In deze zaak heeft [bedrijf] beroep ingesteld tegen een voorlopige legesaanslag van € 154.834,- die door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam was opgelegd in verband met een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwbouwcomplex. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van [bedrijf] tegen de legesaanslag gegrond verklaard, maar de leges zijn na bezwaar gewijzigd naar € 153.057,97. [bedrijf] stelt dat de leges ten onrechte zijn vormgegeven als een zuivere belasting en dat deze niet in verhouding staan tot de werkelijke kosten die de gemeente maakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 januari 2020, waarbij [bedrijf] werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de heffingsambtenaar door mr. H. Oderkerk, bijgestaan door mr. M. Hop en mr. W.N.C. Verbruggen.
De rechtbank heeft beoordeeld of de leges als retributie of als een zuivere belasting moeten worden aangemerkt. Volgens de rechtbank zijn leges vergoedingen voor individuele tegenprestaties van de overheid en in dit geval zijn de leges geheven in verband met de behandeling van de aanvraag van [bedrijf]. De rechtbank concludeert dat de leges terecht zijn opgelegd als retributie, omdat de werkzaamheden van de gemeente direct verband houden met de dienstverlening aan [bedrijf].
Daarnaast heeft de rechtbank het standpunt van [bedrijf] over de hoogte van de leges beoordeeld. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Hoge Raad, waaruit blijkt dat gemeenten vrij zijn in het bepalen van heffingsmaatstaven, zolang deze niet onredelijk zijn. De rechtbank komt tot de conclusie dat de leges in dit geval niet onredelijk zijn en dat het beroep van [bedrijf] ongegrond is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.