ECLI:NL:RBAMS:2020:7175

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2020
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
13/159417-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor het voorhanden hebben van zelfbouwwapens en munitie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van verschillende vuurwapens en munitie. De zaak kwam ter terechtzitting op 16 september 2020, waar de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, zijn vordering indiende. De verdachte, geboren in 1993 en gedetineerd, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een enkelloopsvuurwapen, een doorgeladen pistool en drie patronen op 16 juni 2020. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de wapens en munitie in de woning van de verdachte zijn aangetroffen. De verdediging stelde dat er niet bewezen kon worden dat de verdachte de wapens bewust voorhanden had, maar de rechtbank weerlegde dit door te wijzen op de omstandigheden waaronder de wapens waren aangetroffen en de link met de verdachte. De rechtbank achtte de verklaringen van de verdachte ongeloofwaardig en concludeerde dat hij zich bewust was van de aanwezigheid van de wapens.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden. Daarnaast werden de in beslag genomen wapens en munitie onttrokken aan het verkeer en werd de bivakmuts, waarin een wapen was aangetroffen, verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/159417-20
Datum uitspraak: 30 september 2020
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende op het adres [adres] ,
gedetineerd in [P.I.] in [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 september 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.B. Lisi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 16 juni 2020 heeft schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een enkelloopsvuurwapen en een schietpen (feit 1), een doorgeladen pistool (feit 2) en drie patronen (feit 3).
De tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1 die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Uit het dossier blijkt dat de tenlastegelegde wapens en munitie op 16 juni 2020 in de woning van verdachte zijn aangetroffen. De schietpen en een patroon zijn in een bivakmuts aangetroffen die lag achter een houten constructie naast de boiler boven een keukenkast. Het pistool met daarin twee patronen en het enkelloopsvuurwapen lagen in een voetmatje achter een keukenplint.
De raadsman heeft zich - met een verwijzing naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:507) - op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad en dat verdachte daarom moet worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt namelijk niet dat verdachte de wapens en munitie bewust aanwezig had. De wapens en munitie waren aan het zicht onttrokken en verdachte heeft altijd verklaard dat hij niet wist dat ze in zijn woning lagen. Er kwamen regelmatig verschillende personen in zijn woning en mogelijk heeft iemand de wapens en munitie in zijn woning verstopt. Dat er DNA van verdachte is aangetroffen op het enkelloopsvuurwapen maakt dit niet anders. Verdachte heeft verklaard dat het wapen mogelijk eerst in zijn keukenla heeft gelegen waardoor hij het mogelijk heeft aangeraakt, terwijl hij niet wist dat dit een wapen betrof. Deze verklaring is op voorhand niet onaannemelijk aangezien de wapendeskundige ter terechtzitting heeft verklaard dat hij het voorwerp niet als wapen zou herkennen als het in een gereedschapskist zou liggen.
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, bewezen dat verdachte de wapens en munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt als volgt.
De voorwerpen zijn in de woning van verdachte aangetroffen en verdachte kon over de wapens en munitie beschikken. Om tot een bewezenverklaring van het voorhanden hebben te komen, moet verder blijken dat verdachte zich in meerdere of mindere mate bewust was van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Hiervoor is het volgende van belang. Verdachte is de enige bewoner van de woning. De wapens en munitie waren op twee plaatsen in het huis verborgen. Achter een houten constructie lag, naast de waterboiler, een opgerolde bivakmuts met daarin de schietpen en een patroon. Deze aangetroffen bivakmuts kan worden gelinkt aan verdachte. Verdachte is met een soortgelijke muts te zien op Facebook en hij heeft ook verklaard dat het zijn muts is. In een dubbelgevouwen voetmatje achter een plint van het keukenblok lag het vuurwapen met daarin twee patronen en het enkelloopswapen. Uit forensisch onderzoek is gebleken dat in de bemonstering van de buitenkant van beide onderdelen van het enkelloopswapen een DNA-mengprofiel is aangetroffen van minimaal drie donoren. De resultaten van het onderzoek zijn, aldus de deskundigen, extreem veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en twee onbekende, niet verwante personen) juist is, dan wanneer hypothese 2 (de bemonstering van het spoor bevat DNA van drie onbekende, niet verwante personen) juist is.
Voor beide vindplaatsen geldt dus dat er een link is met verdachte. Uit de omstandigheid dat de wapens en munitie op twee plekken zijn verstopt, en dus niet ‘gewoon’ ergens lagen, moet worden afgeleid dat verdachte wist dat de voorwerpen wapens en munitie betroffen. Dat geldt dus ook voor de zelfbouwwapens die op het eerste gezicht niet op wapens lijken. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat de wapens en munitie in zijn woning lagen.
Verdachte heeft dit ontkend, maar de rechtbank schuift zijn verklaringen als ongeloofwaardig terzijde. Verdachte heeft verklaard dat er regelmatig andere mensen bij hem over de vloer kwamen, maar hij heeft geen namen genoemd of dit op een andere manier concreter gemaakt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn woning een studio is en uit één ruimte bestaat. Dit maakt het scenario dat een ander dan verdachte de voorwerpen zonder zijn medeweten (meerdere malen) heeft verstopt onaannemelijker. Zeker gezien de omstandigheid dat de voorwerpen op twee plekken zijn verstopt en er een houten constructie en plint moesten worden weggehaald om de voorwerpen op die plekken neer te leggen. Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd. Zo heeft verdachte bij de politie in eerste instantie ontkend dat de bivakmuts van hem was. Geconfronteerd met de foto op Facebook heeft hij verklaard dat de muts wel van hem is. Verdachte heeft - nadat de uitslag van het DNA-onderzoek bekend was geworden - verklaard dat het enkelloopsvuurwapen mogelijk in een lade heeft gelegen en daar door hem is aangeraakt zonder dat hij wist dat het een wapen was. De rechtbank acht dit zonder nadere concretisering niet aannemelijk. Het is niet geloofwaardig dat een bezoeker, van wie verdachte niet weet wie dat zou zijn, het wapen eerst in een lade van de woning legt en het op een later moment samen met een ander vuurwapen in de woning verstopt zonder dat verdachte dit weet. De rechtbank acht alle tenlastegelegde feiten bewezen.

5.Het bewijs

Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 16 juni 2020 te Amsterdam, wapens van een categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten een
- enkelloopsvuurwapen (zelfbouw) en
- schietpen (zelfbouw),
vuurwapens die uiterlijk gelijken op een ander voorwerp dan een wapen, voorhanden heeft gehad;
2.
op 16 juni 2020 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een doorgeladen pistool (getransformeerd), van het merk Kimar, type 75 auto, kaliber 7,65mm, een vuurwapen in de vorm van een pistool, voorhanden heeft gehad;
3.
op 16 juni 2020 te Amsterdam, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 patroon, Sellier en Bellot van het kaliber 9 × 17mm en 2 patronen, Fiocchi Munizioni van het kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregel

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van de rechtbank Amsterdam. In strafverzwarende zin heeft zij meegewogen dat verdachte eerder voor wapenbezit is veroordeeld, dat hij onder andere zelfgebouwde vuurwapens had die niet lijken op een pistool of revolver en die daardoor veel gevaarzettender zijn, en dat een doorgeladen pistool is aangetroffen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht, indien zij komt tot een strafoplegging, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de duur van het voorarrest. In matigende zin moet worden meegewogen dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld en dat de aangetroffen munitie niet geschikt was voor de aangetroffen wapens. Ook moet rekening worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte zal zijn huurwoning verliezen als hij langer vast moet zitten. Hij is bezig zijn leven op de rails te krijgen en zal weer opnieuw moeten beginnen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft twee zelfbouwwapens, een doorgeladen pistool en drie patronen in zijn woning voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik hiervan en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Amsterdam vinden regelmatig schietincidenten plaats waarbij nietsvermoedende voorbijgangers en bewoners een groot gevaar lopen. De rechters in de rechtbank Amsterdam hebben daarom oriëntatiepunten vastgesteld voor wapenbezit die afwijken van de landelijke oriëntatiepunten. De rechtbank zal bij het bepalen van de straf uitgaan van deze oriëntatiepunten en in strafverzwarende zin meewegen dat het pistool doorgeladen was en dat verdachte in 2018 voor wapenbezit is veroordeeld zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 11 september 2020. De rechtbank heeft tot slot acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Dit alles maakt dat de rechtbank uitkomt op een lagere straf dan geeist.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de inbeslaggenomen wapens en munitie onttrekken aan het verkeer. De voorwerpen komen hiervoor in aanmerking, aangezien hiermee de bewezen geachte feiten zijn begaan en ze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen bivakmuts verbeurd verklaren. Deze bivakmuts is daarvoor vatbaar, aangezien in de bivakmuts een wapen en patroon is aangetroffen en met behulp van dit voorwerp het feit is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Ten aanzien van feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de wapens en de munitie, welke voorwerpen zijn vermeld onder 1. tot en met 5. op de beslaglijst die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
Verklaart verbeurd: de bivakmuts, welk voorwerp is vermeld onder 6. op de beslaglijst die als bijlage 2 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus voorzitter,
mrs. R.A.J. Hübel en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2020.