ECLI:NL:RBAMS:2020:6230

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
682858 / FA RK 20.2237
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding voor onrechtmatige opname in de geestelijke gezondheidszorg

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende schadevergoeding op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoeker die van 22 februari 2020 tot 19 maart 2020 in een gesloten accommodatie was opgenomen op basis van een crisismaatregel. De officier van justitie heeft echter te laat een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend, waardoor de verzoeker op 17, 18 en 19 maart 2020 onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wet niet in acht is genomen en dat de Staat der Nederlanden aansprakelijk is voor de geleden schade.

De verzoeker heeft een schadevergoeding van € 850,-- gevraagd, bestaande uit € 450,-- voor de dagen dat hij ten onrechte was opgenomen en € 400,-- voor extra stress. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker slechts recht heeft op een schadevergoeding van € 160,--, gebaseerd op forfaitaire bedragen die in het strafrecht worden gehanteerd voor onrechtmatige detentie. De rechtbank heeft de extra schadevergoeding voor stress afgewezen, omdat de verzoeker vanaf het moment van de nieuwe crisismaatregel rechtmatig van zijn vrijheid was beroofd en hij kon begrijpen dat er spoedig een rechter zou oordelen over de rechtmatigheid van zijn detentie.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en in het openbaar uitgesproken met J. Koomen als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht Team Familie & Jeugd
zaaknummer / rekestnummer: C/13/682858 / FA RK 20 / 2237
kenmerk: OMZ400886
Schadevergoeding ex art. 10:12 lid 3 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz)
Beschikking van 11 december 2020van de rechtbank Amsterdam, op het ingediende verzoekschrift van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1964 te [geboorteplaats] ,
wonende [woonplaats] , [adres] ,
zorgaanbieder: GGZ inGeest,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.M.G. Sussenbach te Amsterdam,
tot het verkrijgen van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding ten laste van:
De Staat der Nederlanden,
en/of
GGZ inGeest,
gevestigd te Amsterdam (hierna: de zorgaanbieder).

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op
14 februari 2020.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 3 december 2020, in het gebouw van de rechtbank.
1.3.
Ter zitting waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende persoon gehoord:
- advocaat betrokkene, mr. R.M.G. Sussenbach.
De officier van justitie is niet gehoord, omdat hij een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig acht.
1a. Feiten
Verzoeker was vanaf 22 februari 2020 met een crisismaatregel opgenomen in een accommodatie van de zorgaanbieder. De crisismaatregel is bij beschikking van deze rechtbank van 25 februari 2020 verlengd tot en met 17 maart 2020. De officier van justitie heeft niet uiterlijk op 17 maart 2020 een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 7:11 Wvggz ingediend. Op 19 maart 2020 wilde verzoeker de accommodatie verlaten. Op 19 maart 2020 dag heeft de burgemeester om 18.07 uur een nieuwe crisismaatregel ten aanzien van verzoeker genomen en eveneens op 19 maart 2020 heeft de officier van justitie alsnog een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging (ex artikel 7:11 Wvggz) ingediend. Op 23 maart 2020 heeft de rechtbank de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard in het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging na, nu dit te laat was ingediend. Gelijktijdig heeft de rechtbank wel de voortzetting van de op 19 maart 2020 gegeven crisismaatregel bevolen.

2.Verzoek en verweer

2.1.
Verzoeker heeft, na wijziging van zijn verzoek ter zitting, verzocht om de zorgaanbieder en/of de Staat te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding ten bedrage van € 850,--. Dit bedrag bestaat uit € 450, zijnde € 150,-- per dag (17, 18 en 19 maart 2020) dat hij ten onrechte van zijn vrijheid is beroofd en € 400,--, zijnde € 100,-- per dag, voor de extra stress die hij tussen 19 en 23 maart 2020 heeft moeten ondergaan tot aan de uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging na voortzetting van de crisismaatregel. De wet is niet in acht genomen, niet door de officier van justitie door te laat een verzoek in te dienen en niet door de geneesheer-directeur door verzoeker zonder machtiging tegen zijn wil in een gesloten kliniek op te sluiten. Met betrekking tot de hoogte van de schade heeft verzoeker gesteld dat dit redelijke bedragen zijn die als vergoeding voor de geleden schade kunnen dienen. De raadsman heeft aangevoerd dat hij aansluiting heeft willen zoeken bij forfaitaire bedragen die in het strafrecht worden toegekend voor dagen die ten onrechte op een politiebureau zijn doorgebracht. Gelet op de psychische problemen van verzoeker en het verblijf in een gesloten kliniek dienen deze bedragen naar boven te worden bijgesteld.
2.2.
De officier van justitie heeft in haar verweerschrift geconcludeerd tot toewijzing van het door verzoeker ingediende verzoek tot schadevergoeding ten gevolge van onwettige opname in een accommodatie, welke schade ex aequo et bono door de rechtbank bepaald kan worden, maar betwist dat schadevergoeding moet worden toegekend in verband met extra stress.
2.3.
Mevrouw Schaffels, geneesheer-directeur van GGZ inGeest, heeft bij schrijven van
2 december 2020 aangevoerd dat verzoeker vanaf 17 maart 2020 tot en met 19 maart 2020 tegen zijn wil en zonder rechtsgeldige titel op grond van de Wvggz opgenomen is geweest in een accommodatie. Het is aannemelijk dat verzoeker als gevolg daarvan nadeel heeft geleden en dat een schadevergoeding in verband met deze opname gerechtvaardigd is. Mevrouw Schaffels verzoekt daarbij wel de hoogte van het bedrag te matigen, waarbij als matigende grond wordt aangevoerd dat zodra de ontbrekende titel werd ontdekt, dit gebrek is hersteld. Voor wat betreft het door verzoeker gestelde nadeel als gevolg aan stress, is mevrouw Schaffels van mening dat verzoeker deze stress – zonder nadere onderbouwing – niet aannemelijk heeft gemaakt en dat deze emotionele gevolgen bovendien reeds zijn verwerkt in het bedrag aan schadevergoeding voor de onwettige opname en zij verzoekt de rechtbank dan ook dit verzoek af te wijzen.

3.Beoordeling

3.1.
Artikel 10:12 lid 3 Wvggz luidt: “Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie of de rechter, kan betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.” In artikel 10:12 lid 2 Wvggz geldt deze schadevergoedingsplicht voor de zorgaanbieder indien de geneesheer-directeur de wet niet in acht heeft genomen.
3.2.
Niet in geschil is dat de wet in dit geval niet in acht is genomen. De rechtbank is van oordeel dat het de officier van justitie is geweest die na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging heeft ingediend. Zowel de zorgaanbieder als de officier van justitie gingen ervan uit dat dit tijdig zou gebeuren. De officier van justitie heeft dan ook de wet niet in acht genomen, zodat de Staat aansprakelijk is voor de schade, die door de rechter naar billijkheid wordt vastgesteld.
3.3.
De rechtbank volgt niet het standpunt van verzoeker dat hij voor een periode van drie dagen, te weten 17, 18 en 19 maart 2020 zonder wettelijke grondslag opgenomen is geweest. De voortzetting van de crisismaatregel was immers verleend
tot en met17 maart 2020. Op 19 maart 2020 te 18:07 uur heeft de burgemeester een beschikking crisismaatregel genomen toen bleek dat geen machtiging meer gold en het de zorgverantwoordelijke kennelijk (nog) niet verantwoord leek om verzoeker te laten vertrekken. Verzoeker heeft dan ook twee dagen zonder machtiging in de kliniek verbleven.
De rechtbank zoekt, ter billijking van de hoogte van de schade die verzoeker stelt te hebben geleden (en die moeilijk te begroten valt), aansluiting bij de forfaitaire bedragen die in het strafrecht volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Straf kunnen worden toegekend voor ten onrechte ondergane voorlopige hechtenis. Deze bedragen € 80,-- per dag voor verblijf in een huis van bewaring. De rechtbank acht dit bedrag per dag billijk en ziet geen aanleiding hiervan af te wijken, ook niet de extra € 25,-- per dag die voor een dag in een politiecel of in beperkingen worden doorgebracht, nu een verblijf in een gesloten afdeling van een kliniek minder beperkend is. De rechtbank kent dan ook een bedrag van € 160,-- toe.
3.4.
De rechtbank acht de door verzoeker verzochte schadevergoeding voor de extra stress van vier dagen die hij heeft moeten ondergaan tot aan de uiteindelijk niet-ontvankelijk verklaring van de officier van justitie in het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging, niet billijk. Verzoeker was vanaf het verlenen van de nieuwe crisismaatregel rechtmatig van zijn vrijheid beroofd en verzoeker kon begrijpen dat spoedig hierna een rechter naar de rechtmatigheid van die nieuwe vrijheidsbeneming zou kijken en zou beslissen of die nieuwe vrijheidsbeneming diende voort te duren.
3.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt vast dat verzoeker schade heeft geleden die op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz voor vergoeding in aanmerking komt;
4.2.
bepaalt deze schade ten laste van de Staat der Nederlanden op een bedrag van € 160, = voor een onrechtmatig verblijf en veroordeelt de Staat der Nederlanden tot voldoening van dit bedrag;
4.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 11 december 2020 mondeling gegeven door mr. P.B. Martens, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door J. Koomen als griffier.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open
.