ECLI:NL:RBAMS:2020:5314

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
13/751540-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 13 oktober 2020 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Warschau, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 augustus 2020. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld, die in Polen is geboren en momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de behandeling die leidde tot het verzamelvonnis in Polen, wat een belangrijke weigeringsgrond vormt onder artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB en de bijbehorende veroordelingen beoordeeld. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon een gevangenisstraf van 14 jaar heeft gekregen, waarvan nog 11 jaar, 9 maanden en 26 dagen resteert. De rechtbank heeft ook gekeken naar eerdere uitspraken en de complexiteit van de zaak, waarbij zij heeft verwezen naar een eerdere uitspraak van 18 augustus 2020 waarin ook een overlevering op basis van artikel 12 OLW was geweigerd.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW, omdat de informatie die door de Poolse autoriteiten was verstrekt niet voldoende was om de toelaatbaarheid van de overlevering te beoordelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering om proceseconomische redenen niet kan plaatsvinden, en dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751540-20
RK nummer: 20/3852
Datum uitspraak: 13 oktober 2020
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 augustus 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 mei 2020 door
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] (op basis van een ander overleveringsverzoek met parketnummer 13/751380-19),
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 oktober 2020. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon (via een videoverbinding) is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een verzamelvonnis (
collective judgement) van
28 maart 2019 van
the Regional Court in Warsaw, met kenmerk: XII K 6/19,
“kept enforced by a judgement of Appeal Court in Warsaw”van 17 december 2019, met kenmerk II Aka 359/19. Hierbij is opgelegd een gevangenisstraf van 14 jaar. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 11 jaren, 9 maanden en 26 dagen.
Uit onderdeel F van het EAB volgt dat aan het verzamelvonnis tien veroordelingen ten grondslag liggen.
Deze veroordelingen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

In het EAB staat vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij de behandeling ter terechtzitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid. Ten aanzien van de tien in het EAB genoemde onderliggende vonnissen ontbreekt nadere informatie, met dien verstande dat over de 7e veroordeling (van 18 december 2017 door
the District Court in Bytów, II K 491/16) al eerder is geoordeeld door deze rechtbank. Deze veroordeling was de grondslag van een EAB uitgevaardigd op 18 maart 2019 door
The District Court in Slupsk. In deze zaak (parketnummer: 13/751379-19) is de overlevering op 27 augustus 2019 geweigerd op grond van artikel 12 OLW.
Op 14 augustus 2020 heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) daarom de volgende vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit met betrekking tot de vereisten van artikel 12 OLW:
With regards to the appeal of the collective judgment II Aka 359/19 of 17 December 2019 by the regional court in Warsaw:
1) Did the requested person by other means actually receive official information of the scheduled date and place of the trial which resulted in the decision, in such a manner that it was unequivocally established that he or she was aware of the scheduled trial, and was informed that a decision may be handed down if he or she does not appear for the trial? If this is the case, please inform me as to the manner in which the requested person actually received the official information regarding the appeal procedure.
2) Was the requested person served with the decision in this case and was he expressly informed about the right to a retrial or appeal regarding the appeal procedure?
3) If the answers on questions 1 and 2 are no, I would like to ask you whether or not mister [opgeëiste persoon] will be granted the possibility UNCONDITIONALLY to request a retrial or re-examination against the judgement in appeal?
4) Did the imposed penalty of 14 years lead to a reduction of the total penalties of the underlying judgments?
With regards to the underlying judgments, could you please fill in the attached form for all of the underlying judgments, except the 7th judgment with ref. II K 491/16. We already have the information about that judgment.
Op 24 september 2020 en 1 oktober 2020 is er door het IRC gerappelleerd, waarna op 2 oktober 2020 door de uitvaardigende justitiële autoriteit als volgt is geantwoord:
Due to the complexity of the subject matter and the time needed to collect all the case files in order to prepare the response to Your questions we will not be able to send the answers You need before 15th of October 2020. On behalf of the Regional Court in Warsaw I would like to apologize for the delay and to ask to set forth the period for drawing up a reply to Your queries to 15th of October 2020.
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 OLW.
De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van de zaak aan te houden, mede gelet op de antwoorden die nog moeten worden verstrekt in het kader van de toetsing aan
artikel 12 OLW. Zij heeft het volgende aangevoerd. De officier van justitie is bekend met het feit dat de rechtbank in Poolse overleveringsprocedures niet alle zaken aanhoudt, maar in sommige zaken de overlevering weigert op basis van artikel 12 OLW. Dit is niet juist, omdat op dit moment het EAB nog niet inhoudelijk kan worden beoordeeld, gelet op de prejudiciële vragen die zijn gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot de bevoegdheid van de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit om EAB’s uit te vaardigen. De behandeling moet ook daarom worden aangehouden.
De rechtbank wijst naar punt 6 van haar uitspraak van 18 augustus 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:4032) en herhaalt daaruit de volgende passages:
Gelet op de eerste prejudiciële vraag zal in beginsel geen beoordeling van de toelaatbaarheid van de overlevering op basis van het voorliggende EAB plaatsvinden en zal de rechtbank in beginsel geen beslissing nemen over eventueel gevoerde verweren. De reden hiervoor is dat de status van de informatie die door de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB of nadien is verstrekt, voorwerp van de prejudiciële vragen is (immers, bij het verstrekken van dergelijke informatie is onafhankelijkheid vereist).
Op deze gang van zaken maakt de rechtbank één uitzondering. Als de rechtbank (mede) op basis van de door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit reeds verschafte informatie concludeert dat één van de weigeringsgronden als bedoeld in de artikelen 2, 6-10, 12-13 en 26, vierde lid OLW juncto artikel 28, tweede lid, OLW van toepassing is, althans dat die informatie de toepasselijkheid van een dergelijke weigeringsgrond niet uitsluit, dan zal zij om proceseconomische redenen de overlevering weigeren.
Voor de goede orde wijst de rechtbank er op dat aanvullende informatie, gelet op de prejudiciële verwijzing, vooralsnog niet langer zal worden opgevraagd.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak sprake is van de hiervoor genoemde uitzondering. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom niet aanhouden, maar de overlevering om proceseconomische redenen weigeren op grond van artikel 12 OLW.

5.Toepasselijke wetsbepaling

Artikel 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Warsaw, VIII Criminal Division, Polen.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. Ch.A. van Dijk en L.Z. Achouak El Idrissi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.T.P. van Munster, griffier.
en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2020.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.