Op 17 september 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Tsjechië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 juli 2020 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van het vragen aan zijn partner om een valse verklaring af te leggen over een gestolen telefoon. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de nodige gegevens in het EAB beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de delictsomschrijving onvoldoende specifiek was en dat er geen sprake was van dubbele strafbaarheid, aangezien het feit in Nederland niet strafbaar zou zijn. De rechtbank verwierp deze verweren en oordeelde dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is onder artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het beïnvloeden van de verklaringsvrijheid van een persoon. De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan.