ECLI:NL:RBAMS:2020:6800
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen rechters in een strafzaak
Op 15 oktober 2020 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam een verzoek tot wraking afgewezen dat op 9 oktober 2020 was ingediend door een verzoeker zonder bekende woon- of verblijfplaats. Het verzoek was gericht tegen de rechters C.M. Berkhout, F. Dekkers en M.E.M. James-Pater, die betrokken waren bij de behandeling van strafzaken tegen de verzoeker. De verzoeker stelde dat er bij de aanvang van de mondelinge behandeling op 8 oktober 2020 een schijn van vooringenomenheid was ontstaan, omdat de voorzitter had meegedeeld dat er sprake was van een gewijzigde samenstelling van de meervoudige kamer. De verzoeker en zijn raadsman voerden aan dat de beslissing om de zaak voort te zetten zonder instemming van de verdediging onbegrijpelijk was en dat dit bijdroeg aan de vrees voor vooringenomenheid.
De rechtbank oordeelde dat een rechterlijke (tussen)beslissing op zich geen grond kan zijn voor wraking, zoals ook is bevestigd in eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad. De Wrakingskamer concludeerde dat de rechters geen vooringenomenheid hebben getoond en dat de motivering van hun beslissing niet op de persoon van de verzoeker betrekking had. De verzoeker had geen valide argumenten aangedragen die de schijn van vooringenomenheid konden onderbouwen. De Wrakingskamer wees het verzoek tot wraking af, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat.