ECLI:NL:RBOBR:2017:3909

Rechtbank Oost-Brabant

Datum uitspraak
19 juli 2017
Publicatiedatum
19 juli 2017
Zaaknummer
C/01/318593 / HA ZA 17-169
Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident onbevoegdverklaring afgewezen; verhouding tussen art. 107 en 108 Rv bij tegenstrijdige forumkeuzes

In deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant op 19 juli 2017 uitspraak gedaan in een incident betreffende de onbevoegdverklaring van de rechtbank. De eiseres, Potplantenkwekerij Sjaloom B.V., had een geschil met Inhorto B.V. en Inhorto Holding B.V. over de uitvoering van overeenkomsten inzake software en support. De rechtbank moest beoordelen of zij bevoegd was om kennis te nemen van de vorderingen tegen Inhorto c.s. gezien de tegenstrijdige forumkeuzes in de overeenkomsten. Sjaloom had in de dagvaarding alleen het forumkeuzebeding in de Install Payment Agreement (IPA) vermeld, waarin stond dat geschillen uitsluitend voor de bevoegde rechter te 's-Hertogenbosch konden worden gebracht. In de andere overeenkomsten, de Professional Services Agreement (PSA) en de Softwarelicentie- en supportovereenkomst (SLSA), was bepaald dat geschillen moesten worden voorgelegd aan de rechtbank Gelderland in Apeldoorn.

Inhorto c.s. vorderde in het incident dat de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd verklaarde, maar de rechtbank oordeelde dat er een zodanige samenhang bestond tussen de vorderingen dat het doelmatig was om deze door dezelfde rechter te laten behandelen. De rechtbank concludeerde dat de incidentele vordering van Inhorto c.s. moest worden afgewezen, omdat de vorderingen op hetzelfde feitencomplex waren gebaseerd en behandeling door verschillende rechters zou leiden tot een risico op tegenstrijdige beslissingen. De rechtbank Oost-Brabant verklaarde zich bevoegd om ook over de vorderingen tegen Inhorto c.s. te oordelen en veroordeelde Inhorto c.s. in de proceskosten van het incident.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OOST-BRABANT

Civiel Recht
Zittingsplaats 's-Hertogenbosch
zaaknummer / rolnummer: C/01/318593 / HA ZA 17-169
Vonnis in incident van 19 juli 2017
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
POTPLANTENKWEKERIJ SJALOOM B.V.,
gevestigd te Waddinxveen,
nader te noemen Sjaloom,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. M. Verberkmoes-Cota te 's-Gravenhage,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INHORTO B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
nader te noemen Inhorto,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INHORTO HOLDING B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
nader te noemen Inhorto Holding,
3.
[gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident],
wonende te [woonplaats] ,
nader te noemen [gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident] ,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
gezamenlijk nader te noemen Inhorto c.s.,
advocaat mr. J.W. Mouthaan te Renswoude,
en tegen
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE LAGE LANDEN VENDORLEASE B.V.,
gevestigd te Eindhoven,
nader te noemen DLL,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.R.E. ten Cate te Utrecht.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord tevens houdende (voorwaardelijke) eis in reconventie van DLL
  • de incidentele conclusie houdende exceptie van (relatieve) onbevoegdheid van Inhorto c.s.
  • de conclusie van antwoord in het incident van Sjaloom
  • de conclusie van antwoord in het incident van DLL.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
In het incident gaat de rechtbank uit van de volgende (vooral op de dagvaarding gebaseerde) voorlopige feiten, die in de hoofdzaak nog definitief moeten worden vastgesteld.
2.2.
Sjaloom houdt zich bezig met sierplantenteelt. Inhorto is een softwarebedrijf. Inhorto Holding is enig aandeelhouder en bestuurder van Inhorto. [gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident] is enig aandeelhouder en bestuurder van Inhorto Holding.
2.3.
[gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident] had voor een andere sierplantteler de Inhorto Applicatie ontwikkeld. Dat is een zgn. ERP systeem dat gebaseerd is op Microsoft Dynamics NAV. [gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident] wilde die applicatie ook aan andere sierplanttelers gaan verkopen en richtte daartoe Inhorto op.
Sjaloom wilde de Inhorto Applicatie gaan gebruiken, aangevuld met nog door Inhorto te ontwikkelen functionaliteiten die Sjaloom nodig vond en die Inhorto ook voor andere sierplanttelers nuttig achtte. Sjaloom en Inhorto sloten daartoe op 11 februari 2014 twee overeenkomsten: een “overeenkomst inzake professional services” (hierna PSA) en een “softwarelicentie- en supportovereenkomst” (hierna SLSA).
2.4.
De PSA hield in dat Inhorto een validatie zou uitvoeren, waarbij onder meer werd onderzocht welke functionaliteiten nog aan de Inhorto Applicatie moesten worden toegevoegd. Inhorto zou vervolgens die functionaliteiten ontwikkelen en zou de applicatie bij Sjaloom implementeren. Deze werkzaamheden zou Inhorto maandelijks achteraf aan Sjaloom factureren (hierna de implementatievergoeding). Het was de bedoeling dat de werkzaamheden van Inhorto in december 2014 zouden worden afgerond.
2.5.
De SLSA hield in dat Inhorto aan Sjaloom licenties verleende voor de Inhorto Applicatie en alle daarbij gebruikte software. Daarnaast zou Inhorto support aan Sjaloom verlenen (nieuwe releases, oplossen van fouten en informatieverstrekking). Deze overeenkomst ging in bij de start van het project en had een looptijd van 60 maanden. Voor deze licenties en support was Sjaloom aan Inhorto een vergoeding verschuldigd van € 312,64 per maand per gebruiker, totaal voor 15 gebruikers € 4.689,60 per maand (hierna de supportvergoeding).
2.6.
Het project ging van start. Sjaloom betaalde maandelijks de implementatievergoeding en de supportvergoeding aan Inhorto. Op 9 juli 2014 ondertekenden Sjaloom en Inhorto een addendum op de SLSA, inhoudende dat Sjaloom de supportvergoedingen de eerste drie jaar aan DLL zou betalen. Op 5 augustus 2014 sloten Sjaloom en DLL een “Install Payment Agreement”(hierna IPA). Die IPA hield in dat DLL een bedrag van € 168.825,60 aan Sjaloom ter beschikking zou stellen door middel van uitbetaling aan Inhorto en dat Sjaloom dit bedrag in 36 termijnen van ieder € 4.689,60 aan DLL zou terugbetalen. Sjaloom was daarover geen rente verschuldigd. Volgens Sjaloom werd gekozen voor deze betalingsconstructie op verzoek van Inhorto, die het als startende onderneming goed kon gebruiken dat de supportvergoedingen over de komende 36 maanden van totaal € 168.825,60 vooraf ineens aan haar werden uitbetaald. DLL keerde dat bedrag uit aan Inhorto en Sjaloom startte met de maandelijkse betalingen aan DLL.
2.7.
Het project duurde langer dan voorzien en de implementatievergoedingen liepen daardoor hoger op dan verwacht. Volgens Sjaloom gaf Inhorto in januari 2016 aan dat ze niet over voldoende financiële middelen beschikte om de implementatie voort te zetten. Sjaloom verzond een ingebrekestelling en ontbond bij brief van 11 oktober 2016 de tussen Sjaloom en Inhorto gesloten overeenkomsten.
2.8.
Sjaloom vordert in de hoofdzaak onder meer (samengevat):
- voor recht te verklaren dat Inhorto toerekenbaar tekort is geschoten en dat Sjaloom de overeenkomsten op goede gronden heeft ontbonden;
- voor recht te verklaren dat Inhorto, Inhorto Holding en [gedaagde sub 3 hoofdzaak/eiser incident] (persoonlijk en/of als bestuurder) onrechtmatig jegens Inhorto hebben gehandeld;
- hoofdelijke veroordeling van Inhorto in de schade van Sjaloom;
- voor recht te verklaren dat de IPA als ontbonden moet worden beschouwd althans de IPA te ontbinden;
- veroordeling van DLL tot terugbetaling van primair € 168.825,62.
2.9.
Sjaloom legt aan haar vorderingen tegen DLL ten grondslag dat er een zodanig nauwe samenhang bestaat tussen enerzijds de IPA en anderzijds de PSA, de SLSA en het addendum, dat het tekortschieten van Inhorto ook ontbinding van de IPA rechtvaardigt.
DLL betwist die samenhang.

3.Het geschil in het incident

3.1.
In artikel 5 van de IPA is bepaald dat eventuele geschillen uitsluitend kunnen worden gebracht voor de bevoegde rechter te ’s-Hertogenbosch.
3.2.
In artikel 11.5 van de PSA en artikel 13.4 van de SLSA is bepaald dat eventuele gerechtelijke procedures alleen worden gevoerd voor “de bevoegde rechter te Apeldoorn”.
3.3.
Sjaloom heeft in de dagvaarding alleen het forumkeuzebeding in de IPA vermeld. Zij heeft daarbij opgemerkt dat de rechtbank op grond van artikel 108 lid 1 Rv bij uitsluiting bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen tegen DLL en dat de rechtbank op grond van artikel 107 Rv ook ten aanzien van Inhorto c.s. bevoegd is vanwege de samenhang tussen de vorderingen.
3.4.
Inhorto c.s. vordert in het incident dat de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen tegen Inhorto c.s.. Inhorto c.s. verzoekt de rechtbank om de zaak te verwijzen naar de rechtbank Gelderland, die op grond van het forumkeuzebeding in de PSA en de SLSA bij uitsluiting bevoegd is.
3.5.
Sjaloom en DLL voeren verweer tegen de incidentele vordering.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in het incident

4.1.
Sjaloom en DLL voeren als verweer dat het forumkeuzebeding in de PSA en de SLSA nietig/niet geldig is, omdat de rechtbank Gelderland in Apeldoorn alleen kantonzaken behandelt en de kantonrechter niet bevoegd is om kennis te nemen van de vorderingen in deze zaak.
4.2.
Daarmee geven Sjaloom en DLL een andere uitleg aan het forumkeuzebeding dan Inhorto c.s.. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
4.3.
Partijen hebben geen feiten en omstandigheden gesteld die voor de uitleg van het forumkeuzebeding van belang zouden kunnen zijn. Het komt daarom aan op een zuiver taalkundige uitleg. Volgens de tekst van het forumkeuzebeding is niet bevoegd de rechter die in Apeldoorn zitting houdt, maar de rechter die in Apeldoorn bevoegd is. Apeldoorn ligt in het arrondissement van de rechtbank Gelderland, die bevoegd is te oordelen over zowel kantonzaken als handelszaken. Dit verweer moet daarom worden verworpen.
4.4.
Daarnaast voeren Sjaloom en DLL als verweer dat het forumkeuzebeding in de PSA en de SLSA onder de gegeven omstandigheid niet betekent dat de rechtbank Oost-Brabant zich onbevoegd moet verklaren.
4.5.
Bij de beoordeling van dit verweer neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat een eisende partij geen beroep kan doen op artikel 107 Rv jegens een gedaagde partij die zich beroept op een forumkeuze in de zin van artikel 108 Rv (zie het arrest van de Hoge Raad van 24 september 1999, NJ 2000/522, in verband met vergelijkbare bepalingen in het EEG-Executieverdrag).
4.6.
In deze zaak doet zich echter de complicerende factor voor van twee tegenstrijdige forumkeuzebedingen. De PSA en de SLSA bevatten een forumkeuze voor de rechter in Apeldoorn, zodat op grond van die forumkeuze de rechtbank Gelderland uitsluitend bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen Inhorto c.s.. De IPA bevat daarentegen een forumkeuze voor de rechter in ’s‑Hertogenbosch, zodat de rechtbank Oost-Brabant uitsluitend bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen DLL. Dat zijn overigens ook de twee rechtbanken die op basis van de woonplaatsen van Inhorto c.s. en DLL bevoegd zouden zijn geweest. De rechtbank moet daarom beslissen of die tegenstrijdigheid betekent dat Sjaloom bij de rechtbank Gelderland tegen Inhorto c.s. zal moeten procederen en bij de rechtbank Oost-Brabant tegen DLL, dan wel moet worden teruggevallen op de regel van artikel 107 Rv zodat beide vorderingen gezamenlijk kunnen worden behandeld.
4.7.
Artikel 107 Rv creëert bevoegdheid van een rechter in een zaak met meerdere gedaagden indien er een zodanige samenhang tussen de diverse vorderingen bestaat dat het doelmatig is de vorderingen door dezelfde rechter te laten behandelen. In deze zaak zijn de vorderingen op hetzelfde feitencomplex gebaseerd, zodat het niet efficiënt is door verschillende rechters een onderzoek naar de feiten te laten uitvoeren. Aan zowel de vorderingen tegen Inhorto c.s. als de vorderingen tegen DLL ligt ten grondslag de stelling van Sjaloom dat Inhorto toerekenbaar tekort is geschoten, zodat behandeling door verschillende rechters een risico op tegenstrijdige beslissingen zou opleveren. Redenen van doelmatigheid verlangen daarom dat de regel van artikel 107 Rv in een kwestie als deze analoog moet worden toegepast en dat de rechtbank Oost-Brabant zich bevoegd acht om ook over de vorderingen tegen Inhorto c.s. te oordelen. Het belang van Inhorto c.s. bij behandeling door de rechtbank van haar woonplaats verzet zich daar niet tegen. Sjaloom had immers ook kunnen bereiken dat de rechtbank Oost-Brabant beide vorderingen zou behandelen door twee procedures bij verschillende rechtbanken aanhangig te maken en daarna een incidentele vordering tot verwijzing wegens verknochtheid in te stellen.
4.8.
De rechtbank concludeert dat de incidentele vordering van Inhorto c.s. moet worden afgewezen.
4.9.
Inhorto c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt Inhorto c.s. in de kosten van het incident, tot op heden begroot op € 452,00 aan de zijde van Sjaloom en € 452,00 aan de zijde van DLL,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 augustus 2017voor het nemen van de conclusie van antwoord door Inhorto c.s..
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F.M.T. Franke en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2017