In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 december 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Café Tabac B.V. en de burgemeester van Amsterdam over de weigering van een vergunning voor een terras op een pothuis aan de Prinsengracht. Eiseres, Café Tabac B.V., had op 1 februari 2018 een aanvraag ingediend voor een terras op het pothuis, dat al jarenlang als terras werd gebruikt, maar waarvoor nooit een vergunning was verleend. De burgemeester weigerde de vergunning op basis van het bestemmingsplan en de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), met als argument dat het terras in strijd was met het bestemmingsplan en dat het niet veilig was voor bezoekers.
De rechtbank heeft de argumenten van de burgemeester beoordeeld en vastgesteld dat het terras niet in strijd was met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester ten onrechte had gesteld dat het terras niet toegestaan was op de plek van het pothuis, omdat de relevante regels uit het bestemmingsplan en de APV dit niet uitsloten. Bovendien concludeerde de rechtbank dat de burgemeester een verkeerde invulling had gegeven aan het begrip 'veiligheid' in de APV, aangezien dit begrip niet betrekking had op de fysieke veiligheid van de bezoekers, maar op sociale veiligheid in de omgeving van het horecabedrijf.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de burgemeester opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres en het griffierecht. De rechtbank heeft een voorlopige voorziening getroffen, waardoor het terras op het pothuis gedurende de procedure mag worden geëxploiteerd als ware er een exploitatievergunning verleend.