3.3.1Maatregel terbeschikkingstelling
Pro Justitia dubbelrapportage
Het dossier bevat een Pro Justitia dubbelrapportage van 19 februari 2020 opgesteld door GZ psycholoog drs. J. Yntema en drs. C.D.E. de Jonge, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van dr. N. Duits, psychiater, allen verbonden aan het NIFP. Verdachte heeft niet meegewerkt aan het rapport van de GZ psycholoog drs. Yntema. Desondanks, heeft drs. Yntema op basis van eerder verschenen rapporten gerapporteerd dat er aanwijzingen zijn voor stoornissen van de geestvermogens van verdachte.
Verdachte heeft wel (deels) meegewerkt aan het rapport opgesteld door drs. C.D.E. de Jonge, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van dr. N. Duits, psychiater. In dit rapport wordt geconcludeerd dat verdachte een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens heeft. Verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale kenmerken in samenhang met affectieve en pedagogische verwaarlozing tijdens zijn jeugd. Er is vanaf zijn twaalfde jaar, decennialang, een stoornis in het gebruik van verschillende verdovende middelen en alcohol, waarvan een deel nu in (vroege) remissie is, waarschijnlijk door verblijf in een – voor dergelijke middelen – restrictieve omgeving. Er is een psychotische kwetsbaarheid met terugkerende paranoïde psychoses en gedragsproblemen die samenhangen met het middelengebruik. Zijn intellectuele vermogens zijn geschat op beneden gemiddeld niveau. Niet uit te sluiten valt dat het langdurige, excessieve middelengebruik schadelijk is geweest voor zijn hersenen met negatieve gevolgen voor zijn gedrag en/of cognitieve functies.
Recidiverisico
Uit het Pro Justitia rapport komt naar voren dat de kans dat verdachte weer tot brandstichting komt als gemiddeld wordt ingeschat, zeker in een gedwongen omgeving. Op de zitting heeft dr. Duits aangevuld dat er voor brandstichting geen gestructureerd professionele risicoanalyse bestaat en dat hij het recidiverisico hoger inschat dan is beschreven in het Pro Justitia rapport.
Hoewel zaak B, de bedreiging van [persoon], niet in het onderzoek is meegenomen, wordt in het Pro Justitia rapport ook stilgestaan bij het recidivegevaar voor wat betreft geweldsdelicten. Het risico op geweldsrecidive wordt ingeschat op hoog.
Verdachte heeft moeite om tot samenwerking met zorgverleners te komen. Hij vertrouwt zorgverleners niet, heeft zeer beperkt probleembesef en geen ziektebesef en –inzicht. De verslavingsproblematiek is ernstig en langdurig en, met uitzondering van verblijf in een restrictieve omgeving voor middelen, is gebleken dat verdachte spoedig terugvalt in veelvuldig middelengebruik. Daarnaast raakte hij meermaals psychotisch na het staken van het gebruik van een antipsychoticum met naast achterdocht ook agressiviteit tot gevolg. Er is een duidelijke samenhang met middelengebruik en gedragsproblemen met agressie, impulsiviteit en paranoia waardoor bij terugval in middelengebruik en/of staken van antipsychoticum de kans op gewelddadige recidive als zeer hoog wordt ingeschat.
Advies psychiater
In het Pro Justitia rapport lijkt de psychiater ervan uit te gaan dat TBS slechts mogelijk is bij toerekenbaarheid van de stoornis aan het tenlastegelegde. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat voor het opleggen van een TBS-maatregel niet behoeft te zijn vastgesteld dat de bewezenverklaarde feiten het gevolg zijn van de geestesgesteldheid van de verdachte. Artikel 37a lid 1 Sr eist niet meer dan een uit gelijktijdigheid bestaand verband tussen de stoornis en het gepleegde feit.
Ter terechtzitting heeft dr. Duits verklaard dat het advies om verdachte via een voorwaardelijke straf te behandelen en begeleiden binnen het kader van bijzondere voorwaarden, anders had geluid, indien ten tijde van het opstellen van het rapport bekend zou zijn geweest dat toerekenbaarheid van het tenlastegelegde aan de stoornis niet is vereist. Ook is van belang, volgens dr. Duits, dat de zaken A en B inmiddels bewezen zijn verklaard. Dr. Duits heeft op zitting verklaard dat, mede gelet hierop, een TBS-instelling met een strikte behandelsetting, waar verdachte gedurende een lange periode van meerdere jaren kan verblijven, de meest geschikte plek voor verdachte zou zijn. Het personeel dat in een dergelijke instelling werkt is er, in tegenstelling tot de kliniek intensieve behandeling (KIB) waar verdachte voorheen verbleef, speciaal voor opgeleid om mensen die kampen met de problematiek van verdachte te begeleiden.
Ter terechtzitting heeft dr. Duits toegelicht dat de bovengenoemde stoornissen van chronische aard zijn. Volgens dr. Duits waren de voornoemde stoornissen daarom aanwezig op het moment dat verdachte overging tot brandstichting. Daarnaast heeft dr. Duits ter zitting verklaard dat er met een zekere mate van waarschijnlijkheid kan worden verondersteld dat verdachte psychotisch is geweest op het moment van de brandstichting. Verdachte heeft in juli 2019 een psychotische episode gehad. In de maanden voorafgaande aan zijn aanhouding werd de antipsychotische medicatie afgebouwd zonder recidief psychotische symptomen, maar in november 2019 werd een zeer wisselend beeld gezien met dysforie, wantrouwen, agressie en een wisselend bewustzijn, en in het ziekenhuis werd hij positief getest op verschillende drugs. Tijdens het Consult Rechtspleging op 29 november 2019, twee dagen na de brandstichting, maakte verdachte een psychotische indruk en in het PPC van Zaanstad was verdachte in het begin psychotisch en zeer angstig. Dat werd beter toen verdachte antipsychotica kreeg toegediend. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat de kans dat verdachte psychotisch was op het moment van de brandstichting aanzienlijk is. Verder heeft dr. Duits op de zitting verklaard dat in het Pro Justitia rapport het uitgangspunt is dat verdachte wordt behandeld voor zijn stoornissen, terwijl feitelijk de nadruk op beveiliging van de maatschappij zou moeten liggen. Het is met name van belang dat ervoor wordt gezorgd dat verdachte niet weer psychotisch wordt en vervalt in agressief en/of gevaarzettend gedrag.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsrapport van Inforsa van 25 februari 2020. De reclassering heeft daarin onder meer aangegeven dat zij gelet op de inhoud van het Pro Justitia rapport van 19 februari 2020 adviseert om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van oplegging van een TBS-maatregel.
Verminderd toerekeningsvatbaar
De rechtbank stelt vast op basis van het rapport en hetgeen dr. Duits op de zitting heeft verklaard dat verdachte kampt met de bovengenoemde chronische stoornissen. Echter, niet kan worden bepaald dat het gedrag van verdachte volledig werd bepaald door zijn stoornissen. Verdachte moet daarom als verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Wettelijke voorwaarden oplegging TBS-maatregel
Aan de wettelijke voorwaarden voor het kunnen opleggen van TBS is voldaan. Het bewezenverklaarde feit betreft een misdrijf als genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr (misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld), tijdens het begaan van dit feit bestond bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en de algemene veiligheid van personen eist het opleggen van deze maatregel.
De rechtbank heeft er oog voor dat het in de afgelopen periode, waarin verdachte voorlopig gedetineerd is geweest in het PPC, goed is gegaan met verdachte. Er is geen sprake geweest van agressief gedrag en zowel zijn raadsman als zijn familie ziet enorme vooruitgang bij verdachte. Gelet op hetgeen door de deskundigen naar voren is gebracht, ziet de rechtbank dit als een gevolg van de zeer restrictieve omgeving waarin hij zich nu begeeft, waardoor hij langere tijd geen verdovende middelen of alcohol heeft kunnen gebruiken. De rechtbank moet echter bij de beoordeling betrekken hoe het met verdachte zal gaan als hij terugkeert naar de maatschappij, al dan niet in de (beduidend minder restrictieve) setting van een verslavingskliniek. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dat is begaan, het Pro Justitia rapport en de toelichting die ter terechtzitting door dr. Duits is gegeven, is de rechtbank van oordeel dat verdachte thans onmiskenbaar een gevaar vormt voor de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, en dat behandeling in de restrictieve omgeving van een TBS-kliniek noodzakelijk en vereist is om herhaling van een ernstig geweldsdelict dan wel brandstichting te voorkomen. De rechtbank acht het dan ook onverantwoord om verdachte zonder behandeling in de maatschappij te laten terugkeren en zal daarom aan verdachte de maatregel van TBS opleggen.
Gelet op het advies van dr. Duits om verdachte, gedurende een lange periode die meerdere jaren beslaat, in een TBS-instelling met een strikte behandelsetting te plaatsen, gelast de rechtbank TBS met dwangverpleging. Gezien de inhoud van het rapport en hetgeen ter terechtzitting is besproken ziet de rechtbank geen mogelijkheid voor een behandeling van verdachte binnen het kader van een TBS met voorwaarden. Verdachte is reeds in vele klinieken behandeld voor zijn psychische klachten. Dit heeft tot nu toe niet voor verbetering van zijn situatie gezorgd. Daarnaast is verdachte door gewelddadig en grensoverschrijdend gedrag in een groot aantal GGZ-instellingen niet meer welkom.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de afgelopen zeven jaren in verschillende klinieken heeft verbleven, waar het niet altijd goed is gegaan. De rechtbank heeft vernomen dat verdachte vooruit is gegaan in het PPC waar hij momenteel verblijft en dat het momenteel goed met hem gaat. De rechtbank hecht daar waarde aan en onderkent het belang dat verdachte heeft om een stabiele basis op te bouwen op een plek waar hij voor langere tijd zal kunnen verblijven. Het is van belang dat verdachte deze stijgende lijn vasthoudt, voor zichzelf en voor de maatschappij, zodat hij in de toekomst niet weer in herhaling valt en geen strafbare feiten meer zal plegen.
Om het gevaar voor recidive te kunnen beteugelen, om de problematiek van de verdachte zoveel mogelijk te beperken en ter optimale bescherming van de maatschappij, is de rechtbank van oordeel dat alleen kan worden volstaan met de maatregel van TBS met dwangverpleging.
De rechtbank overweegt dat de TBS-maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De TBS-maatregel kan daarom, gelet op het bepaalde in artikel 38e, eerste lid Sr, langer duren dan vier jaar.
De feiten waarvoor verdachte is veroordeeld en de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan zijn dermate ernstig, dat daarvoor, naast de maatregel van TBS, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte wordt opgelegd.
De rechtbank volgt de officier van justitie in haar eis.