Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.1. De procedure
- het door de gemachtigde van verzoekster op 5 januari 2021 ingediende wrakingsverzoek;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het verzoek tot wraking;
- twee e-mails met bijlagen die de gemachtigde van verzoekster op 3 februari 2021 naar de griffier van de wrakingskamer heeft gestuurd en waarin onder meer is gereageerd op de schriftelijke reactie van de rechter;
- de zittingsaantekeningen van 9 december 2020 en 5 januari 2021 in de zaak tussen Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund N.V. (hierna Bouwinvest) en verzoekster (CV 20-2945 / 8326931).
2.De feiten
3.Het verzoek en de gronden daarvan
4.De reactie van de rechter
5.5. De reactie van BouwinvestVolgens Bouwinvest is sprake van een vertragingstactiek. De huurachterstand is van oktober 2019. In februari 2020 heeft Bouwinvest de bodemprocedure aanhangig gemaakt. Inmiddels loopt de huurachterstand, die wordt erkend door verzoekster, alleen maar verder op. Er wordt nog steeds niets betaald, zodat op dit moment sprake is van een achterstand van ongeveer € 36.000,- (14 maanden huur). Als er niet snel een vonnis komt van de rechter is Bouwinvest genoodzaakt een kort geding aanhangig te maken tegen verzoekster.
6.De gronden van de beslissing
6.3 Het verzoek tot wraking zal dus worden afgewezen.
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat de procedure met zaaknummer CV 20-2945 / 8326931 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek.
S.P. Pompe, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 februari 2021.