ECLI:NL:RBAMS:2021:1686

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
C/13/700152 / HA RK 2021-119
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk na uitspraak door de rechter

Op 6 april 2021 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoekster, die eerder betrokken was in een procedure onder zaaknummer 8843644 EB VERZ 20-13872. Dit verzoek tot wraking was gericht tegen mr. E.D. Bonga-Sigmond, de kantonrechter die de zaak behandelde. De verzoekster had op 31 maart 2021 een wrakingsverzoek ingediend, maar de Wrakingskamer oordeelde dat zij niet-ontvankelijk was in haar verzoek. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de rechter op 30 maart 2021 al uitspraak had gedaan in de zaak van verzoekster, waardoor de rechter de zaak niet meer in behandeling had op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend. Volgens artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering kan een wrakingsverzoek alleen worden ingediend tegen een rechter die een zaak nog in behandeling heeft. De Wrakingskamer besloot daarom dat een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek niet nodig was en verklaarde verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de jongste rechter. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beslissing op het bij brief van 31 maart 2021, schriftelijke gedane en onder rekestnummer C/13/700152 / HA RK 21/119 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, hierna: de rechter.
1. De ontvankelijkheid van het verzoek
1.1.
Bij de rechtbank is onder zaaknummer 8843644 EB VERZ 20-13872 een procedure aanhangig waarbij verzoekster partij is. De zaak is ter behandeling aan de rechter toebedeeld. Op 19 maart 2021 heeft de Wrakingskamer een eerder wrakingsverzoek van verzoekster tegen de rechter in dezelfde zaak afgewezen (zaaknummer C/13/698921 / HA RK 21-82). Op 30 maart 2021 heeft de rechter uitspraak gedaan in de zaak van verzoekster.
1.2.
In artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.3.
De Wrakingskamer acht verzoekster kennelijk niet-ontvankelijk in het wrakingsverzoek. Nu de rechter op 30 maart 2021 uitspraak heeft gedaan, had de rechter de zaak van verzoekster niet meer in behandeling toen het verzoek bij brief van 31 maart 2021 werd gedaan. Een verzoek tot wraking kan alleen gericht zijn tegen een rechter die een zaak in behandeling heeft. Een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek kan achterwege blijven.
1.4.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Wrakingskamer:
 verklaart verzoekster niet ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, A.W.J. Ros en P.B. Martens, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
De beslissing is ondertekend door de jongste rechter.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.