4.3.Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling)volgt dat verweerder bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsruimte heeft. De absolute noodzaak van het verkeersbesluit hoeft niet te worden aangetoond. De rechter toetst of verweerder geen onredelijk gebruik heeft gemaakt van die beoordelingsruimte. Nadat verweerder heeft vastgesteld welke verkeersbelangen in welke mate naar zijn oordeel bij het besluit dienen te worden betrokken, moet verweerder die belangen tegen elkaar afwegen. Daarbij komt verweerder beleidsruimte toe. De bestuursrechter toetst of de voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van het verkeersbesluit niet onevenredig zijn in verhouding tot de met dat besluit te dienen doelen.
Voldoet het verkeersbesluit aan de eisen die daaraan gesteld worden?
5. Verzoekers stellen dat de doorstroming van het autoverkeer is verslechterd en parkeren nog lastiger is geworden. Verder is de bereikbaarheid van de buurt voor autoverkeer verslechterd, terwijl men juist vanwege de coronapandemie en de daarbij behorende maatregelen meer aangewezen is op autovervoer en bezorgdiensten. Daarnaast stellen zij dat het verkeersbesluit niet de gewenste gevolgen heeft; de Haarlemmerstraat en Haarlemmerdijk worden alleen maar drukker met fietsers, die ook over de stoep fietsen, en voor voetgangers is het nog steeds niet mogelijk om anderhalve meter afstand te houden op de stoepen.
6. Uit de motivering in het verkeersbesluit en de toelichting van verweerders gemachtigde op de zitting blijkt dat verweerder dit besluit heeft genomen met het oog op de volksgezondheid. Verweerder wil namelijk faciliteren dat verkeersdeelnemers anderhalve meter afstand van elkaar kunnen houden en daarmee besmettingen met het coronavirus voorkomen. Toen het verkeersbesluit werd genomen, stond het belang van de volksgezondheid nog niet als zodanig in de Wvw. Maar uit met name de beleidsstukken en raadsstukken die aan dit verkeersbesluit voorafgingen heeft verweerder naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende omschreven dat het verkeersbesluit gebaseerd is op genoemde belangen uit de Wvw, namelijk in de bescherming van de weggebruikers en het voorkomen van door het verkeer veroorzaakte hinder of schade. Met verzoekers is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder dit in het verkeersbesluit duidelijker had moeten toelichten, maar dat kan in de bezwaarfase nog worden hersteld. Dit gebrek in heldere motivering vormt daarom geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
Daarbij komt dat inmiddels voor het nemen van een verkeersbesluit ook het belang van de bestrijding van de Covid-19-epidemie in de Wvw is opgenomen. En die versie van de Wvw moet verweerder toepassen bij de herbeoordeling van het verkeersbesluit in bezwaar.
7. Verder heeft verweerder ook geen onredelijk gebruik gemaakt van zijn beleidsruimte. Verweerder heeft op 8 mei 2020 beleid gemaakt in de vorm van de ‘Menukaart tijdelijke maatregelen openbare ruimte’. Daarin staan ruim dertig maatregelen genoemd om de openbare ruimte anders te gebruiken, met het doel om op een verkeersveilige manier fietsers en voetgangers de mogelijkheid te bieden om voldoende afstand te houden. Verweerder houdt daarbij de volgende prioritering van verkeersdeelnemers aan: 1. voetganger, 2. fiets, 3. openbaar vervoer, 4. auto (rijdend), 5. auto (geparkeerd). Op 30 juni 2020 heeft verweerder de locatie Haarlemmerstraat-Haarlemmerdijk aangewezen als één van de elf belangrijkste knelpunten voor voetgangers en fietsers om afstand te houden, omdat er veel activiteiten samenkomen en de verplaats- en verblijfsfunctie zijn gemengd. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het dan ook niet onredelijk dat verweerder er voor heeft gekozen om op deze locatie maatregelen te treffen uit de ‘Menukaart tijdelijke maatregelen openbare ruimte’.
8. Hoewel uit het verkeersbesluit zelf niet direct blijkt dat de maatregelen ertoe strekken om extra ruimte te maken voor zowel fietsers als voetgangers, blijkt dit wel duidelijk uit de toelichting van verweerders gemachtigde op de zitting. Doordat er geen, althans veel minder, autoverkeer door de Haarlemmerstraat en de Haarlemmerdijk rijden, hebben fietsers meer ruimte op de weg en daarmee meer ruimte om afstand van elkaar te houden. Ten behoeve van de ruimte voor de voetgangers heeft verweerder een aantal parkeerplaatsen opgeheven en de fietsparkeerplekken (‘de nietjes’) verplaatst naar parkeervakken. Ook heeft verweerder eenrichtingsverkeer ingesteld voor voetgangers. De voorzieningenrechter vindt het aannemelijk dat deze maatregelen ertoe bijdragen dat voetgangers en fietsers meer ruimte hebben. De stelling van verzoekers dat deze maatregelen niet of onvoldoende bijdragen aan het doel om afstand houden te faciliteren, verwerpt de voorzieningenrechter dan ook. Ook is niet aannemelijk geworden dat het primaire doel van de maatregelen niet de bestrijding van Covid-19 zou zijn, maar het autoluw maken van de stad.
9. Evenmin is de voorzieningenrechter van oordeel dat de gevolgen van het verkeersbesluit onevenredig bezwarend zijn voor verzoekers. Weliswaar ondervinden verzoekers hinder door het verkeersbesluit; ze moeten omrijden om hun woning te bereiken, ze zijn langer bezig met het vinden van een parkeerplek en ze zijn gedwongen hun auto parkeren op soms een aanzienlijke afstand van hun woning. Maar deze nadelen wegen niet op tegen het belang van de maatregelen om het houden van voldoende afstand te faciliteren nu Covid-19 heerst. De voorzieningenrechter merkt hierbij op dat in het verkeersbesluit staat dat het om tijdelijke maatregelen gaat, die verweerder met een nieuw verkeersbesluit zal opheffen als de epidemie van Covid-19 voldoende is bedwongen. Ook betrekt de voorzieningenrechter dat de gemachtigde van verweerder op de zitting heeft uitgelegd dat maatwerk mogelijk is voor bewoners die onevenredige hinder ondervinden, bijvoorbeeld omdat zij op leeftijd zijn of slecht ter been. Verweerder heeft voor een aantal bewoners ook al zulke maatwerkvoorzieningen getroffen.
10. Samengevat is het verkeersbesluit op enkele punten niet volledig gemotiveerd, maar deze gebreken kunnen in de bezwaarfase nog worden hersteld, omdat er in bezwaar een volledige heroverweging van het verkeersbesluit moet plaatsvinden. Deze gebreken zijn dan ook niet doorslaggevend genoeg om een voorlopige voorziening te treffen.
Heeft de buurt voldoende inspraak gehad voordat het verkeersbesluit werd genomen?
11. Verder vinden verzoekers dat zij onvoldoende mogelijkheid tot inspraak hebben gehad en dat verweerder de gevolgen van het verkeersbesluit niet goed heeft onderzocht. Ook vermoeden zij dat verweerder een dubbele agenda heeft: het eigenlijke doel van de maatregelen is het autoluw maken van de binnenstad.
12. De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder de bewoners gelegenheid heeft gegeven om hun standpunten over het verkeersbesluit kenbaar te maken. Ze zijn geïnformeerd door middel van een bewonersbrief en hebben daarop kunnen reageren. Aangezien de bestrijding van de epidemie van Covid-19 een acuut probleem is dat om snel handelen vraagt, is het niet onredelijk dat de inspraak voorafgaand aan de maatregel enigszins beperkt is gebleven en de bewoners pas nu, in de bezwaarfase, nader de gelegenheid krijgen om hun standpunten over het verkeersbesluit kenbaar te maken.
Handhaving van de genomen maatregelen
13. Verzoekers stellen dat de nieuwe verkeerssituatie niet duidelijk is aangegeven, waardoor auto’s in de zijstraten tegen de rijrichting inrijden en er opstoppingen en gevaarlijke situaties ontstaan.
14. De voorzieningenrechter stelt vast dat als verkeersdeelnemers zich niet houden aan de maatregelen van het verkeersbesluit, dit een gevolg is van de uitvoering en de handhaving van het verkeersbesluit. Dat gaat dus niet over de vraag waar het in deze procedure om draait, namelijk of het verkeersbesluit wel genomen mocht worden. Dit geldt ook voor de klacht dat de fietsers over de stoep fietsen en niet voor zebrapaden stoppen. Deze omstandigheden, hoewel onwenselijk, kunnen daarom geen reden vormen om het verkeersbesluit te schorsen. De voorzieningenrechter geeft verweerder wel mee om aandacht te besteden aan de handhaving van het verkeersbesluit, gelet op de nadelige gevolgen die verzoekers hiervan ondervinden.
Is het besluit bevoegd genomen?
15. Ten slotte is volgens verzoekers niet gebleken dat het verkeersbesluit bevoegd is genomen, omdat niet kan worden gecontroleerd of de ondertekenaar wel gemandateerd is.
16. Ook met de toelichting op de zitting heeft verweerder niet met mandaatbesluiten aangetoond dat de ambtenaar die het verkeersbesluit heeft genomen daadwerkelijk gemandateerd was. Maar de gedetailleerde toelichting van verweerders gemachtigde op de zitting wijst er echter wel op dat het mandaat in orde is. Bovendien kan dit gebrek in de bezwaarfase nog gerepareerd worden. Ook deze omstandigheid vormt daarom geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen.
17. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter vooralsnog geen reden om aan te nemen dat aan de belangen van verzoekers in bezwaar doorslaggevend gewicht zal worden toegekend of voor de verwachting dat het verkeersbesluit na heroverweging geen stand zal kunnen houden. De voorzieningenrechter ziet dan ook thans geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening
.
18. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.