ECLI:NL:RBAMS:2020:7107

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2020
Publicatiedatum
28 januari 2021
Zaaknummer
13/037518-01
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling van een terbeschikkinggestelde met schizofrenie

Op 29 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde, geboren in 1965, die eerder was veroordeeld voor poging tot doodslag en sindsdien onder de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) stond. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de tbs-maatregel met één jaar afgewezen. De betrokkene, die sinds 2012 in een forensisch psychiatrisch centrum verbleef, had in de afgelopen jaren een stabiel leven geleid en woonde sinds juni 2020 in een beschermde woonvorm. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eiste dat de tbs-maatregel werd voortgezet. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende rapporten van de reclassering en deskundigen, die aangaven dat de betrokkene zich goed had aangepast aan zijn nieuwe woonomgeving en dat er geen verhoogd recidiverisico was. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die door de zorgcoördinator waren genoemd, niet wezenlijk wezenlijk waren voor de beoordeling van het recidiverisico. De rechtbank besloot dat de terbeschikkingstelling van de betrokkene kon worden beëindigd, en wees de vordering van de officier van justitie af.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/037518-01 en 23/002108-02
Beslissing op de op 30 oktober 2020 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 29 oktober 2020 in de zaak tegen:
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Persoonsgegevens en verblijvende op het adres [adres] .

1.Inleiding

1.1
[terbeschikkinggestelde] , de terbeschikkinggestelde (hierna: betrokkene), is bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2002 bij verstek veroordeeld ter zake van poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht en ter beschikking gesteld, teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
1.2
Betrokkene was door de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 4 juni 2002 veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie heeft hoger beroep tegen dit vonnis ingesteld. Na het onvoorwaardelijke gedeelte van de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf te hebben uitgezeten, is betrokkene in 2002 naar New York gegaan, alwaar hij tot september 2011 heeft verbleven. Hij zegt indertijd niet te hebben geweten dat er hoger beroep was ingesteld. Bij terugkomst in Nederland is de betrokkene aangehouden en gevangengenomen zoals door het hof bevolen.
1.3
Betrokkene heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen het arrest van het gerechthof Amsterdam. De Hoge Raad heeft bij arrest van 18 december 2012 het cassatieberoep verworpen.
1.4
Op 18 december 2012 is betrokkene in Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) Oldenkotte geplaatst en op 18 februari 2014 vanwege sluiting van deze kliniek naar [kliniek 1] overgeplaatst.
1.5
De rechtbank Amsterdam heeft bij beslissing van 6 januari 2015 de termijn van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar verlengd en de beslissing omtrent verlenging van de dwangverpleging aangehouden. Op 17 april 2015 heeft zij – conform het advies van de reclassering – de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigd met ingang van de datum dat de terbeschikkinggestelde geplaatst wordt in de [kliniek 2] . Betrokkene is op 4 juni 2015 in [kliniek 2] geplaatst.
1.6
De rechtbank heeft vervolgens bij beslissing van 7 januari 2016 en 12 januari 2017 de terbeschikkingstelling telkens verlengd met één jaar.
1.7
Bij beslissing van 21 maart 2018 heeft de rechtbank de termijn van de terbeschikkingstelling wederom met één jaar verlengd, met verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege onder de volgende algemene en bijzondere voorwaarden:
Betrokkene pleegt geen strafbare feiten;
Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding in het kader. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en zal hij meewerken aan de identificatieplicht;
Betrokkene geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten en het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
Tijdens de gehele tbs-maatregel is het voor betrokkene niet toegestaan om zich buiten het Europese deel van het Koninkrijk der Nederlanden te begeven;
Betrokkene houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door Reclassering Nederland;
Betrokkene is verplicht om zich bij de reclassering te melden, zo frequent als de reclassering dit nodig acht, ook als dat inhoudt dat betrokkene zich op het kantoor van de reclassering moet melden;
Betrokkene verblijft bij GGZ-NHN, Divisie Forensisch Wonen van de FPA te Heiloo of een soortgelijke instelling als een (forensische) RIBW en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op;
Betrokkene conformeert zich aan de ambulante behandeling/begeleiding van het ForACT van de GGZ-NHN, Heiloo of een soortgelijke instelling;
Betrokkene zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met de reclassering;
Betrokkene zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaren;
Betrokkene werkt, in het geval van een door de reclassering en behandelaren geïndiceerd crisissituatie, mee aan een tijdelijke terugplaatsing in de gesloten unit van een FPA of een soortgelijke instelling, voor de maximale duur van 14 weken;
Indien geïndiceerd, werkt betrokkene mee aan een plaatsing in een vervolgsetting zoals een RIBW of begeleide woonvorm en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op.
1.8
De rechtbank heeft bij beslissing van 10 december 2018 en opnieuw bij beslissing van 19 december 2019 de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd, met verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege, waarbij de voorwaarden zoals die laatstelijk zijn opgenomen in de beslissing van deze rechtbank van 21 maart 2018 van kracht blijven.
1.9
Betrokkene woont sinds 18 juni 2020 bij [adres] .

2.De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

3.De procesgang

3.1
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermelde parketnummers, waaronder:
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 5 december 2002 waarbij de terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege werd opgelegd;
  • de beslissingen van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2015 en 17 april 2015 waarbij de verpleging van overheidswege voorwaardelijk is beëindigd;
  • de beslissingen van de rechtbank Amsterdam van 21 maart 2018, 10 december 2018 en 19 december 2019 waarbij de termijn van de terbeschikkingstelling telkens met één jaar werd verlengd;
  • het op 3 sepember 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte Pro Justitia-rapport van de psychiater M.M. Sprock;
  • de voortgangsverslagen van Reclassering Nederland van respectievelijk 15 januari 2020, 1 april 2020 en 28 augustus 2020, opgemaakt door W.J.S. Stet, reclasseringswerker;
  • het op 26 mei 2020 uitgebrachte voorlopig advies van Reclassering Nederland;
  • het op 19 oktober 2020 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Reclassering Nederland,
  • het reclasseringsrapport van 15 december 2020, opgemaakt door W.J.S. Stet.
3.2
De rechtbank heeft op 15 december 2020 de officier van justitie mr. J. Ang, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman, mr. I.R. Rigter, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundigen W.J.S. Stet, werkzaam bij Reclassering Nederland, [naam 1] , zorgcoördinator bij [adres] en R. van Bemmelen, psychiater en verbonden aan Forensisch ACT Inforsa, op de openbare terechtzitting gehoord.

4.De rapporten en adviezen

Aan de hiervoorgenoemde reclasseringsrapporten en het Pro Justitia-rapport van M.M. Sprock, psychiater, wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
4.1
Kernproblematiek
Betrokkene betreft een 55-jarige man van Surinaamse afkomst, bij wie in 1988 voor het eerst schizofrenie werd vastgesteld. Deze diagnose is sindsdien consequent gesteld door diverse gedragsdeskundigen, alsook door de drie klinieken waar betrokkene verbleven heeft. Waar bij het begin van de maatregel de positieve symptomen erg op de voorgrond stonden, worden de laatste jaren met name negatieve symptomen beschreven. Betrokkene heeft medicatie geweigerd vanwege gebrek aan ziektebesef. Er is door diverse psychiaters beschreven dat er geen grond is voor dwangbehandeling. Betrokkene laat de laatste jaren een stabiel beeld zien, waarbij overigens zijn bijzondere verschijning en gedrag nog immer aanwezig zijn. Hoewel betrokkene in het verleden diverse malen is veroordeeld vanwege een overtreding van de Opiumwet, heeft hij gedurende de maatregel nooit positief gescoord op middelengebruik.
4.2
Behandelverloop
Hoewel betrokkene gediagnostiseerd is met schizofrenie uit zich dit voornamelijk in zijn markante verschijning, opmerkelijke ideeën en in zijn geïsoleerde enigszins rigide levensstijl. Gelet op de diagnostische beschrijvingen van zowel het Pieter Baan Centrum als van de FPA GGZ Noord-Holland-Noord is er weinig verandering geweest in het gedrag en psychiatrisch ziektebeeld van betrokkene. Hij lijkt weinig ziektebesef dan wel ziekte-inzicht te tonen, waarbij zijn levensstijl als opmerkelijk kan worden beschreven. Hij is echter nooit te motiveren geweest voor het gebruik van enige psychofarmaca. Er is in de afgelopen jaren geen directe aanleiding geweest om dringend medicatie voor te schrijven. Betrokkene lijkt kwetsbaar voor afwijzing en bespottingen. Binnen een beschermde woonvorm kan betrokkene zoveel mogelijk zichzelf blijven en zal hij geaccepteerd worden voor wie en wat hij is. Binnen [adres] heeft betrokkene een volwaardig appartement en kan hij te allen tijde terugvallen op de professionele ondersteuning. Na beëindiging van de maatregel zal de financiering van Beschermd Wonen op basis van een WMO-indicatie worden voortgezet. Vanuit de Gemeente Amsterdam is de regiobinding gegarandeerd. Inmiddels is het ForACT Inforsa betrokken om, in samenwerking met de woonbegeleiding, het psychisch welzijn van de betrokkene te monitoren en eventueel wat bij te sturen. Na het wegvallen van de juridische maatregel kan de psychiatrische zorg door de reguliere ambulante ggz worden overgenomen.
4.3
Risicotaxatie
Indien betrokkene binnen een veilige, beperkt gestructureerde beschermde woonomgeving, zoals die nu binnen [adres] geboden wordt, kan blijven wie hij graag wil zijn, lijkt de kans op een psychotische decompensatie beperkt. De risico’s op een gewelddadig delict binnen de huidige gestructureerde omgeving worden als laag ingeschat. Bij het wegvallen van het huidige juridisch kader wordt de kans op recidive ingeschat als laag tot matig. Hiermee kan gezegd worden dat inschattingen van de recidivekansen in de afgelopen jaren onveranderd zijn gebleven, wat tevens een positieve indicatie geeft voor de lage recidiverisico’s voor de toekomst.
4.4
Adviezen
De reclassering heeft in haar rapport van 26 mei 2020 voorlopig geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling, die op 18 december 2020 zou eindigen, met één jaar te verlengen. De overwegingen daarbij waren dat de betrokkene sinds enkele jaren enigszins sociaal geïsoleerd leeft op zijn zolderkamer van het woontrainingshuis de [adres] . Hij kan en mag daar zijn wie hij is. Hij kleedt zich extravagant en houdt er bijzondere denkbeelden op na. Vanuit de behandelvisie is het plafond bereikt. Betrokkene heeft nauwelijks ziekte-inzicht en is niet gemotiveerd tot het gebruik van medicatie. Hij leeft een eigen gekozen geïsoleerd bestaan, waarbij hij niet de indruk wekt ongelukkig te zijn. Betrokkene staat, aldus het rapport van 26 mei 2020, positief tegenover de verhuizing naar de beschermde woonvorm [adres] . Het is volgens het rapport van toen afwachten of de betrokkene hier voldoende kan aarden. Mocht de overgang positief verlopen, dan is het aannemelijk dat zal worden geadviseerd de maatregel te beëindigen maar het is te vroeg om hierop vooruit te lopen.
De reclassering heeft in haar adviesrapport van 19 oktober 2020, uitgaande van de stand van zaken op dat moment, geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling niet te verlengen en de maatregel te beëindigen. Niettegenstaande het advies heeft zij ter overweging meegegeven om alsnog een verlengingszitting te plannen. De betrokkene verblijft, aldus het rapport van 19 oktober 2020, nog niet zo lang in [adres] en zo zou de reclassering een wat langere periode hebben om te kunnen monitoren of de psychische stabiliteit van betrokkene bestendig blijkt.
In haar rapport van 15 december 2020 geeft de reclassering de rechtbank in overweging om alsnog de maatregel met één jaar te verlengen. Aanleiding daarvoor was het telefonisch contact dat W.J.S. Stets (hierna: Stets) op 14 december 2020 had met [naam 1] (hierna: [naam 1] ), zorgcoördinator van [adres] . In dat gesprek sprak laatstgenoemde haar zorg uit over de beëindiging van de maatregelen en legde zij Stets het volgende voor.
Betrokkene woont pas vanaf 18 juni 2020 in [adres] . Er is inmiddels wel ambulante forensische psychiatrische zorg opgestart, maar de samenwerking met Forensisch ACT Inforsa en [adres] heeft voor het woonbegeleidingsteam nog onvoldoende vorm gekregen, om ten behoeve van betrokkene voor het woonbegeleidingsteam een goede aansluiting van de zorg te vinden. [naam 1] onderschrijft de visie van de reclassering dat, ondanks de extravagante levensstijl en mogelijke psychotische gevoeligheid van betrokkene, de psychische gezondheid van betrokkene al enkele jaren als stabiel kan worden aangemerkt. Dit heeft betrokkene zowel laten zien in de tussenvoorziening (Forensisch Wonen FPA Heiloo) als binnen [adres] . In de afgelopen maanden is de forensische psychiatrische zorg gestart, maar als gevolg van de coronacrisis zijn de contacten met het Forensisch ACT Inforsa beperkt gebleven en heeft het woonbegeleidingsteam er vooralsnog weinig ondersteuning van ondervonden. De samenwerking van het Forensisch ACT-team met het woonbegeleidingsteam van [adres] is van belang voor de veiligheid van betrokkene en het woonbegeleidingsteam. [naam 1] zou graag zien dat het Forensisch ACT-team langer betrokken blijft en dat het ook met begeleidingsadviezen het woonbegeleidingsteam ondersteunt. [naam 1] merkt op dat er binnen haar woonbegeleidingsteam individuele medewerkers zijn die zich nog niet geheel veilig voelen om betrokkene de nodige zorg en steun te bieden. Na beëindiging van de tbs-maatregel zal het Forensisch ACT-team op grond van de financiering nog maximaal zes maanden betrokken kunnen blijven, waarna de casus moet worden overgedragen aan de reguliere ambulante ggz. Met het oog op de recente ontwikkelingen rond de coronacrisis is in te schatten dat de ambulante zorg nog erg beperkt blijft. [naam 1] acht het van belang om deze zorg mee te nemen in de afweging om de maatregel nu al dan niet te beëindigen. Ter zitting heeft [naam 1] haar standpunt bevestigd en toegelicht.

5.De beoordeling

5.1
De rechtbank stelt voorop dat de primaire doelstelling van de maatregel van de terbeschikkingstelling de beveiliging van de samenleving is. De maatregel wordt opgelegd aan personen die een ernstig delict hebben gepleegd en bij wie ten tijde van het begaan van dat delict een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond die (mede) van invloed is geweest op het plegen van het delict. Behandeling van die stoornis is noodzakelijk om het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. [1]
5.2
De termijn van een terbeschikkingstelling kan alleen worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist (artikel 38d, tweede lid, van het Wetboek van Straftrecht). [2]
5.3
In haar advies ten behoeve van de verlengingszitting van 19 december 2019 had de reclassering aangegeven dat een beschermde woonvorm passend is voor de problematiek van betrokkene. Verlenging van de tbs-maatregel was volgens de reclassering aangewezen, omdat betrokkene zonder juridische titel op een reguliere wachtlijst zou komen, waardoor hij pas over vier of vijf jaar voor plaatsing in een BW-woning in aanmerking zou komen. De rechtbank heeft betrokkene in haar beslissing toegewenst dat zijn woonsituatie over één jaar is veranderd, dan wel dat er op die termijn in ieder geval concreet zicht is op een verhuizing naar een woonvoorziening waar betrokkene langdurig kan verblijven.
5.4
Inmiddels is er in juni 2020 een geschikte plek voor betrokkene gevonden bij [adres] .
5.5
Uit het reclasseringsrapport van 28 augustus 2020 blijkt dat de verhuizing van betrokkene van Heiloo naar [adres] goed is verlopen. Betrokkene lijkt zich redelijk aan te passen in de nieuwe situatie. Hij oogt psychisch stabiel en er hebben zich geen verontrustende zaken voorgedaan. Betrokkene heeft ter zitting verklaard dat hij in [adres] op zijn plek is; hij kijkt veel tv, bestelt goederen online en gaat niet veel naar buiten.
5.6
De rechtbank stelt vast dat betrokkene al geruime tijd een stabiel leven leidt. In Heiloo kon betrokkene zijn eigen gang gaan en hebben zich geen noemenswaardige incidenten voorgedaan. Betrokkene woont nu bijna een half jaar in [adres] en lijkt het daar naar zijn zin te hebben. Ook daar hebben zich geen incidenten voorgedaan. Stet, die de betrokkene al lang kent en begeleidt, heeft ter zitting verklaard dat betrokkene nu echt op zijn plek is en zijn appartement heel mooi en bijzonder heeft ingericht, volgens Stet een “paradijsje”. Er is betrokkene toegezegd dat hij daar kan blijven wonen.
5.7
Zoals hiervoor overwogen leidt betrokkene al lange tijd een stabiel leven zonder noemenswaardige incidenten. Betrokkene lijkt in [adres] zijn plek te hebben gevonden. Niets wijst er op dat betrokkene zijn woning, zijn “paradijsje”, zal verlaten binnen afzienbare termijn na beëindiging van de maatregel. De inschatting is dat als betrokkene in deze beschermde woonomgeving blijft, het risico dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen gevaar loopt, laag is.
5.8
De rechtbank weegt in haar beslissing de door zorgcoördinator [naam 1] genoemde omstandigheden mee, die voor haar reden van zorg zijn bij beëindiging van de maatregel. De rechtbank dient bij die weging te beoordelen of deze omstandigheden wijzen op een verhoogd recidiverisico. De rechtbank ziet daarvoor geen grond.
5.9
Individuele medewerkers zouden zich nog niet geheel veilig voelen bij het begeleiden van betrokkene volgens [naam 1] . Ter zitting bleek desgevraagd echter dat betrokkene tegenover medewerkers van het woonbegeleidingsteam geen delictgerelateeerd gedrag heeft vertoond of dat er zich anderszins incidenten hebben voorgedaan die aanleiding konden geven voor gevoelens van onveiligheid. Mogelijk voelen sommige medewerkers zich minder veilig door zijn extravagant gedrag of zijn tbs-verleden, maar dat staat los van het recidiverisico.
5.1
De door [naam 1] genoemde, momenteel beperkte ondersteuning van het Forensisch ACT-team betekent nog niet dat de veiligheid van personen en goederen onvoldoende wordt gewaarborgd. In dat verband wijst de rechtbank er op, dat na beëindiging van de tbs-maatregel het Forensisch ACT-team nog zes maanden betrokken kan blijven bij de begeleiding van betrokkene, waarna de casus zal worden overgedragen aan de reguliere ambulante ggz.

6.De slotsom

De rechtbank is – gelet op het verhandelde ter zitting en de stukken – van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen niet langer eist dat de terbeschikkingstelling blijft voortduren. Zij zal daarom de vordering van de officier van justitie afwijzen. Daarmee is de terbeschikkingstelling van [terbeschikkinggestelde] beëindigd.

7.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling af.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. L.R. Wisse en P.J.H. van Dellen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
29 december 2020.
De griffier is buiten staat deze beslissing
mede te ondertekenen.
De jongste rechter is buiten staat
deze beslissing mede te ondertekenen.
.

Voetnoten

1.Vgl. o.m. Hof Armhem 2 juli 2012, ECLI:NL:GHARN:2012:BX1582
2.Art. 38d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht luidt: De termijn van de terbeschikkingstelling kan, (…) door de rechter, op vordering van het openbaar ministerie, telkens hetzij met een jaar hetzij met twee jaar worden verlengd, indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen die verlenging eist.