1.3Huurder is - zonder voorafgaande toestemming van verhuurder – niet bevoegd het gehuurde geheel of gedeeltelijk in huur, onderhuur of gebruik aan derden af te staan, daaronder begrepen het verhuren van kamers en het verlenen van pension. (…)”
1.4
Op enig moment in mei 2020 heeft [eiser] aangebeld bij de woning en waargenomen dat [naam 1] (hierna: [naam 1] ) de deur opende, die aangaf dat hij op dat moment in de woning woonde. [naam 1] is niet bij de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) ingeschreven op het adres van de woning.
1.5
[gedaagde] is vanaf 2007 werkzaam (geweest) in een kindertehuis in India. Ten behoeve van dit tehuis is in 2008 de Stichting [naam stichting] , gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna: Stichting [naam stichting] ), opgericht.
[eiser] heeft teksten, afkomstig van de website www. [naam stichting] .nl, overgelegd waarin onder meer het volgende staat:
“(…) In het dorpje [naam dorp] , in Zuid India (Karnataka) staat [naam tehuis] , een tehuis voor ongeveer twintig Indiase kinderen met een beperking., De kinderen krijgen een veilig thuis, onderwijs op maat, ruimte om te spelen, leven en genieten. De Nederlandse Mensendieck therapeute [gedaagde] kwam in 2007 naar het toenmalige tehuis om drie maanden vrijwilligerswerk te doen. Tot de dag van vandaag is ze niet meer weggegaan en heeft ze, met behulp van de door haar opgerichte Stichting [naam stichting] , een prachtig nieuw tehuis neergezet. (…)
(…)
Stichting [naam stichting] [vestigingsplaats] is opgezet door drie mensen die sterk betrokken zijn bij het werk van [gedaagde] in India: [naam 2] , [naam 3] , en [naam 4] .
(…)
Uitvoerende kracht in India (geen bestuurslid)
[gedaagde]
werkt op [naam tehuis] in India. Zij heeft in het verleden voor de Stichting SOMOI in Indonesië gewerkt. Zij had een goed lopende mensendieck praktijk en werkte daarnaast 1 dag in de week als begeleider op een KDC. In 2007 is zij naar India vertrokken om haar kennis en kunde in te zetten voor kinderen met een beperking in India. [gedaagde] is ook vaker in Nederland om o.a. cursussen te volgen, ten behoeve van de kinderen.
(…)
Het plan was: drie maanden vrijwilligerswerk in een tehuis in India met kinderen met een beperking. Maar toen [gedaagde] daar aan kwam, is ze nooit meer weggegaan.
(…)
Na dat eerste jaar “dat wel heel snel ging” bleef [gedaagde] er nog één. En nog één. (…) Ook kwam er een andere vaste medewerker, [naam 5] , en na vijf jaar vonden [naam 5] en [gedaagde] een nieuwe plek voor het tehuis: in het dorpje [naam dorp] . “(…) Het was toen eigenlijk allang niet meer
im frageof ik zou blijven.”
(…)
Na vijf jaar is [gedaagde] met het tehuis verhuisd naar een grotere plek.
(…)
Want ze denkt, langzamerhand, weer vaker aan Nederland, Amsterdam, om precies te zijn. “Ik heb geen huis, geen eigen spullen, helemaal niets.”(…) “Ik leeft al twaalf jaar uit dozen en ik ben daar nog gelukkig mee ook. Blijkbaar kan ik leven met weinig.” Toch heeft ze nu ook behoefte aan een eigen plek waar ze kan thuiskomen. (…)”
1.6
Ook in andere door [eiser] overgelegde stukken, zoals het jaarverslag 2019 en het Beleidsplan 2020 van Stichting [naam stichting] en een uitdraai van het Linkedin-profiel van [gedaagde] staat vermeld dat zij een groot deel van het jaar in India verblijft, dat zij woont in Kundipura, India en in de periode vanaf september 2007 werkt als Manager bij het kindertehuis [naam tehuis] in India.
1.7
In een door [gedaagde] overgelegde verklaring van [naam 2] , haar vader en tevens secretaris/penningmeester van de Stichting [naam stichting] , staat ten aanzien van de in 2014 tussen de Stichting en [gedaagde] gesloten arbeidsovereenkomst onder meer het volgende:
“(…) Met betrekking tot der uitvoering van de werkzaamheden is in het arbeidscontract het volgende opgenomen:
“De werknemer werkt parttime voor 25 uur per week. De werkzaamheden worden verdeeld over alle weekdagen, verricht in het Tehuis voor geestelijk en lichamelijk gehandicapte kinderen [naam tehuis] in Kundapur, India. De overige werkzaamheden t.b.v de Stichting worden verricht in Nederland, verdeeld over verschillende perioden in het jaar.”
Gedurende al de jaren was het noodzakelijk dat [gedaagde] meerdere keren per jaar in Nederland moest zijn: de belangrijkste redenen daarvoor waren:
Behoud Nederlanderschap en behoud van haar rechten; regelen visum: eerste jaren 1 x per 3 maanden, later 1 x per 6 maanden, laatste jaren 1 x per jaar;
Uitvoering van bepaalde werkzaamheden en volgen trainingen (bv. Zich eigen maken van een therapie lees- en praat voor kinderen met het syndroom van Down), verzorging van wervingsactiviteiten zoals: lezingen geven, presentaties op scholen. Familie aangelegenheden.
Medische zorg: periodieke controles van haar hart. (Afwijking bij geboorte). (…)”
1.8
[gedaagde] heeft kopieën van vliegtickets in de periode eind 2015 tot 2019 overgelegd, evenals een verklaring van [naam 6] , die verklaart een relatie met [gedaagde] te hebben gehad vanaf oktober 2012 tot en met juni 2015, alsmede dat [gedaagde] in die periode regelmatig in Nederland was. Voorts heeft zij een inschrijving voor een cursus in Duitsland van 24 juli 2015 tot 2 augustus 2015 overgelegd, alsmede pinbetalingen in café-restaurant Betty Blue in Amsterdam in de periode 4 mei 2017 tot en met 2 juli 2020. Ook heeft zij een verklaring van [naam 1] overgelegd, waarin hij aangeeft dat hij een aantal maanden in de woning heeft gewoond, alsmede dat hij de woning een paar dagen na het uitbrengen van de dagvaarding in de zaak heeft verlaten.