Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Griekse autoriteiten. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 11 maart 2020. Het EAB was uitgevaardigd op 10 november 2017 en betrof de opgeëiste persoon, geboren in Albanië in 1991. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank.
Tijdens de zitting op 13 mei 2020 werd de opgeëiste persoon gehoord via een videoverbinding, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.C. van de Wijngaart. De rechtbank besloot de termijn voor uitspraak te verlengen om voldoende tijd te hebben voor het nemen van een beslissing over de overlevering. Op 27 mei 2020 werd het onderzoek heropend om nadere informatie op te vragen aan de Griekse autoriteiten over de evenredigheid van het EAB.
Bij de zitting op 21 oktober 2020 werd vastgesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het EAB door de Griekse autoriteit was ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie niet kon worden ontvangen in zijn vordering tot behandeling van het EAB, en verklaarde hem derhalve niet-ontvankelijk. De geschorste gevangenhouding van de opgeëiste persoon werd beëindigd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter, mr. J.G. Vegter, en de rechters mrs. M.E.M. James-Pater en E.J. Otten, in aanwezigheid van de griffier, mr. H.L. van Loon.