Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 2 juli 2020, met producties,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid,
- de akte niet dienen aan de zijde van [eiseres] .
2.De feiten, voor zover van belang, in het incident
Participation and Co-operation Agreementgesloten. Op grond van deze overeenkomst heeft [naam bedrijf 2] BV de helft van de aandelen in [naam bedrijf 1] verworven. In de
Participation and Co-operation Agreementstaat, voor zover van belang, het volgende:
Governing law/Language
[naam bedrijf 1] , rechtbank) verklaart van schuldeiser (
[eiseres] , rechtbank) ter leen te hebben ontvangen een bedrag van € 700.000 (…) te vermeerderen met renten (…)
[eiseres] , rechtbank) in the amount of € 700.000 pursuant to the loan agreement between the Company (
[naam bedrijf 1] , rechtbank) and AH dated 2 February 2012 shall be subordinated vis-à-vis all other debt owed by the Company and shall rank
pari passuwith the loan in the amount of € 700.000 provided by LI (
[naam bedrijf 2] , rechtbank) to the Company. Repayment of the loan provided by AH shall be done as soon as the selling of Product results in a positive cash flow (
positieve kasstroom) in excess of € 200,000 (so working capital is available) and there is no other debt of the Company overdue and outstanding. In that situation, repayment to the Shareholders will be done in equal proportions. LI will provide annual financial overviews in order for Westerkamp (
degene die tekent namens [eiseres] , rechtbank) to make sure this part of the Term Sheet is carried out correctly.”
3.De vordering in de hoofdzaak
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling in het incident
“… disputes arising in connection with this Term Sheet…”. Dat betekent volgens [gedaagde] dat als [eiseres] (zoals nu het geval is) de lening wil opeisen en er tegelijk een geschil bestaat over het wel of niet zijn voldaan aan de in de Term Sheet genoemde voorwaarden met betrekking tot het opeisen van die lening, zij één zaak bij de rechtbank Noord-Holland en één zaak bij deze rechtbank zou moeten aanbrengen. Die uitleg is buitengewoon onpraktisch, en ligt daarom niet voor de hand. Nu [gedaagde] niets heeft gesteld over waarom partijen een dergelijke constructie zouden hebben willen opzetten en welk belang partijen (of een van partijen) erbij zouden hebben, volgt de rechtbank de uitleg van [gedaagde] niet en zal zij zich bevoegd verklaren ten aanzien van alle vorderingen.
6.De beslissing
3 februari 2021voor conclusie van antwoord.