ECLI:NL:RBAMS:2021:1676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2021
Publicatiedatum
8 april 2021
Zaaknummer
C/13/698921/HA RK 2021-82
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in curatelezaak

In deze zaak heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2021 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoek was ingediend door verzoekster, die betrokken was bij een curateleprocedure voor haar vader. De wraking was gericht tegen mr. E.D. Bonga-Sigmond, de rechter die de zaak behandelde. Verzoekster stelde dat de rechter partijdig was en geen rekening hield met haar zorgen over mogelijk oudermisbruik door haar zus, die ook een dochter van de vader is. Verzoekster voerde aan dat de rechter de procedure vertraagde en niet inging op belangrijke informatie die zij had verstrekt, waaronder een melding van mishandeling en vermoedens van financieel misbruik. De rechter had ook de vader gehoord, terwijl deze volgens verzoekster niet meer wilsbekwaam was.

De wrakingskamer oordeelde dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, tenzij er sprake is van vooringenomenheid. De kamer concludeerde dat de rechter niet verantwoordelijk was voor de vertraging in de procedure en dat de gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat het aan de rechter is om te oordelen over de inhoud van de zaak en dat de wrakingskamer niet bevoegd is om de beslissingen van de rechter te beoordelen. Uiteindelijk werd het verzoek tot wraking afgewezen, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/13/698921/ HA RK 21-82
Beslissing van 19 maart 2021
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoekster]
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoekster,
strekkende tot wraking van
mr. E.D. Bonga-Sigmond,
rechter in deze rechtbank, hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van 18 februari 2021;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 16 maart 2021;
  • de schriftelijke reactie van verzoeker op de reactie van de rechter van 17 maart 2021.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021. Verzoeker en de rechter zijn verschenen, alsmede [naam] (hierna: [naam] ) en haar gemachtigde.
De wrakingskamer heeft ter zitting mondeling uitspraak gedaan. Deze beslissing is de schriftelijke uitwerking daarvan.

2.De feiten

Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
2.1
Verzoekster heeft op 10 april 2020 aanvankelijk bij de rechtbank Rotterdam en na verwijzing bij de rechtbank Den Haag een spoedaanvraag gedaan om haar vader, [naam vader] (hierna: de vader), onder curatele te stellen met benoeming van verzoekster tot curator. Omdat de vader in juli 2020 is verhuisd naar Amstelveen, heeft (ook) de rechtbank Den Haag zich onbevoegd verklaard en is de zaak eind oktober 2020 verwezen naar de rechtbank Amsterdam. De zaak is bij deze rechtbank geregistreerd onder nummer 8843644 EB VERZ 20-13872 en ter behandeling aan de rechter toebedeeld.
2.2
Ook [naam] is een dochter van de vader. Op 23 september 2019 heeft de vader een notariële volmacht verstrekt aan [naam] .
2.3
Op 7 december 2020 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De rechter heeft aan verzoekster en [naam] voorgehouden dat zij in deze zaak curatele niet noodzakelijk acht, maar dat zij van oordeel is dat kan worden volstaan met het benoemen van een bewindvoerder en een mentor, waarbij de rechter het voornemen heeft geuit om, in overeenstemming met de notariële volmacht, [naam] als mentor te benoemen. Ter zitting hebben verzoekster en [naam] ingestemd met het benoemen van een onafhankelijke professionele bewindvoerder.
2.4
Op 16 december 2021 heeft de rechter de vader thuis, in de woning van [naam] , bezocht en hem over het verzoek gehoord.
2.5
Op 7 januari 2021 heeft de advocaat van verzoekster per e-mail de bereidverklaring van de door verzoekster en [naam] gekozen professionele bewindvoerder aan de rechtbank willen toesturen, maar abusievelijk de bijlage niet bijgevoegd. Pas nadat verzoekster op 1 februari 2021 contact opnam met de griffie, is opgemerkt dat de bijlage ontbrak. De bereidverklaring is alsnog op 3 februari 2021 op de griffie ontvangen.

3.Het wrakingsverzoek

3.1
Verzoekster heeft blijkens het schriftelijke verzoek het volgende aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Allereerst heeft verzoekster naar voren gebracht dat de procedure veel vertraging heeft opgelopen, waardoor het spoedeisend belang van de zaak door de rechter niet serieus is genomen. Voorts heeft de rechter geen acht geslagen op de door haar verstrekte informatie met betrekking tot haar vermoedens van oudermisbruik door [naam] , bestaande uit financieel misbruik en het al langere tijd isoleren van de vader van zijn dierbaren en familie. Ter onderbouwing van het financiële misbruik heeft verzoekster haar aangifte bij de FIOD overgelegd betreffende het vermoeden van belasting fraude van haar vader en van [naam] . Ter onderbouwing van het tweede heeft verzoekster gesteld dat zij een melding bij Veilig Thuis heeft gedaan en verder heeft zij een aangifte overgelegd van haar mishandeling door [naam] toen zij haar vader wilde bezoeken. De rechter is hierop echter niet ingegaan, maar heeft gezegd “
dat zoeken de zusjes zelf maar uit”. Omdat de door verzoekster verstrekte informatie en het spoedeisend belang door de rechter niet serieus wordt genomen, lijkt de rechter partijdig te zijn.
In haar reactie van 17 maart 2021 heeft verzoekster voorts nog aangevoerd dat de rechter de vader tijdens een huisbezoek heeft gehoord, terwijl hij niet meer wilsbekwaam is. Vervolgens heeft de rechter verzoekster geconfronteerd met hetgeen hij toen heeft verklaard, hetgeen haar en haar kinderen heeft gekwetst. Daarnaast is de rechter voornemens [naam] als mentor benoemen op basis van de notariële volmacht, terwijl verzoekster de rechter erop heeft gewezen dat de volmacht door de vader is verstrekt op een moment dat al vastgesteld was dat hij al langere tijd niet meer wilsbekwaam was. Deze volmacht is dus onrechtmatig tot stand gekomen, maar ook hier is de rechter volledig aan voorbij gegaan.
3.2
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

4.De beoordeling

4.1
Volgens artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan een rechter gewraakt worden als zich feiten of omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De wet schrijft voor dat alle omstandigheden tegelijk worden voorgedragen. Hoewel verzoekster in haar reactie van 17 maart 2021 nog gronden aan haar verzoek heeft toegevoegd - en daarmee dus te laat - worden (ten overvloede) ook deze gronden in de beoordeling betrokken.
4.4
Vooropgesteld wordt dat de Hoge Raad in zijn uitspraak van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft geoordeeld dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking en dat ook de motivering van een (tussen)beslissing geen grond kan vormen voor wraking, tenzij uit de bewoordingen van de motivering blijkt van vooringenomenheid. De wrakingskamer komt dan ook geen oordeel toe over de juistheid van de van de door de rechter genomen beslissingen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel is belast met de behandeling van de zaak.
4.5
Met betrekking tot het verwijt dat de procedure bij aanvang vertraging heeft opgelopen, draagt de rechter daarvoor geen verantwoordelijkheid, hetgeen verzoekster ter zitting ook heeft verklaard. Het feit dat pas op een later tijdstip is bemerkt dat de bereidverklaring niet bij de eerste e-mail van de advocaat van verzoekster was gevoegd, is vervelend, maar daaruit kan geen (schijn van) partijdigheid van de rechter worden afgeleid.
4.6
De overige gronden van het verzoek - wat daar verder ook van zij - zien op (proces)beslissingen waarop, zoals hiervoor onder 4.4. is overwogen, geen wrakingsverzoek kan worden gebaseerd. Het is niet aan de wrakingskamer om te oordelen over wat de rechter met aangeboden stukken doet, hoe zij deze waardeert en welk belang zij daaraan hecht, zoals in het geval van de notariële volmacht. De wrakingskamer is niet bevoegd om te oordelen over de wijze waarop de rechter de zaak behandelt. Van enige (schijn van) vooringenomenheid op grond van de door de rechter gekozen bewoordingen is niet gebleken
4.7
Het voorgaande houdt in dat het verzoek wordt afgewezen.

5.De beslissing

De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, en mr. H.M. Patijn en mr. S. Djebali, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2021.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.