ECLI:NL:RBAMS:2020:5486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2020
Publicatiedatum
12 november 2020
Zaaknummer
13/751722-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot dubbele strafbaarheid en terugkeergarantie

Op 21 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat door het Hof van Beroep Antwerpen is uitgevaardigd. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 1 september 2020. De opgeëiste persoon, geboren in 1981 en met zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting, die via telehoren plaatsvond, werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en verklaarde hij dat zijn personalia correct waren.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin werd verzocht om de overlevering ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf van vier jaar, waarvan nog 1.460 dagen resteren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering alleen kan worden toegestaan indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, waaronder de garantie dat de opgeëiste persoon na overlevering in België, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland mag ondergaan. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vereiste garanties zijn gegeven en dat de overlevering niet in strijd is met de Nederlandse wetgeving.

De rechtbank heeft ook de weigeringsgronden van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en geconcludeerd dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering. De officier van justitie heeft met succes betoogd dat de overlevering in het belang van een goede rechtsbedeling is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten om de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn genoemd. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751722-20
RK nummer: 20/4147
Datum uitspraak: 21 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 1 september 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 februari 2020 door
het Hof van Beroep Antwerpen(België) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in Detentiecentrum [plaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2020. Het verhoor heeft via telehoren plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting via telehoren verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw refereert zich aan het oordeel van de rechtbank en verzoekt de rechtbank direct mondeling uitspraak te doen.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrest van het Hof van Beroep Antwerpen van
16 januari 2020 met referentie: 2017/PGA/3915.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1.460 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.
De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Artikel 6, tweede lid, OLW verbiedt de overlevering van een Nederlander indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
De overlevering kan dan ook alleen worden toegestaan indien het vonnis bij verstek is gewezen en de opgeëiste persoon de mogelijkheid geboden wordt enig rechtsmiddel tegen het vonnis in te stellen teneinde in persoon ter terechtzitting te verschijnen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot dit arrest heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan onder het beding dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in het EAB onder d) het volgende verklaard:
"3.4. de beslissing is niet persoonlijk aan de betrokkene betekend, maar
• de beslissing zal hem na de overlevering onverwijld persoonlijk worden betekend; en
• de betrokkene zal na de betekening van de beslissing uitdrukkelijk worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarbij de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, en die kan leiden tot herziening van de oorspronkelijke beslissing; en
• de betrokkene zal geïnformeerd worden over de termijn waarover hij beschikt om verzet aan te tekenen, namelijk 15 dagen"
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze garantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en is de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond niet van toepassing. Dit betekent dat ook de weigeringsgrond van artikel 6, tweede lid, OLW niet van toepassing is.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval alleen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd
en
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Openbaar Ministerie te Amsterdam heeft op 15 oktober 2020 per e-mail de volgende garantie inzake de opgeëiste persoon verzocht.
"Naar aanleiding van het uitgevaardigde Europese Aanhoudingsbevel van 26 februari 2020 tegen de heer [opgeëiste persoon], geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] (Nederland) zou ik graag de volgende aanvullende informatie van u ontvangen.
1) Terugkeergarantie
Gebleken is dat dhr. [opgeëiste persoon] ook in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Dit heeft tot gevolg dat op grond van artikel 5 lid 3 van het Kaderbesluit Europees Aanhoudingsbevel en artikel 6 lid 1 van de Nederlandse Overleveringswet de overlevering slechts kan worden toegestaan nadat van u een terugkeergarantie is ontvangen. Deze terugkeergarantie (op basis van het Europees Kaderbesluit 2008/909/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie) houdt in dat, in het geval de opgeëiste persoon na overlevering in België onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
Ik verzoek u deze garantie tot teruglevering te verlenen."
De advocaat-generaal te Antwerpen heeft op 15 oktober 2020 als antwoord op bovengenoemde e-mail de volgende garantie gegeven:
"Ik geef u hierbij deze garantie."
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Aan deze voorwaarde is voldaan.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW

Het EAB heeft betrekking op strafbare feiten die geacht worden gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In die situatie staat artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW de overlevering niet toe.
Met een beroep op artikel 13, tweede lid, OLW heeft de officier van justitie gevorderd dat wordt afgezien van deze weigeringsgrond. Uit het oogpunt van een goede rechtsbedeling behoort overlevering aan de Belgische autoriteiten plaats te vinden. De volgende argumenten zijn aangevoerd:
- dat de rechtsorde in België is geschokt
- dat de vervolging in België is gestart
- dat het bewijs zich in België bevindt
Gelet op de door de officier van justitie aangevoerde argumenten heeft de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot haar vordering kunnen komen. Daarom moet van bedoelde weigeringsgrond worden afgezien.

8.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 140 en 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6, 7, 12 en 13 OLW Overleveringswet.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Hof van Beroep Antwerpen(België).
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M.EM. James-Pater en E.J. Otten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 21 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.