Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
- [medeverdachte 1] (
- [medeverdachte 2] (
- [medeverdachte 3] (
- [medeverdachte 4] (
- [medeverdachte 5]
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978 en ingeschreven op een bepaald adres, heeft de rechtbank Amsterdam op 30 november 2020 uitspraak gedaan. De zaak betreft voertuigcriminaliteit, waarbij de verdachte ten laste was gelegd dat hij op of omstreeks 28 maart 2018 in Zaandam een Audi Q3 had verworven, terwijl hij wist of had moeten vermoeden dat deze auto door misdrijf was verkregen. Daarnaast was hem ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 10 april 2018 verschillende onderdelen van gestolen voertuigen had verworven of voorhanden had gehad. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op 20 en 21 oktober en 30 november 2020, waarbij de officier van justitie mr. J.G. Louman en de raadsman mr. J. Gunning aanwezig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte in de Audi Q3 had gezeten of deze had verworven. De verklaringen van getuigen waren onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van beide ten laste gelegde feiten. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 30 november 2020.