3.4Wettelijk kader
Artikel 3.37, eerste lid, van de Wet natuurbescherming luidt als volgt:
“1. Het is verboden in strijd te handelen met bij ministeriële regeling aangewezen voorschriften van EU-verordeningen.”
Artikel 3.36 van de Wet natuurbescherming luidt, voor zover relevant, als volgt:
“EU-verordeningen en EU-richtlijnen als bedoeld in deze paragraaf zijn:
a. verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 61)”.
Artikel 3.40 van de Wet natuurbescherming luidt als volgt:
“Onze Minister kan ontheffing of vrijstelling verlenen van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf, overeenkomstig de voorwaarden en beperkingen die in voorkomend geval voortvloeien uit de toepasselijke EU-verordening of EU-richtlijn.”
Artikel 3.14 van de Regeling natuurbescherming luidt, voor zover relevant, als volgt:
Als voorschriften als bedoeld in artikel 3.37, eerste lid, van de wet worden aangewezen:
a. de artikelen 4, eerste lid, eerste volzin, tweede lid, eerste volzin, derde en vierde lid, 5, eerste en vierde lid, eerste volzin, 6, derde lid, 8, eerste lid, in samenhang met het vijfde lid, en 9, eerste, vierde en vijfde lid van de CITES-basisverordening”.
Artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 338/97 (de Basisverordening, ofwel: de CITES-basisverordening) luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Bepalingen betreffende de controle op handelsactiviteiten
1. De aankoop, het te koop vragen, de verwerving voor commerciële doeleinden, het tentoonstellen voor commerciële doeleinden, het gebruik met winstoogmerk en het verkopen, het in bezit hebben met het oog op verkoop, het ten verkoop aanbieden of het vervoeren met het oog op verkoop van specimens van de in bijlage A genoemde soorten, is verboden.
2. (…)
3. In overeenstemming met de voorschriften van andere Gemeenschapswetgeving betreffende de instandhouding van wilde fauna en flora kan per geval ontheffing van de in lid 1 genoemde verbodsbepalingen worden verleend door afgifte van een daartoe strekkend certificaat door een administratieve instantie van de Lid-Staat waarin de specimens zich bevinden, indien de specimens:
a.
a) (…)
b) bewerkte specimens zijn die meer dan 50 jaar geleden zijn verkregen”.
Artikel 62 van de Verordening (EG) nr. 865/2006 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Algemene ontheffingen van artikel 8, leden 1 en 3, van Verordening (EG) nr. 338/97
De bepaling van artikel 8, lid 3, van Verordening (EG) nr. 338/97 dat ontheffingen van de verbodsbepalingen van artikel 8, lid 1, van die verordening per geval worden verleend door de afgifte van een certificaat, is niet van toepassing op de volgende specimens, waarvoor geen certificaat is vereist:
(…)
3. meer dan 50 jaar geleden verworven bewerkte specimens als omschreven in artikel 2, onder w), van Verordening (EG) nr. 338/97.”
Artikel 2 onder w van de Basisverordening luidt als volgt:
“Meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens”: specimens die meer dan 50 jaar vóór de inwerkingtreding van deze verordening ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken Lid-Staat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn.”
In de zogenoemde Richtsnoeren bij EU-regeling voor de handel binnen de EU in en de wederuitvoer van ivoor (2017/C 154/06) die zijn bedoeld om burgers, bedrijven en nationale overheden te helpen Verordening (EG) nr. 338/97 en de bijbehorende uitvoeringsverordeningen toe te passen, is onder meer het volgende vermeld:
(…)
4.Richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging van EU-wetgeving voor ivoorhandel binnen de EU
(…)
ii) Specifieke richtsnoeren voor handel binnen de EU in „bewerkte specimens” van ivoor
De EU-verordening bevat specifieke bepalingen voor de handel binnen de EU in „meer dan 50 jaar geleden verkregen bewerkte specimens”, die in artikel 2, onder w), van Verordening (EG) nr. 338/97 zijn omschreven als „specimens die meer dan 50 jaar vóór de inwerkingtreding van deze verordening, dat wil zeggen vóór 3 maart 1947, ter vervaardiging van juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten zijn gebracht in een toestand die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat en waarvan ten genoegen van de administratieve instantie van de betrokken lidstaat is aangetoond dat zij onder die voorwaarden zijn verworven. Dergelijke specimens gelden enkel als bewerkt indien zij duidelijk passen in een van de genoemde categorieën en indien zij de beoogde functie kunnen vervullen zonder dat daarvoor nog snijwerk, bewerking of verdere afwerking nodig zijn”. „Bewerkte specimens”, zoals omschreven in de EU-verordeningen inzake de handel in wilde dieren en planten, worden ook vaak „antiek” genoemd. Het is echter belangrijk om aan te tekenen dat antiek dat verworven is vóór 1947, maar dat in hoofdzaak niet in een staat anders dan de natuurlijke staat gebracht is, niet als „bewerkte specimens” aangemerkt kan worden op grond van Verordening (EG) nr. 338/97.
Het commercieel gebruik van „bewerkte specimens” in de EU valt onder artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 338/97 en artikel 62, lid 3, van Verordening (EG) nr. 865/2006 van de Commissie. Als een artikel voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, onder w), van de Verordening van de Raad om te worden beschouwd als bewerkt specimen, is er geen certificaat voor commercieel gebruik in de EU nodig.
Om te waarborgen dat alle lidstaten van de EU de definitie van een „bewerkt specimen” op dezelfde wijze interpreteren, heeft de Europese Commissie in samenwerking met de EU-lidstaten interne richtsnoeren voor dit onderwerp ontwikkeld. Deze richtsnoeren, die niet alleen op ivoor van toepassing zijn, behandelen aspecten zoals aanvaardbaar bewijs dat het artikel vóór 3 maart 1947 is verworven, typische voorbeelden van artikelen die voldoen aan de definitie „in een toestand zijn gebracht die grondig verschilt van hun natuurlijke ruwe staat” en de categorieën „juwelen”, „decoratie” enz., en de renovatie en „herbewerking” van specimens.
Over het geheel genomen wordt aanbevolen dat de lidstaten de definitie van bewerkte specimens strikt interpreteren volgens onderstaande stappen:
- de eigenaar van een specimen die het wil verkopen, moet eerst aantonen dat het specimen „50 jaar voor de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 338/97”, dat wil zeggen vóór 3 maart 1947, is verworven;
- ten tweede mag het feit dat een ivoren slagtand gewoon op een plaat, schild of een ander soort voet gemonteerd is, zonder enige andere wijziging van de natuurlijke staat, niet volstaan om het product te beschouwen als een „bewerkt specimen” krachtens artikel 2, onder w), van Verordening (EG) nr. 338/97;
- ten derde moet ook het vereiste van artikel 2, onder w), dat de wijziging is uitgevoerd ter vervaardiging van „juwelen, decoratie, kunstvoorwerpen, gebruiksvoorwerpen of muziekinstrumenten”, aan een strikte en grondige beschouwing worden onderworpen, aangezien in recente gevallen de artistieke aard van de wijziging (zoals substantieel snij- of graveerwerk en het in- of aanbrengen van artistieke of gebruiksvoorwerpen enz.) niet duidelijk bleek te zijn, in welk geval niet was voldaan aan de voorwaarden in artikel 2, onder w);
voor verdere aanwijzingen over de interpretatie van de term dienen de door de Europese Commissie opgestelde richtsnoeren voor „bewerkte specimens” geraadpleegd te worden.”