ECLI:NL:RBAMS:2021:1653

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
AWB 20/2407
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herbeoordeling van IVA-uitkering naar WGA-loonaanvullingsuitkering met beroep ongegrond

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. B.B.A. Willering, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. J. Lam. De zaak betreft de herbeoordeling van de IVA-uitkering van de eiser, die per 1 december 2019 is omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. De rechtbank heeft de vraag te beantwoorden of het Uwv deze wijziging terecht heeft doorgevoerd, gezien het arbeidsongeschiktheidspercentage van de eiser, dat is vastgesteld op 54,97%.

De eiser was werkzaam als logistiek medewerker en is sinds 2006 arbeidsongeschikt door psychische klachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de IVA-uitkering heeft herbeoordeeld op basis van verschillende medische rapporten en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen van de eiser zorgvuldig heeft vastgesteld. De rechtbank heeft ook de argumenten van de eiser overwogen, waarin hij aanvoert dat hij niet in staat is om de geduide functies uit te oefenen vanwege zijn psychische aandoeningen.

Na het horen van de gemachtigden van beide partijen en het bestuderen van de ingediende stukken, concludeert de rechtbank dat het Uwv de wijziging van de uitkering terecht heeft doorgevoerd. De rechtbank oordeelt dat de medische beoordeling van het Uwv deugdelijk is en dat er geen reden is om te twijfelen aan de geschiktheid van de functies die aan de eiser zijn voorgelegd. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 20/2407

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser (hierna: [eiser] )

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (hierna: Uwv)
(gemachtigde: mr. J. Lam).

Procesverloop

Met een besluit van 25 november 2019 (het primaire besluit) heeft het Uwv de IVA [1] -uitkering van [eiser] per 1 december 2019 gewijzigd in een WGA [2] -loonaanvullingsuitkering.
Met een besluit van 13 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
In verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege het coronavirus zijn partijen in de gelegenheid gesteld om een via Skype-verbinding gehouden zitting bij te wonen. Deze zitting heeft plaatsgevonden op 9 februari 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] was werkzaam als logistiek medeweker voor 40 uur per week. Op 17 juli 2006 is hij uitgevallen voor dit werk wegens psychische klachten. Aan [eiser] is vanaf 14 juli 2008 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. De loongerelateerde WGA-uitkering is met een besluit van 7 januari 2019 per 19 juli 2018 omgezet in een IVA-uitkering omdat [eiser] 80 tot 100% arbeidsongeschikt was en er geen of slechts een kleine kans was op herstel. Aan dit besluit ligt een verzekeringsgeneeskundig rapport van 23 november 2018 ten grondslag.
2. Met een brief van 11 juni 2019 heeft het Uwv aan [eiser] laten weten dat er een herbeoordeling van de IVA-uitkering zal plaatsvinden, omdat uit onderzoek is gebleken dat een aantal beoordelingen niet juist is uitgevoerd. Dit geldt volgens het Uwv ook voor de beoordeling die ten grondslag heeft gelegen aan de IVA-uitkering van [eiser] .
3. Met het primaire besluit is de IVA-uitkering van [eiser] per 1 december 2019 omgezet naar een WGA-loonaanvullingsuitkering. Omdat [eiser] in de toekomst kans heeft op herstel, komt hij volgens het Uwv niet langer in aanmerking voor een IVA-uitkering. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van [eiser] is vastgesteld op 54,97%. Aan dit besluit liggen de rapporten van de verzekeringsarts van 29 oktober 2019, de arbeidsdeskundige van 18 november 2019, de psychiater van 23 oktober 2019 en een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 oktober 2019 ten grondslag.
4. Aan het bestreden besluit heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 maart 2020, een FML van 10 maart 2020 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 12 maart 2020 ten grondslag gelegd. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen niet geheel juist vastgesteld. Hij heeft daarom een nieuwe FML opgesteld en de volgende beperking toegevoegd: verhoogd afleidbaar zijn. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de toevoeging van de beperking aan de FML geen invloed op de geduide functies en kunnen deze functies door [eiser] worden uitgevoerd. Het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt daarom niet.
Standpunt [eiser]
5. In het beroepschrift voert [eiser] aan dat hij nog in aanmerking moet komen voor een IVA-uitkering, aangezien er in de toekomst geen kans op herstel is. [eiser] heeft meerdere medische behandeltrajecten doorlopen die tot op heden geen resultaat hebben opgeleverd. Door zijn PTTS stoornis, angst- en paniekstoornis en depressiestoornis is [eiser] niet in staat om de geduide functies uit te oefenen. [eiser] voert aan dat hij de functie medior soldeer operating (SBC 111180) niet kan vervullen, omdat hij zich plots kan ziekmelden. Dit kan zorgen voor frictie met collega’s omdat er wordt gewerkt met een weekproductie die mogelijk niet gehaald kan worden als hij zich ziek zou melden. Ook stelt [eiser] dat de functie zeer geconcentreerd werk inhoudt, waardoor hij gemakkelijk afgeleid kan worden door collega’s. Verder zou hij ook afgeleid kunnen worden door de vele geluiden in de productiehal. Tevens geeft [eiser] aan de functie van tuinmedewerker (SBC 111010) niet te kunnen vervullen omdat een sorteer- en bundelmachine met meerdere collega’s wordt bediend en hij afgeleid kan worden door de activiteiten van collega’s.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of het UWV de IVA-uitkering van [eiser] terecht heeft beëindigd en heeft gewijzigd naar een WGA-loonaanvullingsuitkering per 1 december 2019 (datum in geding), omdat [eiser] 54,97% arbeidsongeschikt is. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het Uwv de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of [eiser] , rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de geselecteerde functies te verrichten.
Medische beoordeling
7 Ter zitting is de gemachtigde van [eiser] teruggekomen van het standpunt dat [eiser] op de datum in geding volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, omdat er in de toekomst geen kans is op herstel. De rechtbank stelt dan ook vast dat niet langer in geschil is dat [eiser] op de datum in geding niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is.
8. Ter zitting is door de gemachtigde van [eiser] verder toegelicht dat het geschil met name zit in de vastgestelde urenbeperking van 20 uur per week. Volgens de gemachtigde is 20 uur niet haalbaar, gelet op de intensiteit van de behandeling(en). Daarom zou [eiser] in ieder geval voor de duur van de behandeling(en) voor 80-100% arbeidsongeschikt moeten worden geacht.
9.
Volgens vaste jurisprudentie komt een bijzondere waarde toe aan de rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, inzichtelijk zijn en de conclusies logisch te volgen zijn. [3] Het gevolg van die bijzondere waarde van deze rapporten is dat het Uwv zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. [eiser] kan echter proberen aan te tonen dat zo’n rapport niet aan deze vereisten voldoet of dat de beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapportage van een arts noodzakelijk.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het medisch onderzoek van de verzekeringsartsen zorgvuldig geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft [eiser] gezien op het spreekuur en dossierstudie verricht. Tevens heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het psychiatrisch rapport dat is aangevraagd door de primaire verzekeringsarts meegenomen in het onderzoek. Naar aanleiding van de door [eiser] ingediende bezwaren heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het medische oordeel van de primaire verzekeringsarts getoetst.
11. In het kader van de herbeoordeling van de IVA-uitkering hebben de verzekeringsartsen gemotiveerd dat de functionele mogelijkheden van [eiser] op lange termijn in belangrijke mate zullen toenemen bij adequate behandeling en herstelgedrag. De beperkingen op de psychische belastbaarheid van [eiser] kunnen bijna volledig verdwijnen met behulp van een intensief behandeltraject, zoals traumabehandeling EMDR, behandeling ten aanzien van ADHD en een behandeling bij een GGZ instelling voor de depressiestoornis en paniekstoornis. Er zijn forse beperkingen aangenomen op persoonlijk en sociaal functioneren, waarbij rekening is gehouden met het rapport van de psychiater van
23 oktober 2019. Tevens is er vanuit preventieve overwegingen wegens ernstige onderliggende stoornis en vooruitlopend op intensieve therapie tijdelijk een urenbeperking van maximaal 20 uur per week aan de orde. Hieruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het Uwv al rekening heeft gehouden met de door [eiser] te volgen behandeling(en). Door [eiser] is onvoldoende onderbouwd dat sprake moet zijn van een hogere urenbeperking. Gelet op het voorgaande is er naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. Er is ook geen aanleiding om te oordelen dat [eiser] alsnog volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht.
Arbeidskundige beoordeling
12. De rechtbank ziet, uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling, geen grond voor het oordeel dat de functies in medisch opzicht ongeschikt zijn voor [eiser] . De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het arbeidskundig rapport vastgesteld dat in de geduide functies van medior soldeer operating (SBC 111180) en tuinmedewerker (SBC 111010) geen sprake is van afleiding door activiteiten van anderen rond de werkplek die de uitvoering van de eigen taak kunnen verstoren. Ook de signalering dat [eiser] zich plots kan ziekmelden op het werk is door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep meegenomen in de selectie van de geschikte functies. Waar er verder sprake was van signaleringen heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom de functies alsnog voor [eiser] geschikt zijn.
Conclusie
13. Het bestreden besluit berust op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag. Het Uwv heeft de IVA-uitkering van [eiser] dan ook terecht met ingang van 1 december 2019 gewijzigd naar een WGA-loonaanvullingsuitkering, omdat [eiser] per die datum niet duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is. Zijn arbeidsongeschiktheid is terecht vastgesteld op 54,97%.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Hirzalla, rechter, in aanwezigheid van
mr.N. Bissumbhar, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1683.