ECLI:NL:RBAMS:2021:1636

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 februari 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
C/13/696143 HA RK 2021-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in huurachterstandsprocedure

Op 11 februari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoekster in een huurachterstandsprocedure tegen mr. C.W. Inden, de kantonrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend op 5 januari 2021 en was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet onpartijdig was omdat hij een verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling had afgewezen. Verzoekster had zich afgemeld voor de zitting op 9 december 2020 vanwege een Covid-19 besmetting en had om uitstel gevraagd voor de zitting van 5 januari 2021, wat door de rechter werd afgewezen. De rechter stelde dat hij de voortgang van de zaak moest bewaken en dat het niet gebruikelijk is om telefonisch contact te zoeken met partijen, maar dat dit in coronatijd soms noodzakelijk is. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoekster aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter vooringenomen was. De rechtbank benadrukte dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn en dat er geen objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid was. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de procedure in de huurachterstandszaak werd hervat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beslissing van 11 februari 2021 op het op 5 januari 2021 gedane en onder zaaknummer C/13/696143 HA/RK 21/20 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster] ,wonende te [woonplaats] ,
verzoekster,
gemachtigde D.L. de Rijk,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. C.W. Inden, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

1.1. De procedure

De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het door de gemachtigde van verzoekster op 5 januari 2021 ingediende wrakingsverzoek;
  • de schriftelijke reactie van de rechter op het verzoek tot wraking;
  • twee e-mails met bijlagen die de gemachtigde van verzoekster op 3 februari 2021 naar de griffier van de wrakingskamer heeft gestuurd en waarin onder meer is gereageerd op de schriftelijke reactie van de rechter;
  • de zittingsaantekeningen van 9 december 2020 en 5 januari 2021 in de zaak tussen Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. (hierna Bouwinvest) en verzoekster (CV 20-2945 / 8326931).
De rechter berust niet in de wraking.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 4 februari 2021. Verschenen zijn de gemachtigde van verzoekster, de rechter, mr. B.A. Terwee (griffier) en mr. J.A. van Emden (gemachtigde van Bouwinvest). De beschikking is bepaald op (uiterlijk) 18 februari 2021.

2.De feiten

Bouwinvest heeft tegen verzoekster een procedure aanhangig gemaakt bij de rechter waarin onder meer betaling van een huurachterstand wordt gevorderd (CV 20-2945 / 8326931).
In deze procedure heeft op 9 december 2020 een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verzoekster heeft zich vanwege een Covid-19 besmetting afgemeld voor die mondelinge behandeling en om uitstel verzocht. De rechter heeft dit verzoek gehonoreerd en een voortzetting van de mondelinge behandeling bepaald op 5 januari 2021, met bericht aan verzoekster dat zij op een volgende zitting een origineel bewijs van de Covid-test zou moeten laten zien.
Op 4 januari 2021 heeft verzoekster verzocht de mondelinge behandeling van 5 januari 2021 opnieuw uit te stellen. De rechter heeft dat verzoek ter zitting van 5 januari 2021 afgewezen en vonnis bepaald op 15 januari 2021.

3.Het verzoek en de gronden daarvan

Het wrakingsverzoek is – samengevat weergegeven – gebaseerd op de volgende gronden. De rechter is niet onpartijdig omdat hij het tweede uitstelverzoek van verzoekster heeft afgewezen. Dit is in strijd met het procesreglement, want er was in dit geval sprake van een klemmende reden en van overmacht, waardoor verzoekster niet op de mondelinge behandeling kon verschijnen. Op 7 december 2020 is zij positief getest op Covid-19. Op 9 december 2020 kon zij daarom niet op de mondelinge behandeling verschijnen. In het uitstelverzoek van 4 januari 2021 is opgenomen dat verzoekster op 3 januari 2021 een terugval kreeg en wederom Covid-19 symptomen vertoonde. Van de GGD kreeg zij toen het advies in quarantaine te blijven. Het is onredelijk van de rechter om te verlangen dat iemand binnen een maand volledig hersteld moet zijn van een Covid-19 besmetting. Verzoekster wil graag in de gelegenheid worden gesteld om zelf alsnog gehoord te worden. Zij wil de zaak schikken en de huurachterstand inlopen binnen een haalbare termijn. Er hebben nu twee zittingen plaatsgevonden met alleen de gemachtigde van Bouwinvest. Dit is in het nadeel van verzoekster omdat zij niet weet wat er op die zittingen is besproken. Dat de rechter op de zittingen heeft geprobeerd (de gemachtigde van) verzoekster telefonisch te bereiken, wordt ongepast geacht. Zij had zich immers tijdig ziek gemeld. Ook wordt het ongepast geacht – en in strijd met privacyregels – dat de rechter telefonisch contact heeft gezocht met de werkgever van verzoekster. De rechter komt geen opsporingsbevoegdheid toe.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie – samengevat weergegeven – aangevoerd dat op de eerste zitting is getracht om telefonisch contact te krijgen met verzoekster of met haar gemachtigde omdat er geen inhoudelijk verweer werd gevoerd en alleen werd aangedrongen op een betalingsregeling. Telefonisch contact is niet tot stand gekomen. Vervolgens is de zitting aangehouden. Bij het aanhoudingsverzoek voor de zitting van 5 januari 2021 is (ondanks dat verzoekster daarop was gewezen) geen bewijs overgelegd van aanhoudende Covid-19 klachten. Evenmin is toegelicht waarom de gemachtigde van verzoekster niet kon verschijnen. Ook op de zitting van 5 januari 2021 is telefonisch contact gezocht met de gemachtigde, maar de rechter kreeg alleen de voicemail. Vervolgens is het aanhoudingsverzoek afgewezen en is de zaak voor vonnis komen te staan. Ter zitting heeft de rechter hieraan toegevoegd dat het niet gebruikelijk is om op de zitting telefonisch contact te zoeken met een van de partijen, maar in Coronatijd wordt met creatieve oplossingen gewerkt. Het tweede uitstelverzoek is niet gehonoreerd omdat het ook tot de taak van de rechter behoort om de voortgang van de zaak te bewaken. Het gaat overigens om een procedurele beslissing die geen grond voor wraking kan vormen, aldus de rechter.

5.5. De reactie van BouwinvestVolgens Bouwinvest is sprake van een vertragingstactiek. De huurachterstand is van oktober 2019. In februari 2020 heeft Bouwinvest de bodemprocedure aanhangig gemaakt. Inmiddels loopt de huurachterstand, die wordt erkend door verzoekster, alleen maar verder op. Er wordt nog steeds niets betaald, zodat op dit moment sprake is van een achterstand van ongeveer € 36.000,- (14 maanden huur). Als er niet snel een vonnis komt van de rechter is Bouwinvest genoodzaakt een kort geding aanhangig te maken tegen verzoekster.

6.De gronden van de beslissing

6.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
6.2
Het verwijt van verzoekster betreft de door de rechter genomen procedurele beslissing om de mondelinge behandeling niet nogmaals aan te houden omdat verzoekster – terwijl zij daarop was gewezen – geen bewijs had overgelegd van haar Covid-19 besmetting en/of aanhoudende klachten. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er evenzeer tegen dat de motivering van de beslissing grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een onjuiste, onbegrijpelijke, gebrekkige of te summiere motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter (zie het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1413). Het onderhavige verzoek bevat geen concrete feiten of omstandigheden waaruit (de objectief gerechtvaardigde schijn van) vooringenomenheid van de rechter jegens verzoekster zou kunnen blijken. Dat twee keer een zitting heeft plaatsgevonden waarbij verzoekster niet en de gemachtigde van Bouwinvest wel aanwezig was, kan in de gegeven omstandigheden niet als zodanig worden aangemerkt. Dat de rechter telefonisch contact heeft proberen te krijgen met (de gemachtigde van) verzoekster, ook op haar werk, kan evenmin als zodanig worden aangemerkt, te meer daar de rechter de voortgang van het proces dient te bewaken.
6.3 Het verzoek tot wraking zal dus worden afgewezen.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer CV 20-2945 / 8326931 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. K.A. Brunner, voorzitter, en W.M.C. van den Berg en
S.P. Pompe, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2021.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.