Op 10 januari 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 3 september 2019 en betreft een EAB dat op 25 april 2019 door het Parket van de procureur des Konings te Turnhout (België) is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1975 in Marokko, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is in detentie. Tijdens de openbare zitting op 21 november 2019 is de vordering behandeld, waarbij de officier van justitie mr. M. Diependaal aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S. van Minderhout.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Marokkaanse nationaliteit heeft. Het EAB is gebaseerd op een vonnis van de correctionele rechtbank Antwerpen van 23 november 2018, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van vier jaar is opgelegd voor illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing geacht, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft verklaard dat de opgeëiste persoon na overlevering onverwijld op de hoogte zal worden gesteld van zijn recht op verzet of hoger beroep.
De rechtbank heeft ook de ontvankelijkheid van de officier van justitie beoordeeld en verwezen naar eerdere uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De beslissing is genomen door mr. C. Klomp, voorzitter, en mrs. A.R.P.J. Davids en R. Godthelp, rechters, en is uitgesproken in het openbaar.