Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door het Hof van Beroep Antwerpen is uitgevaardigd. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 september 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 en met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting, die via telehoren plaatsvond, werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en verklaarde hij dat zijn personalia correct waren.
De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin werd verzocht om de overlevering ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog 1.460 dagen resteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering alleen kan worden toegestaan indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waaronder de garantie dat de opgeëiste persoon na overlevering in België, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland mag ondergaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vereiste garanties zijn gegeven en dat de overlevering niet in strijd is met de Nederlandse wetgeving.
De rechtbank heeft ook de weigeringsgronden van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De officier van justitie heeft met succes betoogd dat de overlevering in het belang van een goede rechtsbedeling is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.