ECLI:NL:RBAMS:2020:6813

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2020
Publicatiedatum
30 december 2020
Zaaknummer
C/13/693836 / HA RK 347.2020
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van een politierechter op basis van mogelijke toekomstige beslissingen

In deze zaak heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2020 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verdachte in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was ingediend op 2 december 2020 en was gericht tegen mr. A.A. Spoel, de politierechter die de zaak behandelde. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de dagvaarding en een verzoek tot aanhouding ingediend, maar de rechter had nog geen beslissing genomen op deze verzoeken. De verzoeker stelde dat hij de rechter zou wraken op basis van vooringenomenheid, belangenverstrengeling en partijdigheid, en verwees naar een eerdere communicatie van de rechter waarin deze aangaf dat er geen beslissing op het verzoek tot aanhouding zou worden genomen voordat de zitting had plaatsgevonden.

De Wrakingskamer overwoog dat de grond voor het wrakingsverzoek kennelijk uitsluitend was gelegen in een mogelijke toekomstige beslissing van de rechter. De rechtbank stelde vast dat een rechterlijke beslissing, of zelfs een mogelijke beslissing, geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook blijkt uit jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarom werd het verzoek tot wraking als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Bovendien oordeelde de rechtbank dat het wrakingsverzoek geen ander doel diende dan het bewerkstelligen van uitstel van de zitting, wat werd aangemerkt als misbruik van het wrakingsinstrument. De rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling zou worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Beslissing op het op 2 december 2020 ingekomen en onder zaak- en rekestnummer C/13/693836 HA RK 20/347 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. A.A. Spoel, politierechter, hierna te noemen de rechter.

1.De procedure

De Wrakingskamer heeft kennisgenomen van:
het wrakingsverzoek bij e-mail van 28 november 2020;
de schriftelijke reactie van de rechter van 2 december 2020.
De rechter heeft niet berust in het wrakingsverzoek.

2.De feiten en het verzoek

2.1.
Verzoeker is verdachte in de strafzaak met parketnummer 13/197490-20. Deze zaak is bij de rechter in behandeling. Bij brief van 20 november 2020 heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen de dagvaarding en een verzoek tot aanhouding gedaan. Naar aanleiding daarvan heeft de Verkeerstoren hem op 26 november 2020 als volgt geantwoord: “Naar aanleiding van het door u ingediende bezwaar tegen dagvaarding / verzoek om uitstel in uw zaak, met betrekking tot de zitting van 2 december 2020, kan ik u namens de Politierechter mededelen dat er niet op voorhand op uw verzoek zal worden beslist. Ter terechtzitting zal door de politierechter een definitieve beslissing genomen worden op het door u ingediende verzoek.”
Op de terechtzitting van 2 december 2020 heeft de rechter de behandeling van het bezwaarschrift voor onbepaalde tijd aangehouden, teneinde verzoeker en zijn raadsman hiervoor te laten oproepen. De strafzaak van verzoeker is nog niet uitgeroepen en de rechter heeft ook geen beslissing genomen op het verzoek tot aanhouding van verzoeker.
2.2.
Verzoeker heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat hij de politierechter zal wraken als deze zal volharden in de afwijzing van zijn verzoek van 20 november 2020 op grond van: “vooringenomenheid en belangenverstrengeling en partijdigheid en het schenden van artikel EVRM 6 en de Grondwet artikel 1 blijkens zijn/haar schrijven van 26 november 2020 jegens mij”.

3.De beoordeling

3.1.
Op grond van artikel 512 Sv kan een rechter worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
Als uitgangspunt voor de beoordeling geldt dat de rechter krachtens zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, behoudens bewijs van het tegendeel.
3.3.
Het verzoek tot wraking is gedaan onder de voorwaarde dat de rechter het aanhoudingsverzoek van verzoeker afwijst. De rechter heeft nog geen beslissing genomen op het bezwaarschrift van verzoeker dan wel op zijn verzoek tot uitstel. Hoewel de voorwaarde dus niet is vervuld, ziet de rechtbank aanleiding te overwegen dat de grond voor indiening van het wrakingsverzoek kennelijk uitsluitend is gelegen in een (nu nog in de toekomst gelegen, mogelijke) beslissing van de rechter. Zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1403) kan een beslissing van de rechter nimmer grond zijn voor wraking. A fortiori volgt daaruit dat een mogelijke beslissing dat ook niet kan zijn. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Een mondelinge behandeling kan derhalve achterwege blijven.
3.4.
Nu het wrakingsverzoek kennelijk geen ander doel dient dan om uitstel van de zitting te bewerkstelligen, is de rechtbank van oordeel dat sprake is van misbruik van het wrakingsinstrument. Om die reden zal de rechtbank bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling worden genomen.
3.5.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Wrakingskamer:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter,
 bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in deze zaak niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, P.B. Martens en K.A Brunner, leden en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.