Voorts heeft hij erop gewezen dat ook de Poolse nationale wetgeving voorschrijft dat elke minderjarige in beginsel dient te worden bijgestaan door een advocaat.
6.Beslissing
SCHORSThet onderzoek voor
onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5 geformuleerde vragen te stellen.