In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 januari 2020 uitspraak gedaan tegen een rechtspersoon die gedurende twee jaren pluimvee heeft gehouden zonder de benodigde pluimveerechten. De zaak betreft de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2016, waarin de rechtspersoon in Houten meer leghennen heeft gehouden dan toegestaan op basis van het aantal pluimvee-eenheden. De officier van justitie, mr. N. Huisman, heeft aangevoerd dat de rechtspersoon opzettelijk heeft gehandeld door het houden van 34.933 leghennen in 2015 en 33.357 leghennen in 2016, terwijl er geen pluimveerechten aanwezig waren. De verdediging heeft betoogd dat de gedraging niet aan de rechtspersoon kan worden toegerekend, omdat de feitelijk leidinggevende niet op de hoogte was van de verkoop van de pluimveerechten door de vorige eigenaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verboden gedragingen in de sfeer van de rechtspersoon hebben plaatsgevonden en dat de rechtspersoon verantwoordelijk is voor de overtredingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de rechtspersoon opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen straf of maatregel wordt opgelegd, rekening houdend met de rol van de feitelijk leidinggevende en het wederrechtelijk verkregen voordeel. De rechtbank heeft de rechtspersoon vrijgesproken van andere tenlasteleggingen en het bewezen verklaarde feit als strafbaar aangemerkt.