Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
M. Diependaal, officieren van justitie.
Western District Prosecutor’s Office(Estland).
[opgeëiste persoon] ,
17 december 2020 om 13.30 uur.
Rechtbank Amsterdam
Op 2 december 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de omzetting van een voorlopige aanhouding in een aanhouding. De rechtbank oordeelde dat deze omzetting door de officier van justitie geen detentietitel oplevert. Dit oordeel wijkt af van de stelling van de officier van justitie, die stelde dat de omzetting een juridische basis voor detentie zou vormen. De rechtbank baseert haar oordeel op de administratieve aard van de omzetting, die enkel bedoeld is om het begin van de beslistermijn te markeren. De rechtbank verwijst naar artikel 27, tweede lid, van de Overleveringswet (OLW), dat bepaalt dat de rechtbank beslist over de gevangenhouding van de opgeëiste persoon, mits deze in bewaring of in verzekering is gesteld.
De zaak werd behandeld in het openbaar op 1 en 2 december 2020, waarbij de rechtbank de vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie en de verdediging in de gelegenheid stelde om hun standpunten naar voren te brengen. De verdediging heeft echter geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om aanwezig te zijn of schriftelijk te reageren. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak geschorst en een beslissing genomen over de detentie van de opgeëiste persoon, waarbij zij de termijn voor de beslissing met dertig dagen verlengde. De rechtbank concludeert dat er op dat moment geen noodzaak is om de detentietitel te toetsen, aangezien de detentie is gebaseerd op een beslissing van de rechter-commissaris en niet op een beslissing van de officier van justitie. De zaak wordt geschorst tot de volgende zitting op 17 december 2020.