Uitspraak
Heineken Nederland B.V.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Heineken Nederland B.V. en een gedaagde, die in het verleden bestuurder en enig aandeelhouder was van een besloten vennootschap. Heineken vorderde betaling van openstaande facturen voor drankleveranties, waarbij de gedaagde zich contractueel hoofdelijk aansprakelijk had gesteld. De gedaagde betwistte zijn aansprakelijkheid en voerde aan dat hij niet begreep dat hij persoonlijk aansprakelijk was voor de verplichtingen van de vennootschap. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de Leveranciersovereenkomst had ondertekend en daarmee ook de hoofdelijke aansprakelijkheid had aanvaard. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet kon aantonen dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de overeenkomst en dat hij zich niet kon beroepen op dwaling of misbruik van omstandigheden. De vordering van Heineken werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de openstaande bedragen en de proceskosten.