ECLI:NL:RBAMS:2021:1637

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
7 april 2021
Zaaknummer
C/13/695835 / HA RK 2021-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechters in strafzaak

Op 12 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker, die gedetineerd was in een Jeugdinrichting. Het verzoek was gericht tegen de rechters H.M. Patijn, G.M. Beunk en M.R. Bruning, die betrokken waren bij de strafzaak van de verzoeker. De verzoeker stelde dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hadden gewekt door de inhoudelijke behandeling van zijn zaak voort te zetten, terwijl er nog een onderzoek liep naar andere verdachten. De advocaat van de verzoeker, mr. M.S. Kat, voerde aan dat de rechters op basis van een onvolledig dossier een oordeel hadden gevormd en dat dit onbegrijpelijk was.

De rechtbank heeft de argumenten van de verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat het wrakingsverzoek in wezen gericht was tegen de beslissing om de inhoudelijke behandeling voort te zetten, en niet enkel tegen de motivering daarvan. De rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond kan vormen voor wraking, tenzij er sprake is van objectieve aanwijzingen voor partijdigheid. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de motivering van de beslissing blijk gaf van vooringenomenheid.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat de strafzaak tegen de verzoeker hervat zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing van 12 februari 2021 op het op 7 januari 2021 gedane en onder zaaknummer C/13/695835 HA RK 21/11 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
thans gedetineerd te JJI [naam JJI] te [plaats] ,
verzoeker,
advocaat mr. M.S. Kat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. H.M. Patijn, G.M. Beunk en
M.R. Bruning, rechters in de rechtbank Amsterdam (hierna de rechters).

1.De procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • een proces-verbaal van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken van 7 januari 2021 in de zaak met parketnummer 13.143314.20 en parketnummer vordering tul 13.266851.18, waarin onder meer het verzoek tot wraking van de rechters is opgenomen;
  • een e-mail van mr. Kat van 7 januari 2021 gericht aan de secretaris van de wrakingskamer waarin het verzoek tot wraking eveneens is opgenomen;
  • een schriftelijke reactie van 1 februari 2021 van de rechters op het verzoek tot wraking;
  • een pleitnota van mr. Kat, opgesteld ten behoeve van de zitting van de wrakingskamer.
De rechters hebben niet in de wraking berust. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 4 februari 2021. Verschenen zijn mr. Kat, mr. M.L.A. ter Veer (officier van justitie), mr. Patijn, mr. Beunk en mr. G. Veldman (griffier).

2.De feiten

Verzoeker is verdachte in een strafzaak. Op 7 januari 2021 heeft een terechtzitting in die zaak plaatsgevonden. De avond ervoor heeft de advocaat van verzoeker aanvullende stukken nagezonden gekregen.
In het van die zitting opgemaakte proces-verbaal is onder meer opgenomen dat de advocaat van verzoeker de rechtbank heeft verzocht de inhoudelijke behandeling van de zaak voor onbepaalde tijd aan te houden omdat het opsporingsverzoek nog niet is afgerond en daarom sprake is van een onvolledig dossier.
De rechters hebben - na een schorsing voor beraad - het verzoek tot aanhouding afgewezen. In het proces-verbaal is hierover onder meer het volgende opgenomen:
De genoemde, recent aan het dossier toegevoegde, tapgesprekken leveren niet meer informatie op dan dat mogelijk meer zicht komt wie, naast verdachte, andere bij het incident aanwezige personen kunnen zijn geweest.(…)In hetgeen de raadsvrouw aanvoert over de inhoud van de laatst toegevoegde tapverslagen, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten dat daarin nadere informatie is te vinden over de rol van verdachte.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

Het wrakingsverzoek berust – samengevat weergegeven – op de volgende gronden. De avond voor de zitting van 7 januari 2021 is het de advocaat van verzoeker gebleken dat er nog drie andere verdachten zijn, naar wie het onderzoek nog loopt en waarvan er nog twee gehoord moeten worden. De inhoudelijke behandeling van de zaak van verzoeker kan niet aanvangen, wanneer dat onderzoek niet is afgerond. Door die inhoudelijke behandeling toch door te zetten, hebben de rechters de schijn gewekt dat zij vooringenomen zijn. De indruk is gewekt dat het allemaal niet uitmaakt, omdat er toch al een verdachte (te weten verzoeker) is. De vrees van verzoeker is objectief gerechtvaardigd. De rechters hebben zich namelijk op grond van een onvolledig dossier en een onvolledig onderzoek reeds een oordeel gevormd. Voor verzoeker ontlastend bewijs, te weten dat nog drie anderen als verdachte zijn aangemerkt, wordt kennelijk niet van waarde geacht. Onbegrijpelijker kan het niet. De rechters worden niet gewraakt vanwege de beslissing om het verzoek tot aanhouding af te wijzen, maar om de motivering van deze beslissing. Die motivering is zo onbegrijpelijk dat hiervoor geen andere redelijke verklaring kan worden gegeven dan dat deze voortvloeit uit vooringenomenheid van de rechters. Verwezen wordt naar het onder 1c) van deze beslissing opgenomen citaat. Het is, met andere woorden, onbegrijpelijk dat de meervoudige kamer als motivering van haar beslissing aanvoert dat een afronding van het onderzoek naar de andere verdachten niet nodig is om tot een inhoudelijke behandeling van de zaak van verzoeker over te kunnen gaan. Mr. Kat heeft navraag gedaan bij een aantal van haar collega’s en niemand wist een reden of voorbeeld te noemen van een strafzaak die inhoudelijk werd behandeld, terwijl het onderzoek nog niet was afgerond.

4.4. De reactie van de rechters

De rechters hebben – samengevat weergegeven – aangevoerd dat een rechterlijke (tussen)beslissing geen grond kan vormen voor wraking. Dit geldt ook voor de motivering van een beslissing, tenzij deze blijk geeft van vooringenomenheid. Een en ander volgt uit het gesloten stelsel van rechtsmiddelen; wraking is niet bedoeld als verkapt rechtsmiddel. In hetgeen door verzoeker naar voren is gebracht valt niet te lezen waarom de gebruikte motivering niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid.

5.De reactie van de officier van justitie

De officier van justitie is van mening dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen. Dat er nog een onderzoek loopt naar medeverdachten wil niet zeggen dat de rol van verzoeker niet duidelijk is. De zaak tegen hem kan dan ook worden voortgezet. De beslissing van de rechtbank is een juiste beslissing.

6.De beoordeling van het verzoek

6.1
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.2
Het verwijt van verzoeker betreft de motivering van een door de rechters genomen beslissing om het verzoek tot aanhouding van de inhoudelijke behandeling af te wijzen. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er eveneens tegen dat de motivering van de beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter (HR 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413).
Verzoeker stelt weliswaar dat het wrakingsverzoek zich niet richt op de beslissing zelf maar enkel op de motivering daarvan, maar uit de mondelinge toelichting van de advocaat van verzoeker ter zitting van de wrakingskamer blijkt dat zij in dit geval geen enkele motivering denkbaar acht op grond waarvan de beslissing volgens haar wel gedragen zou kunnen worden. De wrakingskamer trekt hieruit de conclusie dat het wrakingsverzoek erop is gestoeld dat verzoeker het niet eens is met de inhoud van de beslissing, hoe deze ook gemotiveerd zou zijn. Daarmee richt het wrakingsverzoek zich in de kern op die beslissing zelf. Dit kan – zoals hiervoor overwogen – geen grond voor wraking opleveren.
6.3
De wrakingskamer zal het verzoek dus niet toewijzen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af,
  • bepaalt dat de zaak tegen verzoeker met parketnummer 13.143314.20 en parketnummer vordering tul 13.266851.18 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. M.V. Ulrici, voorzitter, en W.M.C. van den Berg en
I.M. Bilderbeek, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 februari 2021.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 Sv geen rechtsmiddel open.