ECLI:NL:RBAMS:2020:6186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 november 2020
Publicatiedatum
10 december 2020
Zaaknummer
13/997093-18
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzetheling en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten in het kader van voertuigcriminaliteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van opzetheling van kentekenplaten en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten. De zaak is voortgekomen uit het opsporingsonderzoek 26Prattville, dat in maart 2017 is gestart naar aanleiding van een eerder onderzoek naar voertuigcriminaliteit. De verdachte heeft op 19 december 2017 in Purmerend twee kentekenplaten verworven, terwijl hij wist dat deze van diefstal afkomstig waren. Daarnaast heeft hij opzettelijk vervalste geschriften, in de vorm van kentekenplaten, voorhanden gehad.

De rechtbank heeft op 30 november 2020 uitspraak gedaan na het onderzoek ter terechtzitting op 20 oktober en 30 november 2020. De officier van justitie, mr. J.G. Louman, heeft gevorderd tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. de Vilder, vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] met betrekking tot de diefstal van een personenauto, en heeft de verdachte vrijgesproken van dat feit.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij deze taakstraf niet naar behoren verricht. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/997093-18 (Promis)
Datum uitspraak: 30 november 2020
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 oktober en 30 november 2020.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.G. Louman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.A.C. de Vilder, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ZD6
1. hij op of omstreeks 19 december 2017 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) heeft verworven en/of overgedragen en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven en/of het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist/wisten, dan wel redelijkerwijs moest/moesten vermoeden, dat het door diefstal, in elk geval door een misdrijf verkregen goederen betrof;
2. hij op of omstreeks 19 december 2017 te Purmerend, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk één of meer valselijk opgemaakt(e) en/of vervalst(e) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee, althans één of meer kentekenplaten ( [kenteken 1] ) heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist/wisten of redelijkerwijs moest/moesten vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst en bestaande die valsheid/vervalsing hierin dat die kentekenplaten valselijk wederrechtelijk, althans zonder toestemming (van de kentekenhouder) was/waren voorzien van duplicaatcode 1;
ZD7
3. hij op of omstreeks 19 december 2017 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (een Citroen C1 met kenteken [kenteken 2] ), in elk geval enig goed toebehorende aan [naam 1] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen auto onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel.

3.Waardering van het bewijs

Inleiding
Het opsporingsonderzoek 26Prattville is in maart 2017 gestart naar aanleiding van het onderzoek 26Lambrusco. In het kader van het onderzoek 26Prattville naar voertuigcriminaliteit hebben verschillende opsporingsacties plaatsgevonden. Zo is er onder andere in het bedrijf van [medeverdachte 1] ‘ [naam bedrijf] ’ een camera geplaatst en apparatuur, waarmee gesprekken zijn opgenomen (zogenaamde OVC-gesprekken). Er zijn meerdere verdachten aangehouden en gehoord, waaronder verdachte en de medeverdachte van de aan verdachte ten laste gelegde feiten, te weten:
- [medeverdachte 2] (
13/997003-18).
Deze zaken zijn gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld.
Ook de zaken tegen de navolgende, eveneens in het onderzoek 26Prattville genoemde verdachten :
  • [medeverdachte 1] (
  • [medeverdachte 3] (
  • [medeverdachte 4] (
  • [medeverdachte 5] (
zijn door de rechtbank gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld.
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het door hem op schrift gestelde requisitoir gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten aan de hand van de door hem opgesomde relevante bewijsmiddelen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft overeenkomstig haar pleitaantekeningen integrale vrijspraak bepleit en heeft daartoe - kort gezegd - het volgende aangevoerd. Ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde wordt op de beelden niet gezien dat er in de tas die verdachte bij zich droeg ook daadwerkelijk kentekenplaten zaten. Er wordt niet gezien dat verdachte kentekenplaten heeft overhandigd aan [medeverdachte 1] , en er wordt ook niet gezien dat [medeverdachte 1] de (vervalste) kentekenplaten weer aan verdachte geeft dan wel aan de medeverdachte. Er zijn bij verdachte geen gestolen, dan wel vervalste kentekenplaten aangetroffen.
Voor feit 3 geldt dat van een nauwe en bewuste samenwerking om de auto te stelen geen sprake is. De bijdrage van verdachte is niet gerelateerd aan de diefstal en is zeker niet significant te noemen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder feit 3 ten laste gelegde (ZD7)
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid als medepleger aan een strafbaar feit kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Dit dient aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval te worden beoordeeld. De rechtbank is met de raadsvrouw van oordeel dat van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 2] met als doel de auto te stelen, niet is gebleken. Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde (ZD6)
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Tussen 18 december 2017 20:00 uur en 19 december 2017 08:15 uur zijn de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] van een Fiat 500 gestolen. Op 19 december 2017 zijn er, nadat de diefstal van de kentekenplaten is ontdekt, voor de betreffende Fiat 500 nieuwe kentekenplaten met duplicaatcode 1 afgegeven met het bedrijfskeurmerk van een ander bedrijf dan [naam bedrijf] .
Op camerabeelden is te zien dat verdachte samen met [medeverdachte 2] op 19 december 2017 de kentekenplatenfabriek van [medeverdachte 1] bezoekt. Verdachte heeft bij binnenkomst een zak in zijn handen waarin, zo lijkt het, kentekenplaten zitten. Op de beelden is verder te zien dat verdachte naast [medeverdachte 1] staat te kijken hoe hij een duplicaatcode op de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] drukt.
Gelet op het voorgaande en in het bijzonder het korte tijdbestek tussen de diefstal van de kentekenplaten met kenteken [kenteken 1] en het drukken van de duplicaatcode door [medeverdachte 1] op kentekenplaten met genoemd kenteken, en het uitblijven van een verklaring van verdachte over wat er in de zak zou zitten, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich op 19 december 2017 schuldig heeft gemaakt aan opzetheling en het voorhanden hebben van vervalste kentekenplaten. Het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen. Dat verdachte deze feiten samen met medeverdachte [medeverdachte 2] zou hebben gepleegd, blijkt echter onvoldoende uit het dossier. Weliswaar bezoeken zij samen de kentekenplatenfabriek, maar niet is vast te stellen dat ook [medeverdachte 2] wist dat het om gestolen kentekenplaten ging die ook nog eens vervalst waren.
3.4.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van de feiten 1 en 2:
1.
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 19 december 2017, met nummer PL1300-2017264757-1 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 2] , met bijlage (doorgenummerde pagina’s 1-3 ZD6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van aangeefster, zakelijk weergegeven:
Ik heb mijn auto, een Fiat 500 met kenteken [kenteken 1] , in goede staat achter gelaten. Gisteren om 20:00 uur. Vanmorgen om 8:15 uur ontdekte ik dat beide kentekenplaten van mijn auto zijn gehaald.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, vervalsen kentekenplaten [kenteken 1] , van 17 januari 2018, met nummer LEFCF16002-1106 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] (doorgenummerde pagina’s 7-10 ZD6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Hierna is gerelateerd wat door mij op de beschikbare camerabeelden is gezien.
Op 19 december 2017 omstreeks 09:36 uur komt er een voertuig aanrijden waaruit 2 mannen stappen en naar binnen gaan bij het pand van [naam bedrijf] . Dit zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] . Als [verdachte] naar binnen loopt, is te zien dat hij een grijze zak, vermoedelijk een vuilniszak, in zijn handen heeft. De vorm van de zak is rechthoekig en heeft ongeveer de grootte van een
kentekenplaat. In de werkplaats is vervolgens te zien dat [medeverdachte 1] twee op kentekenplaten gelijkende voorwerpen neerlegt op het apparaat waar hij normaal kentekens in drukt alvorens de letters en cijfers zwart te maken. De kentekenplaten zijn voorzien van de cijfer-/lettercombinatie [kenteken 1] .
[medeverdachte 1] pakt één kentekenplaat op en legt daar matrijzen met (dezelfde) cijfer-/lettercombinatie [kenteken 1] op neer. Vervolgens legt hij tussen de 3 en de R, boven het streepje, een andere matrijs neer. Op deze positie wordt bij een vervangende kentekenplaat een duplicaatcode gedrukt. Achter [medeverdachte 1] staat [verdachte] die mee lijkt te kijken naar de kentekenplaat welke zojuist uit het apparaat is gekomen.
Omstreeks 09:50 uur verlaten [verdachte] en [medeverdachte 2] [naam bedrijf] . [medeverdachte 2] heeft daarbij het donkerkleurige pakketje, met daarin vermoedelijk de kentekenplaten, bij zich.
Onderzoek naar kenteken [kenteken 1] :
Uit de gegevens van het register van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) blijkt dat kenteken [kenteken 1] is afgegeven aan een witte Fiat 500 welke op naam staat van [aangever] . Blijkens het RDW register zijn er op 19/12/2017, na diefstal van de kentekenplaten, nieuwe kentekenplaten met duplicaatcode 1 afgegeven met de bedrijfsafgiftecode van een ander bedrijf dan [naam bedrijf] .

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. op 19 december 2017 te Purmerend, twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die kentekenplaten wist dat het door diefstal, in elk geval door een misdrijf verkregen goederen betrof;
2. op 19 december 2017 te Purmerend, opzettelijk vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten twee kentekenplaten ( [kenteken 1] ) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als ware het echt en onvervalst en bestaande die vervalsing hierin dat die kentekenplaten valselijk wederrechtelijk waren voorzien van duplicaatcode 1.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verzocht rekening te houden met het tijdsverloop, artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het strafblad van verdachte betreft weliswaar 11 pagina’s maar er staan veel vrijspraken, sepots, overtredingen en openstaande zaken op.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van kentekenplaten en het voorhanden hebben van valse kentekenplaten. Door heling wordt het plegen van andere vermogensdelicten zoals diefstal bevorderd. Het gebruik van valse kentekenplaten hangt vaak samen met het afdekken van criminele feiten. Daarnaast werkt het gebruik maken van valse kentekenplaten ontwrichtend voor identificatie van voertuigen in het verkeer. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij hieraan heeft bijgedragen, zonder na te denken over de gevolgen van zijn handelen.
Uit het strafblad van verdachte van 19 augustus 2020 blijkt dat hij eerder met justitie in aanraking is geweest. De rechtbank stelt met de raadsvrouw vast dat er naast (oude) veroordelingen ook veel vrijspraken, sepots en openstaande zaken op het strafblad van verdachte staan en zal hiermee rekening houden bij de strafbepaling.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en bij de straffen die rechters in soortgelijke zaken opleggen. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheden dat de bewezen verklaarde feiten in meerdaadse samenloop zijn begaan, het oude feiten betreffen en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles afwegende acht de rechtbank, in afwijking van de eis van de officier van justitie, oplegging van een taakstraf van 50 uur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 57, 63, 225 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder feit 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder de feiten 1 en 2 ten laste gelegde:
- meerdaadse samenloop van

1. opzetheling,

en

2. opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 50 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 25 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. J. Thomas en I. Mannen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M.H. Stikkers, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 november 2020.