Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende schadevergoeding op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De zaak betreft een verzoeker die van 22 februari 2020 tot 19 maart 2020 in een gesloten accommodatie was opgenomen op basis van een crisismaatregel. De officier van justitie heeft echter te laat een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging ingediend, waardoor de verzoeker op 17, 18 en 19 maart 2020 onrechtmatig van zijn vrijheid is beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wet niet in acht is genomen en dat de Staat der Nederlanden aansprakelijk is voor de geleden schade.
De verzoeker heeft een schadevergoeding van € 850,-- gevraagd, bestaande uit € 450,-- voor de dagen dat hij ten onrechte was opgenomen en € 400,-- voor extra stress. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzoeker slechts recht heeft op een schadevergoeding van € 160,--, gebaseerd op forfaitaire bedragen die in het strafrecht worden gehanteerd voor onrechtmatige detentie. De rechtbank heeft de extra schadevergoeding voor stress afgewezen, omdat de verzoeker vanaf het moment van de nieuwe crisismaatregel rechtmatig van zijn vrijheid was beroofd en hij kon begrijpen dat er spoedig een rechter zou oordelen over de rechtmatigheid van zijn detentie.
De beschikking is mondeling gegeven door rechter P.B. Martens en in het openbaar uitgesproken met J. Koomen als griffier. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.