ECLI:NL:RBAMS:2020:6291
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toekenning van vergoedingen op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering na schuldigverklaring zonder strafoplegging
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 november 2020 uitspraak gedaan op verzoeken van een verzoeker, die schadevergoeding vroeg op basis van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1992, had op 4 oktober 2015 een strafbaar feit gepleegd en was in verzekering gesteld. Hij verzocht om een vergoeding van € 315,- voor schade door ondergane verzekering, € 150,- voor eigen bijdrage gefinancierde rechtsbijstand en € 560,- voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft de verzoeken beoordeeld en vastgesteld dat de verzoeker onder erbarmelijke omstandigheden was vastgehouden, wat aanleiding gaf om een vergoeding toe te kennen voor de ondergane verzekering. De rechtbank kende een vergoeding van € 315,- toe voor de schade door ondergane verzekering en € 550,- voor de kosten van het verzoekschrift. Het verzoek voor de eigen bijdrage werd afgewezen, omdat de verzoeker geen aanspraak kon maken op vergoeding op basis van artikel 530 Sv, gezien de schuldigverklaring zonder straf of maatregel. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er werd hoger beroep mogelijk gemaakt voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.