Op 18 maart 2021 heeft de rechtbank Amsterdam in een ontnemingsvordering uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 13/845064-19. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die financieel voordeel had behaald door gebruik te maken van de diensten van een persoon die illegaal in Nederland verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde en zijn medeverdachte in de periode van 26 mei 2013 tot en met 20 augustus 2017 een illegaal verblijvende oppas in dienst hebben genomen voor hun kinderen, wat hen in staat stelde om kosten te besparen op legale oppasdiensten. De rechtbank heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 116.753,-, gebaseerd op een financieel rapport dat de besparingen en de niet-betaalde sociale premies en belastingen in kaart bracht. De rechtbank heeft de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat opgelegd, met de mogelijkheid voor de veroordeelde om de betalingsverplichting te verminderen zodra het vonnis in de hoofdzaak onherroepelijk is. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.