ECLI:NL:RBAMS:2021:1757

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
8938923
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke verplichtingen van de huurder tot medewerking aan renovatie van open verbrandingstoestellen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 april 2021 uitspraak gedaan in een huurrechtelijke kwestie tussen de stichting Stadgenoot en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Stadgenoot, een toegelaten instelling onder de Woningwet, verhuurt sinds 24 maart 1994 een woning aan [gedaagde]. De woning bevat open verbrandingstoestellen, waaronder een geiser en een gaskachel, die door Stadgenoot vervangen dienen te worden door een HR-ketel met radiatoren. Ondanks eerdere toezeggingen van [gedaagde] om mee te werken aan deze vervangingen, heeft zij herhaaldelijk afspraken afgezegd, onder andere vanwege veiligheidsredenen in verband met Covid-19. Stadgenoot heeft daarop een dagvaarding uitgebracht, waarin zij veroordeling van [gedaagde] vorderde om medewerking te verlenen aan de renovatie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8938923 CV EXPL 20-22961
vonnis van: 13 april 2021
fno.: 47653
vonnis van de kantonrechter
I n z a k e
de stichting Stichting Stadgenoot
gevestigd te Amsterdam
eiseres,
nader te noemen: Stadgenoot
gemachtigde: mr. E.D. van der Minne
t e g e n
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde,
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
  • dagvaarding van 11 december 2020;
  • conclusie van antwoord van 14 december 2020;
  • instructievonnis van 19 januari 2021;
  • conclusie van repliek van 15 februari 2021;
  • conclusie van dupliek van 18 februari 2021.
De kantonrechter heeft het vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1. Stadgenoot is een toegelaten instelling als bedoeld in de Woningwet.
1.2. Zij verhuurt sinds 24 maart 1994 de woning gelegen aan het [adres] (hierna: het gehuurde) aan [gedaagde] . De maandelijkse huurprijs inclusief servicekosten bedraagt thans € 361,91.
1.3. In het gehuurde bevinden zich meerdere zogenaamde open verbrandingstoestellen, te weten een geiser en een gaskachel.
1.4. Stadgenoot heeft de afgelopen jaren meerdere malen aan haar huurders, en ook aan [gedaagde] gevraagd mee te werken aan vervanging van de geiser en gaskachel door een HR-ketel met een of meerdere radiatoren.
1.5. Uiteindelijk op 8 oktober 2019 heeft [gedaagde] een akkoordverklaring ondertekend (‘Huurdersverklaring installatie radiatoren’) waarin zij verklaart ervan kennis genomen te hebben dat Stadgenoot de HR-ketel als warmwatervoorziening aanpast en een of meerdere radiatoren in de woonkamer komt installeren en dat zij akkoord gaat met een huurverhoging. Zij wenst ook een radiator in de keuken en in de badkamer. De servicekosten blijven gelijk. Tevens heeft zij verklaard dat zij de gashaard die afgesloten/afgekoppeld wordt en dus in de woning achterblijft, niet meer in gebruik zal nemen.
1.6. Nadien is het Stadgenoot niet gelukt met [gedaagde] een afspraak te maken voor de uitvoering van de vervangingswerkzaamheden. Medewerking werd herhaaldelijk geweigerd. Uiteindelijk heeft Stadgenoot [gedaagde] bij brief van 29 september 2020 voor de laatste maal gesommeerd om mee te werken. Een laatste afspraak is door [gedaagde] afgezegd om veiligheidsredenen in verband met Covid-19.
1.7. Vervolgens heeft Stadgenoot de dagvaarding uitgebracht.

2.Vordering

2.1.
Stadgenoot vordert veroordeling van [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
- om binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te gehengen en gedogen dat Stadgenoot, althans een door haar aan te wijzen installatiebedrijf in de huurwoning van [gedaagde] de open verbrandingstoestellen zal vervangen door een HR-ketel met één radiator, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00, en als [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, [gedaagde] te veroordelen de woning tijdelijk te ontruimen als bedoeld in artikel 555 juncto 558 sub b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) teneinde de benodigde werkzaamheden uit te voeren;
- tot betaling van een verhoging van de huurprijs met € 20,00 [de kantonrechter begrijpt: per maand] naast de tot dan geldende huurprijs, met ingang van de maand volgend op die waarin de hiervoor bedoelde vervanging van geiser en gaskachel door een HR-ketel met één radiator heeft plaatsgevonden, welke huurprijsverhoging in het geval dat op verzoek van [gedaagde] meer dan één radiator is geplaatst, dient te worden vermeerderd met € 5,00 per extra geplaatste radiator tot (totaal) een maximumverhoging van € 40,00;
- tot betaling van de kosten van de procedure (de nakosten daaronder begrepen).
2.2.
Stadgenoot voert aan als grondslag van haar vordering dat sprake is van een redelijk renovatievoorstel als bedoeld in artikel 7:220 BW en dat [gedaagde] dus verplicht is haar medewerking te verlenen aan de uitvoering van dat voorstel. Daarnaast heeft Stadgenoot gewezen op de toezegging van 8 oktober 2019 van [gedaagde] om mee te werken.
2.3.
Stadgenoot heeft daarbij gewezen op het gevaar van CO-vergiftiging van oude open verbrandingstoestellen, ook bij lage concentratie, dat aan- en afvoerkanalen door Stadgenoot worden aangelegd, dat de werkzaamheden binnen 1 werkdag kunnen zijn afgerond, dat e.e.a. leidt tot een slechts beperkte (basis-)huurverhoging maar ook een besparing van kosten aan de kant van [gedaagde] , dat de huurverhoging is berekend aan de hand van het rekenmodel van de Huurcommissie en dat Stadgenoot een deel van de kosten voor haar rekening neemt, dat de huurbesparing is berekend aan de hand van de rekentool op www.verbeteruwhuis.nl van de Rijksoverheid en MilieuCentraal, en dat de HR-ketel milieuvriendelijker is en veiliger, ook voor omwonenden.

3.Verweer

3.1.
Zowel in haar antwoord als in haar conclusie van dupliek heeft [gedaagde] gesteld dat zij aan alle eisen heeft voldaan en heeft zij gewezen op haar toezegging voor aanleg van de verwarming en dat zij een afspraak heeft gemaakt met het technisch bedrijf. Er is sprake van overmacht waardoor de afspraak niet kon doorgaan en zij heeft de afspraak moeten verschuiven tot nadat zij voor Covid-19 zal zijn gevaccineerd. Haar aanvankelijke bezwaren heeft zij opgegeven maar zij heeft nu ernstige redenen om de afspraak te verschuiven.

4.Beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt vast dat niet bestreden is dat ter zake van de vervanging van de geiser en de gaskachel door een HR-ketel met één radiator, sprake is van een redelijk renovatievoorstel als bedoeld in artikel 7:220 lid 2 BW, ook met de voorgestelde huurverhoging. In dit kader heeft Stadgenoot gewezen op het arrest van 21 maart 2017 van het hof Amsterdam (zaaknummer 200.180.664/01) dat ziet op een in essentie identieke zaak. [gedaagde] heeft van die uitspraak kunnen kennisnemen nu deze bij de door Stadgenoot ingezonden stukken was gevoegd. De kantonrechter sluit zich aan bij dit oordeel van het hof.
4.2.
Dat betekent dat [gedaagde] verplicht is gelegenheid te geven voor uitvoering van de werkzaamheden die gepaard gaan met die renovatie. Overigens is zij daartoe ook gehouden op grond van de door haar met Stadgenoot gesloten nadere overeenkomst (de ‘akkoordverklaring’ van 8 oktober 2019).
4.3.
Meerdere keren, ook voorafgaand aan de corona-crisis, heeft [gedaagde] de ingeplande afspraken met het installatiebedrijf afgezegd. Na de sommatie-brief van 29 september 2020 heeft [gedaagde] Stadgenoot bericht dat zij uit veiligheidsoverwegingen de laatste afspraak gecanceld heeft en dat zij, nadat zij voor Covid-19 gevaccineerd zal zijn, weer contact met Stadgenoot zal opnemen. Zij stelt dat het een niet-noodzakelijke klus is en dat het kan wachten tot dat alles weer veilig is.
4.4.
In haar repliek heeft Stadgenoot gesteld dat de werkzaamheden zullen worden uitgevoerd binnen de richtlijnen van het RIVM zoals deze uiteengezet zijn in de dagvaarding. De werklieden zullen met plastic schoenzakken de werkzaamheden uitvoeren. De aanwezigheid van het corona-virus en de onzekerheid over de vraag wanneer een vaccin voor [gedaagde] beschikbaar zal zijn, kunnen niet ertoe leiden dat de gedoogplicht van de huurder opzij wordt gezet. [gedaagde] kan er ook voor kiezen om in een andere kamer te gaan zitten als de monteurs aan het werk zijn, aldus Stadgenoot en zij kan zelfs ervoor kiezen om de woning (tijdelijk) te verlaten, waarbij Stadgenoot ook heeft gewezen op het verhoogd risico dat gepaard gaat met het gebruik van de open verbrandingstoestellen die thans in de woning worden gebruikt. Het belang van Stadgenoot en de omwonenden bij snelle vervanging moet dan zwaarder wegen dan die van [gedaagde] nu Stadgenoot de overheidsmaatregelen in acht zal nemen en [gedaagde] dus een minimaal risico op besmetting loopt, aldus Stadgenoot.
4.5.
[gedaagde] heeft in haar conclusie van dupliek hier niets tegen in gebracht zodat de kantonrechter moet oordelen dat er thans in redelijkheid geen redenen zijn waarom [gedaagde] niet gedwongen kan worden op korte termijn haar medewerking te verlenen aan het uitvoeren van de desbetreffende werkzaamheden door Stadgenoot. Wel ziet de kantonrechter aanleiding een iets langere termijn te gunnen dan de gevorderde zeven dagen na vonnis waarna Stadgenoot daadwerkelijk met de werkzaamheden kan beginnen.
4.6.
Tegen de (hoogte van de) dwangsom zijn geen afzonderlijke bezwaren aangevoerd.
4.7.
Nu [gedaagde] in het ongelijk is gesteld, zal zij de proceskosten van Stadgenoot moeten betalen.
4.8.
Beslist wordt dan ook als volgt.

5.Beslissing

De kantonechter:
- veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te gehengen en gedogen dat Stadgenoot althans een door haar aan te wijzen installatiebedrijf in de woning van [gedaagde] de open verbrandingstoestellen zal vervangen door een HR-ketel met één radiator, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 300,00 voor iedere dag dat [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 15.000,00 en als [gedaagde] in gebreke blijft om aan deze veroordeling te voldoen, en veroordeelt [gedaagde] om de woning tijdelijk te ontruimen als bedoeld in artikel 555 juncto 558 sub b Rv teneinde de benodigde werkzaamheden uit te voeren;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een verhoging van de huurprijs met € 20,00 per maand naast de thans geldende huurprijs met ingang van de maand volgend op die waarin de hiervoor bedoelde vervanging van geiser en gaskachel door een HR-ketel met één radiator heeft plaatsgevonden, welke huurverhoging in het geval dat op verzoek van [gedaagde] meer dan één radiator is geplaatst dient te worden vermeerderd met € 5,00 per extra geplaatste radiator tot (in totaal) een maximum verhoging van € 40,00 per maand;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten aan de kant van Stadgenoot, tot op heden begroot op € 126,00 aan griffierecht, € 102,96 aan kosten dagvaarding en € 496,00 (2 punten à € 248,00) aan salaris gemachtigde, tezamen derhalve € 724,96;
- veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk, kantonrechter, en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 13 april 2021.
de griffier de kantonrechter