ECLI:NL:RBAMS:2021:1713

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 maart 2021
Publicatiedatum
9 april 2021
Zaaknummer
13/056527-20 en 13/145851-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging na mishandeling en verkeersovertredingen door verdachte met psychische aandoening

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is verdachte op 26 maart 2021 vrijgesproken van alle rechtsvervolging in verband met mishandeling en verkeersovertredingen. De zaak betreft incidenten die plaatsvonden op 2 maart 2020, waarbij verdachte betrokken was bij meerdere verkeersongevallen op de A5 en A10. Tijdens de zittingen op 4 juni 2020 en 12 maart 2021 was verdachte niet aanwezig. De officier van justitie, mr. G. Dankers, vorderde straf, terwijl de raadsman, mr. J. van Weers, vrijspraak bepleitte op basis van de psychische toestand van verdachte. De rechtbank oordeelde dat verdachte lijdt aan een manische dan wel schizomane psychose, wat zijn gedragingen op het moment van de feiten beïnvloedde. De rechtbank concludeerde dat verdachte niet in staat was om de gevolgen van zijn daden te overzien, waardoor hij niet strafbaar was. De benadeelde partijen, waaronder een politieagent en een andere automobilist, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat er geen straf of maatregel aan verdachte was opgelegd. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/056527-20 (A) en 13/145851-20 (B)
Datum uitspraak: 26 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 juni 2020 (zaak A) en 12 maart 2021 (zaken A en B). Verdachte was hierbij niet aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat de raadsman van verdachte, mr. J. van Weers, naar voren heeft gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de benadeelde partij [slachtoffer] (zaak A) naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – samengevat – ervan beschuldigd dat hij:
Zaak A
op 2 maart 2020 te Amsterdam heeft geprobeerd [slachtoffer] , hoofdagent in functie, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door in volle vaart op [slachtoffer] af te rennen en vervolgens met zijn elleboog tegen de kin/kaak van [slachtoffer] te stoten en [slachtoffer] tegen de enkels te trappen. Mocht de rechtbank dit niet bewezen achten, dan wordt verdachte beschuldigd van mishandeling;
Zaak B
op 2 maart 2020 als bestuurder van een motorrijtuig betrokken is geweest bij verkeersongevallen op de Rijksweg A5 en/of Rijksweg A10 en de plaats van deze ongevallen heeft verlaten;
op 2 maart 2020 als bestuurder van een voertuig zich zodanig heeft gedragen dat verkeersregels (overschrijding van de maximumsnelheid, rijden over de vluchtstrook en/of rijden onder invloed) in ernstige mate werden geschonden waardoor levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in bijlage 1 die achter dit vonnis is gevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[naam 1] reed op 2 maart 2020 omstreeks 17:00 uur in zijn grijze Fiat Panda (kenteken [nummer 1] ) op de A5. Op een gegeven moment hoorde en voelde hij een harde knal. De auto begon te draaien en belandde uiteindelijk in de vangrails. De auto was op meerdere plekken beschadigd en er lagen overal onderdelen van de auto op de grond.
[naam 2] reed ook op de A5 in haar Mini Cooper (kenteken [nummer 2] ). Zij zag in haar binnenspiegel een witte auto met hoge snelheid over de vluchtstrook komen aanrijden. Hierna keek zij in haar binnenspiegel en zag achter haar een grijskleurige auto slingeren. Ineens schoot de witte auto achter haar langs. De auto kwam van rechts achter haar langs en ging naar de linkerrijstrook. [naam 2] hoorde een klap en voelde haar auto schudden. Zij zag vervolgens dat de witte auto met hoge snelheid wegreed, in de richting van de Coentunnel. [naam 2] stopte op de vluchtstrook en constateerde lakschade aan haar auto. Ook werkten de parkeersensoren aan de achterkant niet meer. Zij zag dat de eerder genoemde grijskleurige auto een Fiat Panda betrof. Een man die uit een eveneens gestopte auto stapte, zei dat de witte auto een Renault Twingo met een Frans kenteken betrof.
[naam 3] stond diezelfde dag rond 17.10 uur in haar Toyota Aygo (kenteken [nummer 3] ) op de afrit S116 van de A10 op de rechterrijstrook voor het rode stoplicht. Zij zag ineens in een flits een witte auto over de vluchtstrook voorbij komen. Hierna volgde een knal aan de achterzijde van haar auto en zag [naam 3] dat haar achterraam stuk was.
[slachtoffer] , aanrijdingscoördinator van het Team Opsporing Ernstige Verkeersongevallen, was als eerst aanwezig op de plaats van het ongeval, de afrit S116 van de A10. Hij dirigeerde het verkeer richting de IJ-tunnel. [slachtoffer] droeg daarbij een geel, opvallend zichtbaarheidsvest met de tekst ‘politie’ op de rechter borstkas van de jas en de tekst ‘ACT’ op de achterzijde. Hij zag dat een witte auto over de vluchtstrook kwam aanrijden en twee auto’s voor het stoplicht stopte. Deze auto bleek later te zijn voorzien van het Frans kenteken [nummer 4] . Er kwam een man uit de auto, naar later blijkt verdachte, die in een volle sprint in de richting van [slachtoffer] rende. [slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte in een soort karatebeweging op hem af kwam rennen en zijn elleboog in de richting van zijn kaak bewoog, waar hij werd geraakt. Verdachte rende door in de richting van de IJ-tunnel. [slachtoffer] rende achter verdachte aan. Verdachte draaide zich om en nam een gevechtshouding aan. Hierop heeft [slachtoffer] met hulp van collega’s verdachte met geweld aangehouden. [slachtoffer] heeft verklaard over pijn aan zijn kaakgewricht en kies. Ook had hij op de linkerenkel een klein wondje en deed zijn enkelgewricht pijn.
4.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten bewezen kunnen worden.
Verdachte heeft door zijn rijgedrag drie ongevallen veroorzaakt en daarna de plaats van deze ongevallen verlaten. Hoewel niet vaststaat dat met de auto van [naam 3] een aanrijding heeft plaatsgevonden, heeft het rijgedrag van verdachte, vermoedelijk door de snelheid, het knappen van de autoruit veroorzaakt. Verdachte heeft twee verkeersregels geschonden, te weten te hard rijden en rijden over de vluchtstrook, en heeft dat in ernstige mate gedaan, gelet op de getuigenverklaringen en het feit dat verdachte in korte tijd drie aanrijdingen heeft veroorzaakt. Verdachte heeft dat bovendien opzettelijk gedaan en er kon in ieder geval zwaar lichamelijk letsel door worden veroorzaakt, mede gelet op het feit dat het maandagmiddag spitstijd was en het dus erg druk was.
Daarnaast heeft verdachte geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een elleboog [slachtoffer] in zijn gericht te raken, op zijn onderkaak. Het is bij pijn gebleven, maar het had erger kunnen zijn. Een gebroken kaak leidt menigmaal tot langdurig herstel en/of een operatieve ingreep.
4.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit. Verdachte verkeerde in zodanige (psychische) toestand dat hij geen opzet heeft gehad.
Mocht de rechtbank dit verweer verwerpen, dan heeft de raadsman ten aanzien van zaak B vrijspraak bepleit van alle onderdelen van de tenlastelegging die zien op [naam 3] . Er is geen botsing geweest tussen de auto van verdachte en die van [naam 3] . Ook kan niet worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de aanrijding met de Fiat Panda van [naam 1] heeft veroorzaakt, nu niemand deze aanrijding heeft gezien.
Ten aanzien van zaak A heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde, poging tot zware mishandeling. Eén klap is onvoldoende om het opzet op zwaar lichamelijk letsel aan te nemen, ook in voorwaardelijke vorm.
4.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal allereerst in een algemene alinea het verweer van de raadsman bespreken, omdat dit ziet op alle ten laste gelegde feiten, en zal vervolgens de ten laste gelegde feiten in chronologische volgorde bespreken.
4.4.1
Opzet gelet op (psychische) toestand verdachte?
Uit het Pro Justitia rapport van 20 mei 2020, opgemaakt door psychiater J. Neeleman, blijkt onder meer dat verdachte zich op 2 maart 2020 in een opgejaagde en uitgeputte toestand bevond en dat hij geen geld had. Volgens de psychiater was sprake van een manische dan wel schizomane psychose. Verdachte voelde dat hij naar [naam 4] , zijn mentor in 2018 gedurende zijn opname in Haarlem, moest en snel ook, want het ging niet goed en hij had dringend hulp nodig. Zodoende bevond verdachte zich op de snelweg tussen Amsterdam en Haarlem. Het verkeer reed te langzaam en daarom jakkerde verdachte met grote snelheid over de vluchtstrook om op tijd bij [naam 4] te komen.
De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een verweer, dat (samengevat) inhoudt dat het tenlastegelegde niet opzettelijk is begaan gelet op de toestand waarin verdachte verkeerde, slechts kan slagen indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. [1] Daarvan zal slechts bij hoge uitzondering sprake zijn. De vaststelling dat verdachte de vrijheid niet had om zijn wil te bepalen en keuzes te maken, betekent nog niet dat bij verdachte ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan heeft ontbroken. Dat verdachte gedurende de psychose ontoerekeningsvatbaar was, sluit evenmin uit dat sprake is geweest van opzettelijk handelen. [2]
Naar het oordeel van de rechtbank moet het er, gelet op de gedragingen van verdachte en zijn drijfveer om zo snel mogelijk bij [naam 4] te komen, voor worden gehouden dat een zodanig uitzonderlijk geval zich niet heeft voorgedaan.
4.4.2
Bespreking tenlasteleggingen
Zaak B
Uit het dossier volgt dat het verdachte is geweest die op 2 maart 2020 de witte Renault Twingo met Frans kenteken [nummer 4] bestuurde.
4.4.2.1 Gedeeltelijke vrijspraak feit 1
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op [naam 3] . [naam 3] heeft verklaard dat de witte auto in een flits haar auto passeerde en dat daarna de achterruit van haar auto stuk ging. De auto zag zij niet meer. [naam 3] hoorde dat de bestuurder van de betreffende auto, verdachte, was aangehouden.
Hoewel het aannemelijk is dat de achterruit van de auto van [naam 3] is gesprongen als gevolg van de snelheid waarmee danwel wijze waarop verdachte haar auto passeerde, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan [naam 3] schade of letsel was toegebracht. De voertuigen hadden elkaar immers niet geraakt en niet duidelijk is of verdachte kon horen dat de achterruit van de auto van [naam 3] was gesprongen.
4.4.2
Bewezenverklaring feit 1
Voor het overige vindt de rechtbank bewezen dat verdachte als bestuurder betrokken is geweest bij meerdere verkeersongevallen en dat hij de plaats van deze ongevallen heeft verlaten.
De rechtbank overweegt dat uit de verklaring van [naam 2] blijkt dat zij via haar binnenspiegel een witte auto met hoge snelheid over de vluchtstrook aan zag komen rijden en dat zij toen een grijze auto achter haar zag slingeren. Hierna schoot de witte auto achter [naam 2] langs waarna zij een klap hoorde en de auto voelde schudden. De witte auto reed met hoge snelheid weg. Van een andere bestuurder vernam [naam 2] dat het een witte Renault Twingo betrof met een Frans kenteken. [naam 1] , bestuurder van een grijze Fiat Panda, heeft verklaard dat hij een klap hoorde en voelde en dat vervolgens zijn auto begon te draaien.
Uit beide verklaringen leidt de rechtbank af dat het een kwestie van enkele seconden moet zijn geweest waarbinnen het voorgaande zich heeft afgespeeld. Gelet op dit korte tijdsbestek en het rijgedrag van verdachte kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat het verdachte is geweest die de verkeersongevallen met [naam 1] en [naam 2] heeft veroorzaakt.
Dat het hierbij ging om de witte Renault Twingo van verdachte leidt de rechtbank mede af uit de verklaring van getuige [naam 6] . Zij heeft verklaard dat zij even na 16:50 uur een kleine witte auto met Frans kenteken op de vluchtstrook van de A9 zag staan, ongeveer een halve kilometer voor de splitsing met de A5. Naast de auto stond een man die aan het flippen was en drukke bewegingen maakte. Hij leek ruzie te hebben met iemand anders, maar was alleen. Hij stapte vervolgens in zijn auto en reed hard weg in de richting van de A5 naar Amsterdam. Bij de afrit van de A10 waar verdachte is aangehouden heeft [naam 6] een agent aangesproken, waarbij zij verklaarde getuige te zijn geweest van het rijgedrag van de auto van verdachte, die zij daarbij aanwees.
[naam 1] en [naam 2] hebben verklaard dat zij een klap hoorden en dat hun auto schudde dan wel begon te draaien. Tezamen met de schade aan in elk geval de auto van [naam 1] had verdachte naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst redelijkerwijs moeten vermoeden dat hij een verkeersongeval had veroorzaakt.
4.4.3
Bewezenverklaring feit 2
De rechtbank moet beoordelen of verdachte a) de verkeersregels heeft geschonden, b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden. Hij heeft over de vluchtstrook gereden en te hard gereden en daarbij meerdere aanrijdingen veroorzaakt. Diverse getuigen hebben verklaard over de hoge snelheid waarmee verdachte reed. Getuige [naam 5] schat dat verdachte zo’n 120 à 140 kilometer per uur over de vluchtstrook reed. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte onder invloed van verdovende middelen reed. Nu het in deze zaak evenwel gaat om het gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het ‘in ernstige mate’ schenden van verkeersregels zoals onder b) bedoeld.
Dat verdachte opzet had op zowel het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de gedragingen van verdachte, zoals hiervoor omschreven.
Tot slot acht de rechtbank het in zijn algemeenheid voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat op een snelweg door het vertonen van het hiervoor beschreven rijgedrag op een doordeweekse middag omstreeks 17:00 uur, een tijdstip waarop daar naar verwachting veel ander verkeer aanwezig is vanwege de avondspits. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt uit het dossier: het was druk op de weg, er stond file en de auto van verdachte is in aanraking gekomen met twee andere auto’s, waarvan één in de vangrail is beland. De rechtbank acht daarmee bewezen dat er levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
De conclusie is dat de rechtbank ook dit ten laste gelegde feit bewezen vindt.
Zaak A
4.4.3
Bewezenverklaring mishandeling
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] en verdachte een confrontatie hebben gehad. Verdachte is in een volle sprint naar [slachtoffer] is gerend en zijn elleboog is op de kaak van [slachtoffer] terechtgekomen. Hierdoor is pijn veroorzaakt.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Aannemelijk is geworden dat verdachte slechts één doel voor ogen had, op tijd bij [naam 4] aan komen. [slachtoffer] hinderde hem daarbij. Het dossier bevat echter onvoldoende bewijs om aan te kunnen nemen dat verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke zin.
Wel vindt de rechtbank dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld door [slachtoffer] met de elleboog tegen zijn kaak te stoten. Het tegen de enkel trappen kan niet worden bewezen nu [slachtoffer] vermoedt dat hij door zijn enkel is gegaan en het dossier verder geen aanknopingspunt bevat dat verdachte de pijn aan de enkel van [slachtoffer] heeft veroorzaakt.
4.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Zaak A
op 2 maart 2020 te Amsterdam, [slachtoffer] , hoofdagent van politie, werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als coördinator van een verkeersongevallenonderzoek, heeft mishandeld door die [slachtoffer] met zijn elleboog met kracht tegen de kaak te stoten;
Zaak B
als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij verkeersongevallen die hadden plaatsgevonden in Nederland, op de Rijksweg A5, op 2 maart 2020, de plaatsen van vorenbedoelde ongevallen heeft verlaten, terwijl bij die ongevallen, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan anderen, te weten [naam 1] en [naam 2] , schade was toegebracht;
op 2 maart 2020 te Nederland, als bestuurder van een voertuig met Frans kenteken [nummer 4] , daarmee rijdende op de Rijksweg A5 en Rijksweg A10, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat verkeersregels, te weten: overschrijden van de krachtens de wet vastgestelde maximumsnelheid en rijden over de vluchtstrook, in ernstige mate werden geschonden door op de Rijksweg A5 met hoge snelheid een voertuig, Fiat Panda met kenteken [nummer 1] , van achteren aan te rijden, waardoor dat voertuig in de vangrail belandde en vervolgens op de Rijksweg A5 met hoge snelheid over de vluchtstrook te rijden en door achter een voertuig, Mini Cooper met kenteken [nummer 2] , van rechts naar links te zwenken, waarvoor voornoemd voertuig werd aangereden en daarna op de Rijksweg A10 met hoge snelheid een file te naderen en via de vluchtstrook te passeren, waardoor ten gevolge van de luchtverplaatsing een achterraam van een voertuig, Toyota Aygo met kenteken [nummer 3] , bestuurder [naam 3] , uit elkaar spatte, door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar.

7.De strafbaarheid van verdachte

7.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft ontslag van alle rechtsvervolging bepleit.
7.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van het eerder genoemde Pro Justitia rapport van 20 mei 2020. Hieruit blijkt samengevat dat verdachte lijdt aan een manische dan wel schizomane psychose in het kader van een bipolaire 1 dan wel een schizoaffectieve stoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in cannabisgebruik, op te vatten als een gevolg en symptoom van de bipolaire/schizoaffectieve stoornis. De psychiater concludeert dat de manische/schizomane psychose de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde beïnvloedde. Verdachte was totaal ontremd en was zijn impulsen in het geheel niet meester. Het advies is om het tenlastegelegde niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies van de psychiater over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte de ten laste gelegde feiten (zowel in zaak A als in zaak B) niet kunnen worden toegerekend. Verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
8. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] (zaak A) en de benadeelde partij [naam 1] (zaak B feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert € 650,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [naam 1] vordert € 3.047,67 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit € 3.000,- aan autoschade (post 1) en € 47,67 aan kosten voor medicijnen (post 2), en € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partijen zullen in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet is toegepast. De rechtbank ziet geen aanleiding om de vordering toe te wijzen, nu ten behoeve van verdachte een zorgmachtiging is afgegeven, zoals de officier van justitie heeft gesuggereerd. Anders dan in het door de officier van justitie aangehaalde vonnis is de zorgmachtiging voor verdachte afgegeven in een civiele procedure en niet in de onderhavige strafzaak.
De benadeelde partijen kunnen indien gewenst hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
mishandeling;
Zaak B
feit 1
overtreding van artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;
feit 2
overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Verklaart de benadeelde partijen
[slachtoffer] en [naam 1]niet-ontvankelijk in hun vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,|
mrs. O.P.M. Fruytier en T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Spaan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 maart 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.